Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 21/2 (september 2005) pag. 12-20


Het verlangen naar een eigen dak - de Bussumse kerkgenootschappen in de 19de en 20ste eeuw

Cathrien van de Ree-Vlijm

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Er is heel wat veranderd in 200 jaar in Bussum. In 1808 telde het dorp 359 inwoners, allen rooms-katholiek. De spoorlijn heeft sinds het eind 19e eeuw verscheidenheid gebracht in het kerkelijk landschap. In 2004 is het aantal inwoners gestegen tot 32.143; een groot deel van hen behoort niet langer tot een kerkgenootschap. Bussum lijkt een bijzonder groot aantal kerkgenootschappen gehad te hebben in de 19e en 20ste eeuw. We willen hun geschiedenis bekijken,
zonder diep in te gaan op de verschillen in geloofsovertuiging (voetnoot 1). 

Vanouds katholiek

Al heel lang was Bussum een rooms-katholiek dorp. De stad Naarden, waaronder Bussum viel, was in de 17e eeuw "Gereformeerd" (voetnoot 2). Een verordening uit 1656 stelde weliswaar de verplichting dat de Bussumse buurmeesteren gereformeerd moesten zijn, maar Naarden liet oogluikend het uitoefenen van de rooms-katholieke godsdienst toe. Dit leidde waarschijnlijk tot verhuizing van sommige Naardense burgers naar het Bussumse platteland. Rond 1700 was men zelfs een eigen kapelletje rijk (voetnoot 3).

In 1817 werd Bussum zelfstandig. Koning Willem I gaf opdracht om een Nederduitsch Hervormde gemeente te stichten. Dat had alles te maken met de dominante positie die de Hervormde Kerk na de Franse tijd kreeg. In die tijd had Bussum ongeveer 800 inwoners, het merendeel nog katholiek, een handvol lutheranen en een honderdtal hervormden, waarvan 20 belijdende lidmaten (voetnoot 4).

In 1827 werden de hervormden in Bussum bij Koninklijk Besluit gescheiden van die van Naarden. Ze gingen een samenwerkingsverband aan met Blaricum-Laren en maakten afspraken over kerkdiensten. Toen de Rooms-katholieken een nieuwe kerk kregen vroegen zij burgemeester Banis om de oude Vituskapel af te staan voor hun diensten. Na wat geharrewar werd aan de kapel een kerkzaal aangebouwd. Op den duur werd dit zaaltje uitgebouwd, het maakte nog eens plaats voor een nieuw gebouw en werd veel later bekend als gebouw 'Irene'. Ds. Van Straten van Blaricum-Laren was de eerste van een lange rij voorgangers. Het ging vaak om een hulpprediker of een gedeeld dienstverband van een predikant in een nabuurgemeente. De meeste voorgangers bleven niet langer dan een paar jaar. 

Hervormd en gereformeerd

In de loop van de 19e eeuw groeide de hervormde gemeente gestaag. Twee grote afsplitsingen deden zich in die eeuw in de landelijke kerk voor, de Afscheiding van 1834 en de Doleantie (Dolerenden zijn treurenden) van 1886. Kort gezegd ging het in beide gevallen om een terugkeer de belijdenisgeschriften, waarvan de grote Hervormde kerk naar de mening van de betrokkenen te ver was afgedwaald. De Afscheiding ging niet helemaal aan de nog kleine gemeente in Bussum voorbij; de Christelijk Gereformeerden die zich hadden afgescheiden kerkten voortaan te Naarden. Een jaar na de Doleantie, in verzocht een groepje hervormde lidmaten de Bussumse kerkenraad "om ook hier de Reformatie ter hand te nemen".

      
 
Kerkje van Arendsen, Iepenlaan 14

De kerkenraad nam de oproep echter niet en riep de briefschrijvers op om berouw te tonen. Toen dat uitbleef deelden ze hen mee dat ze niet langer tot de hervormde kerk behoorden.
De verstoten broeders besloten met 10 gezinnen "de Gereformeerde Kerk in Bussum weer tot openbaring te brengen". Zo ontstond wat aanvankelijk "het kerkje van Arendsen" heette, naar het woonhuis van een van de voormannen waar men aanvankelijk samenkwam.

De grote woonkamer kon 80 mensen bergen. Later bouwde men een echt kerkje aan de Iepenlaan 6. Nadat in 1926 de Wilhelminakerk gebouwd was, is de kerk aan de Iepenlaan overgenomen door de Christelijk Gereformeerden (voetnoot 5). Deze kerkten daar tot voor kort. De Hervormde Gemeente bleef na 1887 ondanks het vertrek van de Dolerenden flink groeien. In 1914 nam zij de nieuwe Vredekerk aan het begin van de Huizerweg in gebruik.

      
Vredekerk
 

Later zou binnen de Hervormde kerk van Bussum een richtingenstrijd ontbranden. 

Dankzij de trein

Mede dankzij de komst van het spoor in 1874, toen de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort werd geopend, vestigden zich gaan deweg meer nieuwe inwoners in Bussum. Aanvankelijk waren het vooral welvarende burgers uit Amsterdam en omstreken die zich dit konden permitteren. De bevolking nam nog verder toe toen in 1930 de forensenbelasting werd afgeschaft. De nieuwe inwoners namen hun godsdienstige overtuiging mee. De samenstelling van de bevolking naar godsdienst veranderde rap. In 1889 was nog maar 60% van de bevolking rooms-katholiek, ongeveer 25% hervormd, 5% gereformeerd, 2% buitenkerkelijk. Verder is in de gegevens van Fabius sprake van "Waalsch Hervormd, Remonstrant, Christelijk Gereformeerd, Doopsgezind, Evangelisch Luthersch en Hersteld Evangelisch Luthersch, Nederlandsch Israëliet en andere gezindten" (voetnoot 6).

In de daarop volgende tien jaar verdubbelde de bevolking. Omstreeks 1900 was minder dan de helft nog katholiek en het percentage hervormden was gestegen naar ruim 30. Ook alle andere kerkgenootschappen telden aanwas, de lutheranen relatief het meest. Waarschijnlijk had dat laatste te maken met overloop vanuit de relatief grote en welvarende groep uit Duitsland afkomstige lutheranen in Amsterdam. Ook het percentage onkerkelijken steeg, zij het aanvankelijk heel langzaam.

De trend naar meer spreiding in godsdienst zette zich na 1900 voort. In 1909 zijn de absolute aantallen kerk-leden overal fors gestegen, vaak verdubbeld. Dat kwam door de uitbreiding van de burgerlijke gemeente. Het percentage gereformeerden en christelijk gereformeerden was sterker gestegen; daar komt de kerkgeschiedenis om de hoek. Het aantal andere gezindten steeg en 5% van de bevolking noemde zich inmiddels buitenkerkelijk. Helaas zijn geen exacte cijfers bekend van na de Eerste Wereldoorlog (voetnoot 7). Wel is bekend welke kerkgenootschappen in Bussum vertegenwoordigd waren. Heel globaal weerspiegelt dit de verhoudingen in grotere plaatsen in West Nederland, al denken veel Bussumers dat het grote aantal kerken uitzonderlijk is. In de 20ste eeuw zijn er meer kerkgenootschappen en bewegingen gekomen die geïnspireerd werden door buitenlandse voorbeelden: het Leger des Heils, piëistische groepen of Pinksterkerken uit Amerika.

      
 
Wladimirlaan 10

 Graag zelfstandig

Terug naar het eind evan de 19e eeuw. Vaak zochten de nieuwkomers in het begin geloofsgenoten op in naburige plaatsen en kerkten ook daar. Maar de wens om samen te komen met gelijkgestemden in hun eigen woonplaats ging al snel een rol spelen. In een van de herdenkingsboekjes werd het zo verwoord: "Op zekere dag namelijk ontmoette broeder D. op de Vlietlaan zuster M. Het gesprek ging over dat het hier zo mooi was enz. toch miste zij die Amsterdamse Evangelische Gemeente, hetgeen hij zich kon voorstellen omdat dit bij hem ook het geval was. Broeder D. vertelde dat hij al sinds hier woonde en wisselend ter kerke ging bij andere kerken [ ]. Zuster M. haakte hier op in door op te merken: waarom zou de Heer ons hier niet een evangelische gemeente kunnen geven?" (voetnoot 8).

En: Het zo algemeen menselijk verlangen naar een eigen dak voor zijn eigen gezin, strekt zich ook uit naar een eigen gebouw voor onze doopsgezinde gemeenschap (voetnoot 9).

Het stichten van zo'n eigen gemeente vroeg heel wat inspanningen. Er was een gebouw nodig, mensen die aan de samenkomsten en aan de organisatie van de gemeente wilden meewerken, een voorganger, een koster enz.. Dat kostte dus altijd geld en menskracht, hoe bescheiden men ook begon. Het losmaken van de kerkelijke gemeenschap in een nabuurplaats ging bovendien niet altijd zonder slag of stoot. Dat is wel begrijpelijk, want het ging vaak om betrekkelijk kleine groepen. Het zelfstandig worden van een groep in Bussum kon een aderlating betekenen voor een andere gemeente. Dit heeft bijvoorbeeld ten opzichte van Naarden gespeeld bij het losmaken van de Bussumse hervormden in de 19e eeuw en bij de joodse gemeenschap in het begin van de 20ste eeuw. 

Klein beginnen

Vaak begon een kleine kerkelijke gemeenschap eerst met huissamenkomsten. Dat deden bijvoorbeeld de gereformeerden in 1887 en de Vrij Evangelische gemeente in de jaren voor 1927. Als de groep te groot werd voor een huisgemeente, zag men om naar zaalruimte. Of men huurde een woonhuis of het kerkgebouw van een andere gemeente op de zondagmiddag of op een avond. De Vergadering van Gelovigen kocht een woonhuis aan de Molenlaan en het Leger des Heils huurde in de jaren dertig een oude verffabriek. De Lutherse gemeente begon haar diensten in 1902 in een zaal van Concordia. In 1915 maakten de Doopsgezinden gebruik van Concordia. Als er iets bijzonders was, zoals een doopdienst, huurden ze op zondagmiddag de Lutherse kerk, die inmiddels gebouwd was.

De volgende stap was een eigen gebouw(tje). Dat kon simpele nieuwbouw zijn, zoals in 1906 de kerk aan de Iepenlaan van de Dolerenden. Of men kocht en verbouwde een lokaliteit, zoals de oude bewaarschool die de Ned. Israëlitische gemeente betrok in 1917. Maar werd de groep groter, dan ging men toch meestal sparen en actie voeren voor een grote verbouwing of voor nieuwbouw: een echte kerk. Dit zelfde patroon zie je niet alleen bij de nieuwkomers; ook na afsplitsingen (en soms hergroeperingen) waaraan de Nederlandse kerkgeschiedenis zo rijk is. Ook Bussum heeft daarvan zijn deel gehad. 

Andere koers

In de Hervormde kerk heeft een duidelijke richtingenstrijd gespeeld. Veel van de Amsterdammers die zich in Het Spieghel gevestigd hadden, konden zich slecht vinden in de behoudende koers van de plaatselijke hervormde kerk. Veel nieuwkomers waren dan wel hervormd, maar wilden veel minder nadruk leggen op de belijdenisgeschriften en hadden weinig op met een dogmatische prediking. In 1882 sloten aanhangers van de 'moderne richting' die een verzoening met de moderne cultuur en de bevindingen van de wetenschap nastreefden, zich aan bij de Nederlandsche Protestantenbond. De Bussumse afdeling had veel aanhang onder de bewoners van het Spieghel. Haar zondagse samenkomsten werden aanvankelijk gehouden in Hotel Nieuw Bussum, vervolgens in Concordia en vanaf 1915 in een eigen en nieuw kerkgebouw aan de Iepenlaan. Een groep van zo.n 140 leden voelde zich veel meer thuis bij de zogenaamde ethische richting, met haar nadruk op het persoonlijke geweten, de ervaring en het christen-zijn in de dagelijkse praktijk. In 1915 richtten zij de Vereeniging tot Evangelisatie op. Ze organiseerden eigen kerkdiensten en benoemden mej. Van Woensel Kooy tot "godsdienstonderwijzeres" oftewel "evangeliste". Tien jaar later beschikte deze groep over een eigen gebouw, de "Spieghelkerk".

Maar ook in de behoudende hoek van de kerk was er onvrede met de koers. De afsplitsing van de Gereformeerde kerken in 1887 is al genoemd. Sommige mensen sloten zich aan bij nabuurgemeenten. In 1960 kwam het in Bussum tot de oprichting van een afdeling van de Gereformeerde Bond. De leden van deze bond verschilden ernstig van mening met de koers van de hervormde kerk, maar bleven daar principieel wel lid van. Zo functioneert de bond binnen de kerk, met eigen kerkdiensten en bijeenkomsten. Zij kwamen toen bijeen in de Vredekerk, kwamen in 1989 tot een hervormd-gereformeerde Pastoraatsgemeente Sion en mochten een eigen 'bijstand in het pastoraat' benoemen (voetnoot 10). 

      
 
Evan. Luth. Kerk aan de Mecklenburglaan

Beknibbelen

De nieuwe gemeentes van zo'n eeuw geleden waren vaak klein. Het stichten en onderhouden van het kerkgebouw en het betalen van predikant, koster en organist vroeg vaak heel wat aan kerkelijke bijdragen (en doet dat nog). Bij de hervormde kerk was lange tijd nog sprake van een financiële bijdrage van de staat, de zogenaamde gouden koorden, maar de anderen moesten alles zelf opbrengen. Dat lukte de ene keer beter dan de andere keer. Het is verbazend om te zien hoe snel men soms geld bijeen bracht, bijvoorbeeld bij de al genoemde bouw van het gereformeerde kerkje aan de Iepenlaan.

De kerkenraad besloot het geplande torentje maar te laten vervallen wegens de kosten, maar dat werd toch gebouwd en geschonken door de aannemer. Het avondmaalstel werd betaald uit persoonlijke sieraden die leden bijeen brachten.

De Evangelische Lutherse gemeente bracht in 1902-1903 bijna f 7000 van de benodigde f 10.000 in korte tijd bijeen, terwijl de gemeente bestond uit 65 belijdende en 35 doopleden (vermoedelijk kinderen). Vaak droegen gemeenteleden in arbeid of in natura bij aan de bouw en inrichting van kerken.

Getuige de overgeleverde teksten is er echter ook veelvuldig beknibbeld op bouw en onderhoud. Het torentje van de kerk aan de Iepenlaan werd al spoedig afgebroken wegens bouwvalligheid. Bij de inmiddels afgebroken Zuiderkerk gingen de buitenmuren spoedig bol staan en kostte de reparatie tienduizenden guldens. Bij de bouw van de Verlosserkerk werden de kosten gedrukt; volgens architect Nielsen moest de kerk "een bastion vormen tegen onze armoede en de geweldige ruimte om het gebouw".

Het is voorgekomen dat kerkeraadsleden persoonlijk borg stonden voor een van de schulden aan de aannemer (voetnoot 11). Inventaris werd soms overgenomen van elders, een preekstoel, een orgel, banken, zelfs extra krukjes omdat er zoveel toeloop was. Als het even kon, werd er op stookkosten bezuinigd.

Ook de traktementen werden niet gespaard. Fabius noemt al voorbeelden. In 1863 kreeg de hervormde kerk een orgel. De kerkenraad overlegde of men nu "pecuniae causa (wegens het geld) de voorzanger niet zoude kunnen missen". In dezelfde tijd werd overwogen een "gefortuneerd gehuwd proponent te beroepen die met het hulppredikerschap genoegen zal nemen en niet snel moeite zal doen voor een beroep naar elders" (voetnoot 12).

De kosteres van de Lutherse gemeente ging in 1902 een gulden per week verdienen, maar er werd uitdrukkelijk bepaald dat zij het plaatsengeld niet meer mocht innen. Toen de nieuwe kerk klaar was, mocht zij gratis de bovenwoning betrekken, maar toen hield het loon op. Een organist werd in 1903 uit de sollicitanten verkozen "omdat hij het zonder honorarium wilde doen" (voetnoot 13). 

Recycling

Geldgebrke en zuinigheid maakten dat de kerken eenvoudig begonnen en oude kerken van anderen opnieuw gebruikten. De kerk aan de Iepenlaan had bewoners uit verschillende kerken, evenals het pand aan de Nieuwe Englaan waar nu de Johanneskerk is. Daar huisden in de loop van de tijd onder meer de christelijk gereformeerden en het Hersteld Verband. Naderhand werd het weer een gewone hervormde kerk.

Veel beginnende kerkgenootschappen waren klein en arm. Woonhuizen of bedrijfspanden werden plaats van samenkomst, zoals bij de Jehovah's Getuigen, het kerkje van Arendsen, en meer recent de moskee. Soms werd een kerkje weer woonhuis of winkel: de oude synagoge werd afgebroken en op de plek werd een winkelpand gebouwd, de Jeugdkapel in Het Spiegel werd weer woonhuis.

Een derde vorm van hergebruik betreft inrichting en meubilair. De preekstoel uit het kerkje van Arendsen was een bruikleen. Hij verhuisde nog mee naar de Iepenlaan tot hij van ellende instortte. Het orgel van de Jozefkerk kwam uit het bepaalde Blindeninstituut in Grave; het orgel van de Vredekerk verhuisde naar de Wilhelminakerk.

De kruiswegstaties uit de afgebroken Heilig Hartkerk vonden een plaats in de Koepelkerk; een deel van de ramen uit de Zuiderkerk vond een plek in de Verlosserkerk. 

Niet alleen een kerk

In de eerste helft van de 20ste eeuw was de verzuiling in Bussum op zijn hoogtepunt. Elk kerkgenootschap had haast wel eigen scholen, eigen verenigingen, koren, jeugdorganisaties enz. Scholen en andere voorzieningen leunden soms letterlijk tegen de kerk aan, zoals bij de Heilig Hartkerk en de Jozefkerk. Ook de protestantse kerken lieten zich niet onbetuigd, maar zij bouwden vooral ruimtes voor hun godsdienstonderwijs (catechisatie) en verenigingen bij de kerk. Andere gebouwen zoals .eigen. scholen en bejaardentehuizen kwamen er ook, maar meestal niet naast de kerk. We moeten dit ook plaatsen in de emancipatiebeweging van bepaalde bevolkingsgroepen, zoals de rooms-katholieken en de gereformeerden. De bouw van het Eendrachtspark in Bussum is ongetwijfeld voor de laatstgenoemde groep een hoogtepunt geweest. 

Verbouwen en samengaan

Bussum kent nu, anno 2005, naast de Rooms Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland (een recente samenvoeging van de Nederlands Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland) een rij kerkgenootschappen met een eigen kerk: de Evangelisch Lutherse gemeente, het Apostolisch Genootschap, de Doopsgezinde gemeente, de Nederlandse Israëlitische Gemeente, het Leger des Heils, de Remonstrantse Gemeente en de Vrijzinnige Geloofs-gemeenschap NPB. Ook is er nog steeds een Vrije Evangelische gemeente en hebben de Jehovah.s Getuigen, de Vergadering van Gelovigen en de Nieuwe Apostolische kerk een eigen plek in Bussum. Leden van diverse andere kerkgenootschappen, zoals de Nederlands Gereformeerde Kerk, gaan ter kerke in naburige gemeenten. Daarnaast heeft Bussum net als elders de laatste tientallen jaren te met ontkerkelijking. De krimpende aantallen hebben tot ingrijpende verbouwingen geleid of zelfs tot afstoten en afbreken van kerkgebouwen. Het silhouet van de Vredekerk bleef bewaard, maar als appartementencomplex. Gebouw Irene en de Zuiderkerk zijn verdwenen, evenals de Elthetokapel de kapel van het Majella-ziekenhuis. De toekomst van het leegstaande gebouw van de Christelijkgerefor-meerde kerk aan de Iepenlaan is nog onzeker. 

Conclusie

Bussum heeft veel kerkgenootschappen gehad, en er zijn er ook nog veel actief. Het wijkt daarin echter niet af van wat in de rest van Nederland gebruikelijk is. De meeste begonnen klein, met weinig geld. Ze gebruikten tijdelijk de kerk van een ander of een woonhuis om samen te komen. In de loop van de twintigste eeuw manifesteerden de kerken zich heel duidelijk. De laatste jaren worden door de ont-kerkelijking en samenwerking steeds meer gebouwen overbodig. Het is de vraag hoe het met de kerkgenootschappen van Bussum staat over tien jaar of over nog een eeuw. 

Noten

  1. Behalve op schriftelijke bronnen is deze schets ook gebaseerd op gegevens van de kerken die leden van de Historische Kring bijeen brachten i.v.m. Open Monumentendag 2005. De eerste eeuwen van de Bussumse kerkgeschiedenis zijn uitvoerig beschreven door M. Heyne en W. van Berkel in Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 10, nr. 1 (april 1994), pag. 16-30, in Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 10, nummer 2 (september 1994), pag. 55-76, en in Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 10, nummer 3 (december 1994), pag. 100, en in Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 11, nummer 2 (november 1995), pag. 58-63.
  2.  Na de Reformatie werd vooral gesproken van gereformeerd; vervolgens werden de woorden hervormd en gereformeerd wel naast en door elkaar gebruikt. Na de Franse tijd werd de term hervormd officieel ingevoerd. Groepen die afscheidden gingen "gereformeerd" gebruiken als een soort geuzennaam.
  3. Zie o.m. A.J.N. Fabius, Geschiedenis van Bussum, 1917, p. 56 e.v.
  4. In Bussum kan alles, 1992, p. 24.
  5. Gedenkboekje 100 jaar Geref. Kerk Bussum, 1987 en Herinneringen H. van Norren, 1950.
  6. Fabius, p. 121
  7. De cijfers tussen 1920 en 1945 liggen in archieven die op dit moment niet toegankelijk zijn. Later zijn gegevens over godsdienst tot het domein van de privacy gaan behoren. Via kerkgenootschappen is waarschijnlijk wel iets te achterhalen, maar dan vallen grenzen van burgerlijke en kerkelijke gemeente vaak niet samen.
  8. Herdenkingsboekje Vrije Evangelische Gemeente 1927-2002.
  9. Driekwart eeuw Doopsgezinde Gemeente Bussum Naarden, p. 9
  10. De informatie onder 'Eigen koers' is afkomstig van ds. Peter Korver.
  11. Driekwart eeuw Doopsgezinde Gemeente Bussum Naarden, p. 10.
  12. Fabius, p. 60, 61.
  13. Drie eeuwen Lutherse gemeente in het Gooi, p. 39.

 

Geraadpleegde bronnen

* A.J.N. Fabius, Geschiedenis van Bussum, 1917.
* Evert Matthies, Kerkenpad door Bussum, 2001.
* In Bussum kan alles, Van dorp tot poort van het Gooi, 1817-1992, Historische Kring Bussum, 1992.
* M. Heijne, Bussums kerkgeschiedenis (4), in Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 11, nr. 2 (november 1995), pag. 58-63
* M. Langelaar, Drie eeuwen Lutheranisme in Naarden-Bussum, 1983.
* 100 jaar Gereformeerde Kerk van Bussum, 1887-1987.
* Mr. J.A. de Groot (red.), 50 jaar Remonstranten in het Gooi, 1986.
* 75 jaar Vrije Evangelische Gemeente Bussum, 2002.
* Driekwart eeuw Doopsgezinde Gemeente Bussum-Naarden, 1990.
* Prof. dr. G.P. van Itterzon, Kalender van de Kerkgeschiedenis, 1963.