Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum 19/2 (augustus 2003) pag. 22-31


Toonkunstkoor Bussum 120 jaar - jubileumconcert samen met Toonkunstkoor Hilversum

Marcus van der Heide

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Samenwerken is tegenwoordig aan de orde van de dag: samen sta je sterker, samen kun je grote re projecten aan. Daarom nodigde Toonkunst Bussum de Hilversumse zustervereniging uit om voor het jubileumconcert een samenwerkingsverband aan te gaan. Hilversum reageerde positief en het resultaat was, dat op 23 en 24 mei 2003 Ein deutsches Requiem van Brahms eerst in Hilversum en een dag later in Bussum uitgevoerd werd. Maar het bijzondere is, dat de koren bijna 120 jaar geleden ook al samenwerkten en samen vijf uitvoeringen gaven: op 23 december 1884 traden in Hof van Holland in Hilversum de twee Toonkunstkoren van Gustav Adolph Heinze voor het eerst samen op. 

      
 
1. Het eerste concert van het jonge
C[a]ecilia, 20 april 1881 in Hotel
Nieuw-Bussum.

Hoe het begon

In juli 1874 werd de zgn. Oosterspoor, de treinverbinding Amsterdam -Amersfoort, geopend. Vanaf dat moment werd het Gooi een belangrijke forensenplaats. Ook Bussum werd opgestoten in de vaart der volkeren. Het onderwijs werd verbeterd door stichting van meerdere scholen, en er kwam een prachtig raadhuis en een postkantoor, om om maar iets te noemen. Tussen   januari 1877 en 1 januari 1887 verdubbelde de bevolking en steeg toen naar 3000 zielen. Maar bovenal vroegen de nieuwkomers/de forensen ook het nodige culturele klimaat.

In 1880 werd in Bussum een gemengd koor Cecilia opgericht, waartoe reeds dadelijk 40 werkende leden en een even groot aantal kunstlievende leden zijn toegetreden., aldus de Gooi- en Eemlander van 11-12-1880.

Hilversum krijgt in 1882 een nieuwe koorvereniging: "Deze heeft naar wij vernemen den hoogst verdienstelijken en met roem bekenden componist Heinze tot directeur [= dirigent] verkozen", dan volgt de wens: dat de heer Heinze voor die Zangvereeniging moog blijken te zijn, wat de heer Hartog voor Caecilia steeds is geweest [Gooi-en Eemlander 30-12-1882].

Toonkunstkoor Hilversum heeft dan ook in november 2002 met een bijzonder concert zijn 120-jarig jubileum gevierd. Op het programma stond het Magnificat van C. Ph. E. Bach en een speciale compositie voor koor, orkest en solisten van de hand van de eigen dirigent Nico Philipp Hovius, Il Cantico del Sole, op tekst van Franciscus van Assisi.

Om meer status te hebben trad Caeciliain 1883 toe tot de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, die al van 1829 stamde. Deze organisatie zette zich in voor meer algemeen en grondig onderwijs in de muziek, en wel in het bijzonder in de zang., aldus de doelstelling, en richtte vanaf 1840 zangklassen op; hieruit kwamen later de Toonkunst-Muziekscholen voort, die zich ook op instrumentaal onderwijs gingen toeleggen.

      
2. Advertentie in de Gooi- en
Eemlander van het laatste
concert van Jacques Hartog
op 18 oktober 1884.
 

Jacques Hartog (1837-1917) uit Amsterdam dirigeerde het koor na de toetreding nog slechts in drie uitvoeringen. Het eerste 'Toonkunstconcert' van 28 april 1883 omvatte Erlkönigs Tochter van Niels Gade, Agrippina van Fr. Gernsheim, Loreley van Ferd. Hiller en Geistliche Lieder van Mendelssohn. In december 1883 volgde het tweede concert. Na het concert van 18 oktober 1884 kreeg hij op zijn verzoek eervol ontslag. Hij werkte aan diverse (Toonkunst)muziekscholen en werd [de eerste] privaatdocent muziekgeschiedenis aan de universiteit van Amsterdam. Hij was in 1880 bij Caecilia aangesteld tegen een honorarium van honderd dertig gulden voor de leiding van zes en twintig oefeningen [brief van 30 november 1880 in het Hartog-archief, UB Amsterdam; noot 1].

      
 
3. Advertentie decemberconcert 1884.
De trein van 10.50 zal te Bussum
stoppen! Op het programma de
bekende Psalm 24 van Mendelssohn.
De pianobegeleiding was in handen
van C. Andriessen Jr., de latere
opvolger van Heinze als dirigent van
het Toonkunstkoor Hilversum.

Gustav Adolph Heinze (1821-1904)
De opvolger van Hartog werd de 'beroemde' Heinze. Hij was uit Duitsland afkomstig en kwam na daar brodeloos te zijn geworden in 1850 naar Amsterdam. Hier ontpopte hij zich allengs als een van de belangrijkste personen op muziekgebied in de negentiende eeuw: hij werd niet alleen de gevierde dirigent / componist (van meer dan 200 composities, waarvan 101 genummerd), maar ook de oprichter van de Amsterdamse Toonkunst Zangschool in 1862 en de Amsterdamse Muziekschool in 1865.

Het bestuur van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst stelde in 1865 .ereducaten in, bestemd voor componisten wier werken in de kring der Maatschappij voor de eerste maal uitgevoerd werden; in 1866 werden deze gouden muntjes voor het eerst geschonken aan Gade, Heinze, Hiller, Nicolai en Reinecke.

Vreemdeling Heinze richtte in 1875 met Richard Hol, W.E.G. Nicolai, Willem Stumpff en H.A. Meyroos de Nederlandse Toonkunstenaarsvereniging op. In 1882 liet hij zich tot Nederlander naturaliseren. In 1883 verhuisde hij naar Muiderberg. Vanaf nu kon het Gooi optimaal van hem profiteren. Het verbaast dus niet dat Caecilia eind 1884 een beroep op hem doet. Heinze was al dirigent in Hilversum, en hij komt reeds op 23 december 1884 met een gecombineerde uitvoering der afdeelingen Hilversum en Bussum.

De recensent van de Gooi- en Eemlander prijst Mevrouw Heinze als tekstdichter van het declamatorium van Heinze, dat uitgevoerd werd. Het aantal kunstminnende leden der Hilversumse Afdeling bleek "betrekkelijk gering", maar "nu beide afdelingen, ongeveer 80 zangeressen en zangers, zich vereenigd hebben onder leiding van den wakkeren en talentvollen heer Heinze, zijn zij in staat meermalen flinke uitvoeringen te geven".

Er volgden inderdaad nog vier coproducties, om en om in Bussum en Hilversum. Vier maanden later, op 18 april 1885 vindt het tweede concert plaats, nu in Bussum. Op het programma stonden het oratorium Die letzten Dinge van Louis Spohr en de ballade Erlkönigs Tochter van Niels Gade. De toegangsprijs voor "meer Dames en Vreemdelingen" is verlaagd van f 1,50 naar f 1,-.

Een van de pianisten is wederom C. Andriessen Jr., het harmonium wordt bespeeld door D.J.P. Gunters, docent aan de Toonkunstmuziekschool in Bussum, door Heinze daar in 1885 opgericht [noot 2]. De advertentie in de krant roept de Hilversumse leden op om vooral de laatste repetities [in Bussum dus] bij te wonen. Het derde concert, weer in Hilversum, bracht een novum: op 7 januari 1886 werd de Schöpfung van Haydn begeleid door het Corps [het latere Utrechts Stedelijk Orkest] van Coenen. Het werd niet helemaal een succes, "de begeleiding was nu en dan wat ruw. Meer beschaafde toon en wat zachter in de accompagnerende partijen ware wel wenselijk geweest". Het "Gedenkboek Hilversum 1424-1924" vermeldt nog, dat de uitvoering "ook financieel boven de krachten van de jonge vereniging ging".

      
4. Portretten van drie dirigenten uit de 19de eeuw: v.l.n.r. Hartog, Heinze en Schoonderbeek.
 

Huishoudelijke uitvoeringen

De onvermoeibare ijver van Heinze blijkt ook uit de zgn. 'huishoudelijke uitvoeringen'. Hiermee begon hij op 13 februari 1886 in Bussum en "die uitvoering werd zeer geprezen en gaf groot genoegen" [Gooi-en Eemlander]. Een ingezonden verslagje sprak van "een van die gezellige avonden onder ons van vroegere jaren [ ]. Met kwistige hand werden ons de keurigste schotels toegediend, dit alles onder de bekwame leiding van den directeur". Op 18 maart volgde alweer zo n soirée, en ook Hilversum begon er op 6 april mee. Rezen er vraagtekens bij de gezamenlijke optredens, nu het "onder elkaar" zo gezellig was?

Toch volgden er nog twee gezamenlijke concerten. Op het concert van 5 mei 1886 werd het programma afgewisseld met werken voor twee piano's (Saint Saëns en Beethoven). Van Heinze zelf klonken Verlangen, concertstuk voor bariton, en fragmenten uit zijn oratorium Auferstehung [Op. 42 uit 1862]. Het laatste gezamenlijke concert was op 5 maart 1887, in Hilversum. Christus van Mendelssohn, Ein geistliches Abendlied van Reinecke en Hillers Lorelei werden afgewisseld met "vier nommers voor violoncel en piano". 

De scheiding

Hierna gaan de verenigingen weer hun eigen weg. Bussum 14 december 1887 zijn eigen 'Groote Uitvoering'. Hilversum volgde op 24 januari 1888 met het eigen concert. Heinze dirigeerde deze concerten. Op 7 april 1888 vond echter het laatste concert van Heinze in Bussum plaats, een Schumann-programma. Als violist trad J.A. Tak, verbonden aan de Toonkunst Muziekschool op, hij speelde de drie Romances van Schumann. In de loop van dat jaar werd Heinze ernstig ziek (attaque; noot 3), zijn opvolger werd "een verdienstelijk dilettant uit Amsterdam", de heer G.F. Dorper. In Hilversum werd C. Andriessen Jr. de nieuwe dirigent, de begeleider van het eerste gezamenlijke concert in 1884. Hij nam in 1942 afscheid als dirigent van Toonkunst Hilversum [noot 4]. 

De dirigenten na Heinze

De na Heinze komende dirigenten van Toonkunst Bussum tot de huidige dirigent zijn slechts acht in getal, en dat in ruim 110 jaar:
G.F. Dorper (1856-1903) 1888-1896
Frederik J. Roeske (1868-1961) 1896-1899
Johan Schoonderbeek (1874-1927) 1899-1921
Ernest W. Mulder (1898-1959) 1921-1945
Jan Felderhof (1907) 1945-1955
Anton Dresden (1917-1994) 1955-1987
Wim van Herk (1950) 1987-1992
Stuart Doughty (1953) 1992-2001
Marion Bluthard (1970) 2002-2016
(De regel hierboven, over Marion Bluthard, is een latere redactionele toevoeging van de webredacteur.]

Dorper kreeg als eerste het honorair lidmaatschap van Toonkunst "sedert vele jaren geheel belangeloos en met grote toewijding de leiding op zich genomen heeft en uitvoeringen tot stand gebracht, welke van zijne volharding en bekwaamheid getuigden", aldus het schrijven aan de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst van 10-4-1893.

Roeske is de bekende dirigent / componist van zijn mannenkoor Apollo in Amsterdam. Hij zorgde voor de feestelijke muzikale opening van Bussums nieuwe cultuurtempel Concordia in 1897 en maakte er het jaar daarop een waar operahuis van door de uitvoering van de Orpheus van Gluck. Dit geschiedde in het kader van het jaarlijkse muziekfeest. dat de Maatschappij op 18 en 19 juni 1898 in Bussum organiseerde.

Een van de verdiensten van Schoonderbeek was, dat hij ijverde voor een eigen begeleidingsorkest: in 1904 was het dan zo ver, op een "buitengewone uitvoering" stonden het dubbelconcert van Bach en een pianoconcert van Beethoven op het programma. Het orkest werd overigens wel versterkt met leden van het Concertgebouworkest. Voor de 25-jarige jubileumuitvoering in 1908 doet hij echter een beroep op het Utrechts Stedelijk Orkest, uitgevoerd werden La Redemption van César Franck en La Sulamite van Chabrier. Maar Schoonderbeek is ook de die in 1921 Toonkunst bijna te gronde richtte door de oprichting van de Nederlandse Bachvereniging. Bijna het gehele koor gaat met hem mee. Een buitengewone ledenvergadering was nodig `tot het nemen eener beslissing over het al of niet blijven voortbestaan van de afdeeling`. Schoonderbeek bleef tot zijn dood directeur van de Toonkunst Muziekschool in Bussum.

De jonge Ernest Mulder presteerde het de vereniging weer op de rails te krijgen. Onder hem kwam het begeleidingsorkest goed van de grond. Mulder, vanaf 1922 leraar compositie en muziektheorie aan het Amsterdams Conservatorium, componeerde zelf ook veel en zette bij het 50-jarig jubileum van het koor in 1933 naast de Krönungsmesse van Mozart zijn eigen Symphonia sacra op het programma. Het was het jaar dat de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst haar 104de jaarvergadering in Bussum hield, in logement 'De Rozeboom'. 's Middags vond op het landgoed van voorzitter J.P. Dudok van Heel een openluchtopvoering plaats van de Esmoreit met scenemuziek van Mulder.

De Bussumse Courant besteedt uitgebreid aandacht aan de diverse evenementen. Interessant zijn de Toonkunstgegevens: het bedrag door de leden der Afdelingen aan de Algemene Kas te betalen werd voor '33/34 wederom vastgesteld op f 1,10 (waarvan de 10 cent was bestemd man, als bijdrage in het fonds ten Bussum behoeve van het Muzieklyceum Scheurleer); het aantal Afdelinge bedroeg 38, er waren 6500 leden, waarvan te Bussum 204, Hilversum 180 en Laren 38. Onder de belangrijke uitvoeringen (zoals in Amsterdam Symphonie des Psaumes van Strawinsky, Leiden Lauda per la Natività van Respighi en Rotterdam Das Unaufhörliche van Hindemith) wordt de Symphonia sacra van Mulder genoemd, uitgevoerd op het concert van 24-2-1933. De opvolger van Mulder werd na de oorlog de in Bussum geboren en getogen Jan Felderhof. Deze had viool en compositie gedaan aan het Amsterdams Conservatorium en studeerde daar in 1933 af met de eigen Sinfonietta.In 1935 werd hij aan dit conservatorium benoemd als docent voor harmonieleer en analyse. Hij voerde met Toonkunst regelmatig eigen composities uit. Zo klonk bij zijn afscheidsconcert (hij was benoemd tot directeur van het Rotterdams Conservatorium) op 4 maart 1955 de Marcia sinfonica. De Bussumse Toonkunstmuziekschool [noot 5] kwam onder zijn leiderschap tot grote bloei, er werd theoretisch, instrumentaal en vocaal onderwijs gegeven "zowel aan dilettanten als vakleerlingen".
Het 'Toonkunstorkest' kwam er in 1946 uiteindelijk ook, zodat Bussum een van de weinige Toonkunstafdelingen is met koor en orkest.

       
 
5. Jan Felderhof als gastdirigent in 1981 en rechts Anton
Dresden, getekend door Emile de Vries (Sneek 1923).

Anton Dresden - hechte basis van 3 concerten
Zijn opvolger als directeur van de Muziekschool en dus ook dirigent van Toonkunst werd de pianist Anton Dresden, zoon van Sem Dresden (1881-1957). Hij was verbonden als docent piano en koordirectie aan het Conservatorium in Utrecht. Dresden zorgde voor een hecht fundament van programmering, te weten drie optredens per seizoen: in november een programma orkest- en kleinere koorwerken, in februari trad dan alleen het orkest (met solist) op en in mei was het compositie grote kooroptreden met avondvullend programma als Elias en Schöpfung.

Op de concerten bij het 80-jarig jubileum van Toonkunst in 1963 werd op het februariconcert een concert voor 2 piano's van Mozart gespeeld, opgenomen door de KRO, en op het meiconcert gingen deTageszeiten van Telemann en de Mis in Es van Schubert. Het 20-jarig jubileum van het Toonkunstorkest in 1966 werd opgeluisterd met Pianoconcert no. 4 van Beethoven. In het kader van het jubileum van het 150-jarig bestaan van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst in het Concertgebouw trad Bussum daar op: op 26 mei 1979 speelde Toonkunst Bussum Felderhofs nieuwste compositie, Groen is de gong, een stuk voor koor en orkest op tekst van Jan Engelman. Het was opgedragen aan de secretaris der Maatschappij, Wouter Paap.

Het jaar er op kreeg Dresden ter gelegenheid van zijn 25-jarig jubileum als dirigent van Toonkunst Bussum naast een lintje ook de hoogste onderscheiding van de Maatschappij, de Beerenstein-medaille. Het jubileumjaar 1983 werd uiteraard memorabel: Dresden koos als uit te voeren werk Le roi David van Honegger, en er verscheen een bescheiden jubileumboekje 'Een eeuw koorzang, het jubilerende koor van Toonkunst Bussum 1883-1983'. Heel bijzonder was het om Dresden op het novemberconcert in 1985 t.g.v. het 75-jarig bestaan van de Orkest Vereniging Amersfoort o.l.v. Jan Felderhof als solist mee te maken in de Variations symphoniques van César Franck.

Om gezondheidsredenen kon Dresden zijn afscheidsconcert, Ein deutsches Requiem van Brahms, niet zelf meer dirigeren. De net benoemde Wim van Herk was bereid het dirigeerstokje van hem over te nemen. Toonkunst Bussum was voor Van Herk, afgestudeerd in schoolmuziek en koordirectie aan het Arnhems Conservatorium, een goede leerschool. Zijn programmering was soms verrassend, zoals de uitvoering van De Schipbreuk van Wagenaar na de Mis in C van Beethoven op het juniconcert in 1988.

Zijn opvolger, de Engelsman Stuart Doughty bracht met name ook Engels repertoire in, waaronder direct al op zijn eerste concert, 11 november 1992, Brittens Saint Nicolas Cantata. Naast de Christmas Carols, eveneens van Britten, kwamen in zijn programmering bijvoorbeeld werken van Elgar, Rutter en M. Burd (Music's Praise voor. Op zijn afscheidsconcert 24 november 2001 klonken naast een pianoconcert van Rachmaninov de Five Mystical Songs van Vaughan Willams. Hij dirigeerde ook de Oratoriumvereniging Laren, zodat het onder zijn leiding tot drie gezamenlijke uitvoeringen kwam, van de Schöpfung en Jahreszeiten van Haydn en de Messe solennelle van Gounod. Over samenwerkingsverbanden gesproken!

       
 
Toonkunstkoor  Bussum (en -Hilversum) tijdens het jubileumconcert
24 mei 2003 in de Koepelkerk te Bussum. Foto Theo Wijnekus.

 De huidige dirigent

Sinds 2002 is Marion Bluthard de elfde en eerste vrouwelijke dirigent in de geschiedenis van koor en orkest van Toonkunst Bussum. Ze werd in 1970 in Stuttgart geboren en begon haar studie met een paar jaar Muziekwetenschap en Filosofie aan de Eberhard-Karls Universiteit in Tübingen. Van 1992 tot en met 1998 studeerde zij aan de Staatliche Hochschule für Musik und darstellende Kunst van Stuttgart. Haar hoofdvakken waren orgel, van koor en orkestdirectie, en als bijvak koos zij fagot. 
In 1996 won Marion de compositieprijs van het Europäische Kirchenfestival in Schwäbisch Gmünd. Haar veelzijdigheid blijkt ook uit het feit, dat ze al jaren viool speelt en als sopraan solistisch optreedt.

Het Cabrio-concert in Soest (mei 2002; het concert kon vanwege de weersomstandigheden niet in het openluchttheater Cabrio plaatsvinden) met operafragmenten van Mascagni en Smetana en Porgy and Bess van Gershwin werd onder haar enthousiaste en vakkundige leiding een geslaagde start bij Toonkunst. Het is toch wel bijzonder te noemen dat ook zij voor een coproductie stond. De uitvoering van Ein deutsches Requiem samen met het eveneens 120 jaar bestaande Toonkunstkoor Hilversum op 24 mei 2003 in de Koepelkerk te Bussum is een geslaagd jubileumconcert geworden. 

Noten

  1. Over Hartog schreef ik in Tussen Vecht en Eem Jaargang 3, nr. 1 van februari 1985 (pag. 25-29) het artikel Jacques Hartog, de eerste dirigent van Toonkunst Bussum.
  2. Over deze [eerste Toonkunst-]muziekschool, zie Contactblad Historische Kring Bussum Jaargang 1, nr. 1 (december 1984), pag. 13-15, het artikel De oorsprong van de Muziekschool te Bussum. Als oprichtingsjaar wordt altijd [de herstart onder Schoonderbeek in] 1904 genoemd.
  3. Gelukkig herstelde Heinze weer volledig en een ware Heinze-cultus ontstond. Zijn tachtigste verjaardag werd met grootse luister in Muiderberg gevierd, in 1904 stierf hij daar. Maar "wat leeft er nog van de bijna honderd werken, die hij in zijn 84 jarig leven schiep", schrijft J.D.C. van Dokkum in Honderd jaar muziekleven in Nederland [= 100 jaar Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst] in 1929. In 1979, 75 jaar na zijn dood, organiseerde Comité Oud-Muiderberg een Heinze-Symposium. Er verscheen een Heinze-biografie en vijf jaar later voerde het Oratoriumkoor Schagen de romantische Dichtung Der Feeenschleier [Op. 60, 1877] uit. Op de Brink in Muiderberg is het Heinze-monument uit 1904 te bewonderen en de plaatselijk fanfare heet uiteraard nog steeds Muziekvereniging G.A. Heinze.
  4. Deze geboren en getogen Hilversummer was vooral bekend van het Muziekinstituut Andriessen (het "Huis in de Veerstraat"), dat zijn vader in 1832 begon. Hij was de jongste van 12 kinderen. Twee broers gingen ook de muziek in, Nico (1845-1913) vertrok naar Haarlem en is de vader van de pianist Willem Andriessen (1877-1964) en de kerkmusicus Hendrik Andriessen (1892-1981). Broer Hendrik bleef in Hilversum, gaf ook les aan het Instituut en was organist en dirigent in de Sint Vitus; hij richtte het harmonieorkest van de Schutterij op. Twee zoons van Cornelis, Eddy en Tom, waren ook aan het Muziekinstituut verbonden. Eddy volgde zijn vader als dirigent van Toonkunst Hilversum op. Het Muziekinstituut vierde in 1957 zijn 125-jarig bestaan, maar ging in altijd 1962 op in het Goois Muzieklyceum dat al van 1923 stamde.
  5. In 1955 kwam er de concurrentie van het echtpaar Jan en Rie Nieland-ter Wee bij, die in Naarden de Muziekschool 'Jan Nieland' stichtte. De scholen zouden in 1974 fuseren. In 1996 hield deze gemeentelijke Muziekschool 'Gooi Noord' op te bestaan.