Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 25/1 (april 2009) pag. 22-27


De Naarder en Bussummer Eng vóór 1902

Martin Heyne

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Tot nu toe is er nog geen studie gemaakt van de historie van de Naarder en de Bussummer Eng. Dat is in hoofdzaak te wijten aan het ontbreken van betrouwbaar kaartmateriaal dat ver genoeg terug gaat, waarbij we moeten denken aan de 16e eeuw. Ook beschrijvingen uit die periode zijn niet te vinden. Alleen door het vergelijken met ontwikkelingen rond de andere Gooise dorpen zijn wat aanwijzingen te achterhalen. Een groot probleem hierbij is dat Bussum rond 1500 verplaatst is, en na 1672 veel van de oorspronkelijke hoge (eng)gronden rond Naarden zijn afgegraven. In de volgende bijdrage zal niettemin geprobeerd worden aan de hand van latere sporen de grote lijnen aan het licht te brengen. 

De Naarder Eng

De bevolking van de stad Naarden bestond eeuwenlang naast handwerkslieden en handelaren uit zogenaamde stadsboeren. Deze laatsten hadden hun vee ‘s zomers op de Meent en ‘s winters op stal, bij hun boerderij binnen de stadsmuren. Daarnaast verbouwden ze voedingsgewassen als boekweit, rogge, gerst en knolletjes op akkers op de Eng, die direct buiten de stadsmuren lag. Na de Middeleeuwen ging men ook aardappelen verbouwen.

Daar kwam verandering in nadat in 1673 de stad op de Franse troepen heroverd was. Die hadden de weerloze vesting het jaar daarvoor zonder slag of stoot kunnen innemen. Om Naarden beter verdedigbaar te maken werd van hogerhand gelast dat tot een afstand van 300 roeden (ruim 1100 m) de hoge (zand)grond moest worden afgegraven om in tijd van oorlog dat gebied onder water te kunnen zetten, om zo de vijand op afstand te houden.

Als gevolg van deze maatregel ging een groot gedeelte van de Naarder Eng voor landbouw verloren. De gedupeerde boeren zochten nieuwe akkers in zuidelijke richting en legden die aan ten oosten van Laag Bussum, dat sinds begin 16e eeuw onder Naardens bestuur viel. De nieuwe Naarder Eng lag tussen de latere Landstraat en de straatweg van Naarden naar Laren en reikte waarschijnlijk tot de Huizerweg.

De Huizerweg was een ‘natuurlijke’ afbakening. Aan de overzijde lag grondgebied van Huizen. Daar hadden de Bussummers van ouds hun Eng.

Dwars over de Naarder Eng liep de eeuwenoude Hoog-Bussemmerweg. Die in de tijd dat Hoog-Bussem nog als dorp in gebruik was de verbinding vormde van dit dorp met de Meent bij het Naardermeer. Het is goed mogelijk dat de Naarder Eng aanvankelijk niet helemaal tot de Huizerweg reikte, maar begrensd werd door de Hoog-Bussemmerweg en pas later werd uitgebreid naar het zuiden. Dan zou ten noorden van de Huizerweg ook nog een stukje Bussummer Eng hebben gelegen, dat pas later van Naarden werd. Op de kaart van Walraven uit 1724 en die van Post uit 1733 staan beide engen als aaneengesloten bouwland aangegeven. Maar voor de mogelijkheid dat de Naarder Eng tot aan de Hoog-Bussemmerweg zou hebben gereikt, pleit het gegeven dat Walraven op zijn kaart de verkaveling tot aan die weg aangeeft. De Huizerweg staat bij hem niet aangegeven evenals een aantal andere wegen op de Eng, die dus niet zo belangrijk waren. De rest van de Eng, de Bussummer Eng, is blanco gelaten.

Uit het register behorende bij de kadastrale kaart ‘Bussum Sectie B’ uit 1832 blijkt dat in die tijd minstens 57% van het oppervlak van de Eng tussen de Brediusweg en de Huizerweg van niet-Bussummers was, wat voor een belangrijk deel Naarders geweest zullen zijn. Met andere woorden, ongeveer 40% van het oppervlak van de Naarder Eng was 15 jaar na het zelfstandig worden van Bussum in het bezit van Bussummers.

In de zuidwesthoek van de Naarder Eng is op de kadastrale kaart een kort stukje weg aangegeven. Dat blijkt de latere Driestweg te zijn, met precies de lengte die het 100 jaar later ook had. Het eerste deel tussen de Landstraat en de Visserstraat is in de 20e eeuw verloren gegaan. 

De Bussummer Eng

In het artikel “Bussum op de kaart vóór 1800” in TVE 26e jrg. nr. 3 sept. 2008, wijst de auteur, Jaap Groeneveld, op blz. 220 de lezer op een zevental vanuit Oud-of Hoog-Bussem uitwaaierende radiaalwegen, in richtingen tussen west en zuid. Dat zijn achtereenvolgens de Kattensteeg, als voorloper van de Brediusweg, dan de Hoog-of Oud-Bussummerweg, de Huizerweg, de Voor-en Achtermeulenweg, de (Oud) Krailooscheweg en de Oude Postweg (zie afb. 1).

De eerste drie zijn evenals de laatste twee doorgaande wegen, in tegenstelling tot de Voor-en de Achtermeulenweg, die een ontsluitende functie hadden.

Voor de ontsluiting van het gebied en het bereikbaar maken van de akkers dienden ook een aantal dwarswegen zoals het Koopwegje, de Barle Postweg, de Doornweg, het Bussummerpad en de Weg Langs ’t Hoogt.

De akkers op de Eng waren stroken grond van gemiddeld 22 m breedte en in lengte variërend tussen 15 en 560 m. Waarschijnlijk zijn de akkers lang geleden meer vierkant geweest en hadden dus een groter oppervlak. Omdat de zandgrond van nature schraal was, moest die door bemesting verbeterd worden. Stalmest was daarvoor de gebruikelijke oplossing. Daarvoor moest je over vee beschikken. Een rijke boer had meer vee dan een arme en kon een grotere akker bemesten. Er gingen eeuwen overheen voor de teellaag voldoende dikte had om er elk jaar gewassen op te kunnen verbouwen. In een eeuw ‘groeide’ die laag gemiddeld circa 10 cm. Hoewel er in Hoog-Bussem niet meer dan 20 boeren woonden, hadden ze om die reden toch een vrij grote Eng nodig, om met name in de begintijd voldoende opbrengst te halen.

      
Afb. 1 - Wegenkaart van de Naarder en
Bussummer Eng omstreeks 1890.
 

Als na het overlijden van de eigenaar de grond onder de erfgenamen verdeeld moest worden, deden zij dat in zodanige richting dat de afzonderlijke percelen over een weg bereikbaar bleven. Daardoor ontstonden de smalle akkers, dwars op de wegen. De bereikbaarheid was een belangrijke voorwaarde, niet alleen te voet maar ook met paard en wagen. Bij het recht van overpad zou waardevolle grond verloren gaan. Op die manier is de verkaveling in stroken ontstaan, die in vroegere tijden in Holland ook wel ‘coopen’ genoemd werden. Denk aan Nieuwkoop en Boskoop. Vermoedelijk komt daar ook de naam van het Koopwegje vandaan (nu de St. Janslaan). Later is de oude naam verschoven naar de huidige Koopweg.

Vanaf de hei liepen twee wegen over de Eng in de richting van Hoog-Bussum. Vanuit Hilversum was dat de (Oude) Krailooscheweg. Op kaarten van omstreeks 1900 zou het verlengde deel op de Eng de Huizer Botweg ofwel de Huizer Tolweg heten. Beide namen lijken misplaatst, aangezien de weg niet naar Huizen loopt. Daarnaast geeft Perk op zijn kaart uit 1843 het verlengde van het Gebed Zonder Eind richting Huizen als Huizer Botweg aan, wat veel logischer is. Om misverstanden te voorkomen heb ik daarom in afb. 1 de naam Krailooscheweg aangehouden.

De Oude Postweg kwam van Baarn en liep in een rechte lijn over de hei langs Hilversum naar Naarden. Ze kwam daarbij op korte afstand van Hoog-Bussem. 

Het St. Janspaadje en de Doodweg

Een apart geval zijn de Doodweg en het Laarder Paadje. De Doodweg kennen we nu als de Laarderweg. Deze is het verlengde van de Kapelstraat. Net als de andere Doodwegen, die de verschillende Gooische dorpen al sinds de Middeleeuwen verbinden met het St. Janskerkhof zal de Doodweg uit Bussum heel oud zijn. Misschien zelfs van vóór Laag-Bussum bestond. Het zou dan de Doodweg uit Naarden geweest kunnen zijn.

Het Laarderpaadje begon aan het begin van de Doodweg (Laarderweg) ter hoogte van het Oosterpad en liep in een rechte lijn over de Eng naar Laren.

       
 
Afb. 2 - Detail van de kadastrale kaart uit 1900 van de
gemeente Hilversum sectie B genaamd 'Bussemer eng'.

Dat dit weggetje heel oud moet zijn is af te leiden uit het merkwaardige bochtje in het pad tussen het Koopwegje en de Achtermeulenweg. Die bocht moet ontstaan zijn bij het in cultuur brengen van deel 2 van de Eng, wat in de tijd van Hoog-Bussum plaatsgevonden moet hebben, dus vóór 1500. Bij het verkavelen van deel 3 zal het pad niet veel meer in gebruik geweest zijn. De akkers lopen daar gewoon rechtdoor over het voetpad (zie afb. 2).

Dat het soms moeilijk was om alle akkers te kunnen bereiken, is te zien aan het korte pad, dat al na ongeveer 150 m doodloopt. Hier is een strookje grond opgeofferd om bij de twee achterste perceeltjes te kunnen komen. 

Is de Bussummer Eng in één keer ontstaan?

Die vraag is niet te beantwoorden door oude kaarten te raadplegen. De oudste waarop ook de Eng staat aangegeven, geven al de maximale omvang weer.
Er zijn echter aanwijzingen te vinden dat de Eng ooit kleiner geweest moet zijn. De belangrijkste hiervoor is het al eerder genoemde Laarder Paadje. In dat pad zat een vreemde slinger, die ontstaan moet zijn toen deel 2 er voor een stukje overheen gelegd werd. Of deel 1 en 2 gelijktijdig ontgonnen zijn is niet te achterhalen. Het ontbreken van een afgeronde zuidhoek aan deel 1 doet vermoeden dat deze delen in dezelfde tijd in cultuur gebracht zijn.

De delen 1 en 2 zijn duidelijk op Hoog-Bussem gericht. Deel 1 wordt omsloten door de Huizerweg, Koopwegje en Voormeulenweg. Het terrein tussen het Koopwegje en de Nieuwstraat hoorde hier niet bij, wat is af te leiden uit de richting van de percelen. Die sluit aan op die van deel 3. Het niet ingetekend staan van de Huizerweg op de oudste kaarten doet vermoeden dat de Huizerweg aanvankelijk geen doorgaande weg was, maar slechts de functie van ontsluitingsweg op de Eng had. Dit zou dan tot de conclusie leiden, dat de ontginning van de Eng noordelijker, met name vanuit de Hoog-Bussemmerweg is begonnen, die als doorgaande weg wel staat aangegeven. Hoe dan ook, van de Bussummer Eng is deel 1 en 2 het oudste gedeelte. De grens van deel 2 wordt gevormd door de Voormeulenweg, Koopwegje en Achtermeulenweg, de akkers waren daar overwegend noord-west/zuid-oost gericht.

Deel 3 vormde een forse uitbreiding van het landbouwgebied. De grens werd verlegd naar de Krailooscheweg, Weg Langs ‘t Hoogt , Doodweg en Nieuwstraat.
Ook dit gedeelte van de Eng dateert nog uit de Hoog-Bussemperiode, als we letten op de ligging van het grootste gedeelte in de richting van de oude nederzetting.

Deel 4 ligt op Laag-Bussum gericht en zal na 1500 ontstaan zijn.

Een twijfelgeval is deel 5, dat meer vanuit Hoog-Bussem lijkt te zijn ontstaan. Dit stuk Eng is te vinden tussen de Krailooscheweg en de Oude Postweg. Opmerkelijk hieraan is, dat rond de Oude Postweg geen akkers zijn aangelegd, maar bos is blijven staan. De verklaring hiervan zou kunnen zijn, dat het dateert uit de laatste jaren van Hoog-Bussem. Na de verplaatsing van het dorp lag het zo ver weg, vanuit Lage-Bussum gezien, dat het stuk niet zo goed bereikbaar meer was. De ontginning van die hoek zou dan zijn gestaakt eer het geheel voor landbouw in gebruik was genomen. 

Ontwikkelingen in de 19de eeuw

      
 
Afb. 3 - De Naarder Eng omstreeks 1900.

Op de Naarder Eng

De gronden op de Eng lagen van oudsher in twee gemeenten. Ten noorden van de Huizerweg lagen ze in Naarden, en ten zuiden van de Huizerweg in de gemeente Huizen. Hoog-Bussem was in 1409 bij Huizen gevoegd en daar hoorde dat deel van de Eng ook bij. Hoewel Lage-Bussum weer in de gemeente Naarden was komen te liggen, bleef de grens van Huizen lopen over de Huizerweg, Nieuwstraat, Prinsenstraat en het laatste stukje Brinklaan.

Toen Bussum in 1817 een zelfstandige gemeente werd, gold dat ook voor de Eng ten noorden van de Huizerweg tot aan de Kattensteeg. Aan de overkant van de Huizerweg bleef het voorlopig van Huizen. Voor het gebruik van het Huizer gedeelte van de Eng betaalde Bussum jaarlijks verponding aan Huizen, van rond de ƒ 200. Dat was al aantoonbaar het gebruik sinds 1750 en waarschijnlijk al lang daar voor.

Bij de kadastrale herindeling van het Gooi in 1824 werd, door grondruil tussen Hilversum en Huizen, de Eng ten zuiden van de Huizerweg Hilversums grondgebied. Deze grondruil werd definitief in 1827.

Vanaf 1800 werd de Naarder Eng vanuit het Noorden aangetast. Dat had te maken met de afzanding. Ooit was dat om strategische redenen rond de vesting op touw gezet. Maar de Bussumse zandbazen gingen er mee door, toen de vastgestelde grens van 300 roeden was bereikt. Jaar na jaar groef men verder en werden de sloten in zuidelijke richting langer. De Hoge-Bussemmerweg werd bereikt en enkele keren verlegd. Alleen in het oostelijk gedeelte, waar bospercelen lagen met niet-Bussumse eigenaren, werd niet afgegraven.

In de Hoge-Bussemmerweg kwam uiteindelijk een bruggetje en men groef verder in de richting van de Huizerweg. Daar liep de gemeentegrens en kon men niet verder. Dat was in het begin van de 20e eeuw.

Ondertussen was omstreeks 1890 vanuit de hoek van de Huizerweg met de Landstraat woningbouw op gang gekomen en werden straten aangelegd, zoals de Visserstraat, Molenlaan, Driestweg, Gildestraat, Noorderweg, Verbindingsslaan en Oosteinde. In deze hoek van de Eng is daarom eveneens niet afgezand.

In één eeuw was al met al van de Naarder Eng niets meer over gebleven dan laaggelegen weilanden, met kwekerijen, hoger gelegen stukken dennenbos en op de grens daartussen en steil talud, dat zich grillig door dat landschap heen slingert (zie afb. 3). 

        
 
Afb. 4 - Gezicht op het Koopwegje (St. Janslaan), vanuit een villa aan
de Huizerweg in 1900, met de eerste huizen tot aan de Cereslaan.
De boompjes op de achtergrond markeren het Singel.

Op de Bussummer Eng

Heel anders ging het op de Bussummer Eng. Daar ploegden, zaaiden en oogsten de boeren onverdroten door. De eerste verandering deed zich pas voor, toen het Ministerie van Oorlog in 1869 grond aankocht tussen de Voor- en de Achtermeulenweg en tussen de Doodweg en de nieuwe spoorlijn naar Hilversum en daar een fort ging aanleggen met een schansvormig vleugelwerk. Toen dat in 1870 klaar was, brak er een oorlog uit tussen Frankrijk en Pruisen. Er werden hier soldaten gelegerd, maar verder merkten de dorpelingen er eigenlijk niets van.

Leuk werd het, toen er jaren later manoeuvres gehouden werden, met (schijn)aanvallen op Werk IV. Dat trok veel toeschouwers, die het spektakel kwamen zien.

Aan de randen van de Bussummer Eng verrezen intussen de eerste villa’s op lapjes enggrond langs de Brinklaan, Prinsenstraat, Huizerweg en de straatweg voorbij de Gooische Boer. De bewoners waren formeel Hilversumers, hoewel ze veel dichter bij Bussum woonden. Twaalf van hen richtten op 1 februari 1884 een verzoek aan de Minister van Binnenlandse Zaken, met een afschrift aan de gemeenteraad van Bussum, om door middel van een grenscorrectie tussen Hilversum en Bussum aan de voor hen bezwaarlijke situatie een eind te maken. Verder stelden zij dat ze “feitelijk geheel verstoken zijn van onderwijs, verlichting, brandweer en hulp bij dag of nacht van politie en des betreffende geheel van welwillendheid afhangen”.

      
Afb. 5 - Gezicht op Bussum vanaf de Eng, hoek Singel-St. Janslaan.
 

Zoals te verwachten was, reageerde Hilversum furieus op zo’n grenswijziging. Vooral het gemis aan inkomsten aan plaatselijke en personele belastingen was hen een doorn in het oog. De adressanten kregen hun zin, maar de gemeente Hilversum moest uiteindelijk slechts een klein deel van de Eng afstaan. De nieuwe gemeentegrens werd vastgesteld, lopende over de Doodweg (Laarderweg) en de Voormeulenweg tot de Barle Postweg (Beatrixplantsoen). In totaal ging het om 64 ha.

Op het nieuwverworven grondgebied ontstonden straten, zoals de Veldheimerlaan, Botweg, Cereslaan, Oosterpad, Floralialaan en het Singel. (zie afb. 4 en 5) In de loop der jaren bouwde men daar woningen langs.

        
 
Afb. 6 - Leerfabriek "Koelit" geschilderd door Jan van den Berg
in 1910 vanaf de Voormeulenweg.

Hilversum had nog iets in petto wat niet zo leuk was. Daar was rond 1890 de aanvraag binnengekomen voor het oprichten van een leerfabriek. De vergunning werd verleend en als vestigingsplaats bedachten ze dat het wel slim was om dat bedrijf zo ver mogelijk weg van de bebouwing in Hilversum te plaatsen. Zo kwam die stinkende Hilversumse leerfabriek pal op de gemeentegrens met Bussum aan de Huizerweg te staan. Daar veroorzaakte het bedrijf 40 jaar lang stankoverlast, tot het op 23 augustus 1932 afbrandde (zie afb. 6).

Nog altijd was de rest van de Bussummer Eng niet-Bussums grondgebied. Daar kwam en eind aan door de “Wet tot wijziging der grens tusschen de gemeenten Bussum en Hilversum” van 7 juni 1902, welke wet in werking trad per 1 juli 1902. Bussum kreeg door die wet er 215 ha (land-cq. woning)bouwgrond bij, in ruil voor 100 ha heidegrond, waar de erfgooiers eigenaar van waren. Voor die tijd een voordelige ruil.

Een van de overwegingen van de wetgever bij deze grondruil was dat “het voor Hilversum zeer bezwaarlijk zou kunnen worden, aan de rechtmatige eisschen der bewoners ten aanzien van politie, brandweer, verlichting, onderwijs en zooveel meer te voldoen wegens de verren afstand, waarop die terreinen van de kern der gemeente verwijderd zijn”. Dat waren precies de argumenten die de 12 adressanten in 1884 bij hun aanvraag naar voren gebracht hadden en door Hilversum als niet ter zake doende waren afgewezen. Bussum had hiermee haar huidige omvang bereikt.