Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 22/1 (juli 2006) pag. 37-39


Honderden trouwlustige paartjes onderdak - wethouder Bouma bouwt goedkope woningen in Bussum

Eric de Ruijter 

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

De woningnood was groot na de oorlog. Wethouder Bouma bedacht een plan om goedkoop 306 woningen te bouwen op de Eng. Hij bracht Bussum daarmee landelijk in het nieuws en verdiende zelfs een schouderklopje van de minister. 

Meer bouwen

Na de tweede wereldoorlog was de bouwproductie weer moeizaam op gang gekomen. Er was gebrek aan alles: woningen, materialen en bouwvakkers. Het was dus zaak om snel en goedkoop te bouwen. De overheid stelde zich actief op; ze bood financiering aan in het kader van de woningwet. Om de kwaliteit te waarborgen waren er in 1946 wel zogenaamde ‘wenken’ opgesteld, die criteria gaven voor afmetingen en soorten materiaal. Het waren vooral de gemeentes die hard aan de slag gingen, wat minder de woningbouwverenigingen. Minister In 't Veld van huisvesting deed er nog een schepje bovenop door openlijk op te roepen tot sneller en goedkoper bouwen. (voetnoot 1) 

Beschikbaarheid van de Eng

Bussum beschikte toevallig in deze tijd over een groot stuk bouwgrond. Al voor de oorlog waren er plannen ontwikkeld voor de uitbreiding van Bussum op de Eng. De oorspronkelijke gronden voor villabouw bleken nu hard nodig voor sociale woningbouw. Bussum kende net als de rest van Nederland een behoorlijke woningnood, of zoals het omschreven werd: “een paar duizend samenwoningen, met alle ellende voor de betrokken gezinnen, en enkele honderden jonge mensen die gaarne zouden trouwen indien zij maar een woning konden krijgen” (voetnoot 2). De gemeente was in 1942 al begonnen met de eerste huizen en was van plan na de oorlog de uitbreiding krachtig voort te zetten. 

      
 
Wethouder Bouma in de in aanbouw zijnde
woningen, 1950. (Foto Bussumse Courant)

Bouma achter de werktafel

De Bussumse wethouder Leendert Bouma (1892-1958) was de man die uitdaging van de minister oppakte. Bouma was een oude rot in de lokale politiek. Hij was al in 1919 lid van de gemeenteraad geworden voor de SDAP en in 1939 wethouder. Hij was bovendien vertrouwd met het bouwvak en ging zelf achter de tekentafel staan. Met de vraag voor ogen “hoe breng ik 350 trouwlustige paartjes onderdak”, maakte hij een ontwerp voor 306 (later 311) woningen en 14 werkplaatsen. In het plan De Eng werden ze gepland tussen de huidige Huurmanlaan, de Ceintuurbaan, de De Ruijterstraat en de Jan Bottemastraat. Op 10 januari 1950 werd het plan door de gemeenteraad goedgekeurd. Bovendien keurde de gemeenteraad ook goed dat de verdiepinghoogte in de bouwverordening verlaagd werd van 2.70 naar 2.60 meter. De aannemer kon aan de slag. 

Geen bijzondere huizen

Wat waren het dan voor woningen? Als je bij de Huurmanlaan, de Piet Heinlaan of de Thijssenstraat rondloopt zal je niets bijzonders opvallen, niet de geringe hoogte en geen bijzondere bouwmaterialen. Bouma had bedacht voor de benedenverdieping drie baksteenlagen minder te gebruiken, en op de bovenste verdiepingen ieder vier lagen te besparen. Tien lagen minder betekende sowieso al een besparing op materiaal- en personeelskosten. De huizen hadden beneden de gebruikelijke kamer-en-suite, een keuken en WC. Boven waren drie slaapkamers, een douchehok en een bergzolder.

Het bijzondere zat vooral in het gebruik van standaardmaten en -materialen. De woningen werden in even aantallen gebouwd zodat de douche, WC, keuken en riool naast elkaar kwamen te liggen en de leidingen zoveel mogelijk gedeeld konden worden. Er kwam bijvoorbeeld een rechte trap in de gang, die gemakkelijk in de fabriek in serie gebouwd kon worden. Door de plafonds deels van hardboard te maken werd bespaard op stuckosten. Door dus scherper te calculeren en efficiënter te plannen en door het complex aan één aannemer te gunnen kon er inderdaad goedkoper gebouwd worden. 

      

 
Interieur huiskamer 1950

Een standbeeld voor Bouma?

Nadat de minister het openbaar het Bussumse plan geroemd had en beloofd extra geld vrij te maken, werd Bussum landelijk nieuws. De gemeente werd overstelpt met telefoontjes en bezoeken van andere gemeenten die ook geïnteresseerd waren.
Toch waren de reacties niet allemaal positief. De vragen van kamerlid Andriessen (op 31 januari 1950) aan de minister hadden vooral betrekking op het Bouwplan. Werden de regels niet geschonden, waren de huren niet te hoog en was de kwaliteit wel goed genoeg. De minister stelde de kamer gerust dat alles binnen het Bouwplan verantwoord kon worden.

      

Tekening plattegrond, 1950
 

Van de zijde van de architecten kwam ook kritiek. De Bussumse architect P.J. Hamers waardeerde weliswaar het lef van Bouma, maar had er moeite mee dat Bussum zich niet aan de regels hoefde te houden (voetnoot 3).

In de bouwwereld had men vooral moeite met de kwaliteit. Bussum zou eigenlijk niet veel bijzonders doen en het was de vraag of het degelijk genoeg was. Een burgemeester van een andere stad vatte het zo samen: Bussum moest vooral voor Bouma een standbeeld oprichten, maar dan wel een hol beeld met een gleuf erin. Dan konden de Bussumse wandelaars af en toe iets doneren als stroppenpot voor de woningen (voetnoot 4). 

Schouderklopje van de minister

Hoe dan ook, minister In ‘t Veld was blij met de woningen. Hij kwam dan ook persoonlijk om de eerste 35 woningen op 9 september 1950 in gebruik te geven. Hij weersprak nog eens de kritiek en prees de wethouder, die toch maar mooi de term Bouma-woningen bekend had gemaakt. Voordat hij de woningen opende ridderde hij Bouma zelfs in de orde van Oranje-Nassau “als uiting van grote waardering voor uw werk op het gebied van volkshuisvesting in het algemeen en op dat van de kostprijsverlaging in het bijzonder” (voetnoot 5).

      
Open dag eerste opgeleverde huizen, 1950
 

Wie ook blij waren met de woningen waren de Bussumse woningzoekenden. Volgens de Bussumse courantbezochten in een paar dagen enkele duizenden mensen de nieuwe huizen ter bezichtiging. 

Conclusie

De Bouma-woningen in Bussum zijn symbolisch voor de hoop en angsten van de na-oorlogse woningbouw. Bouma sprong handig in op de grote vraag naar woningen, en Bussum had toevallig ruimte om te bouwen. De overheid was blij omdat ze hoopte op deze manier sneller meer woningen te kunnen bouwen. Tegelijkertijd leefde er bij velen de angst dat de kwaliteitsnomen die de woningwet sinds 1903 oplegde terzijde geschoven zouden worden. Uiteindelijk bleek het toch meer een zaak van succesvol kruidenieren en creatief met de regels omgaan. Vooral de verregaande standaardisatie was een groot succes. Dat zou het woningbouwbeleid in de jaren ‘50 en ‘60 blijven kenmerken. (6) 

Noten

  1. Noud de Vreeze, Woningbouw, inspiratie & ambities. Kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland. (Almere, 1993)
  2. L. Bouma, “Goedkoper wonen. Het f 100,-plan voor Bussum”, Bouw. Centraal weeekblad voor het bouwwezen (1950), p. 150
  3. “Geef ook particulieren vrijheid van handelen”, Bussumse courant, (jan. 1950)
  4. L. Bouma, ibidem, p. 150
  5. “Minister In 't veld gaf Bussum eerste goedkope woningen in gebruik”, Bouw. Centraal weeekblad voor het bouwwezen (1950), p. 624
  6. Het archief van de gemeente Bussum over onder de Bouma-woningen was helaas ten tijde van het schrijven van dit artikel in bewerking en niet voor onderzoek toegankelijk.