Bussums Historisch Tijdschrift 25/2 (augustus 2009) pag. 4-8
Bussum op de kaart
Jenika van der Torren
Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
Het thema van Open Monumentendag 2009 is 'op de kaart'. De uitdrukking 'op de kaart zetten' verwijst naar het plaatsen van een object op een geografische kaart. Het object kan een rivier, berg, stad, dorp,. kasteel, weg, tol, en nog veel meer zijn. Met dit thema als uitgangspunt is het interessant om te kijken op welke kaarten uit de geschiedenis van de cartografie van Nederland Bussum voorkomt en waarom.
Kaarten in de 16de en 17de eeuw
Wanneer, in het verleden, een nederzetting ‘op de kaart’ werd gezet, kende men hier een zekere betekenis aan toe. Wat die betekenis was is onder andere afhankelijk van de reden waarom de kaart werd gemaakt. Wanneer een kaart voor militaire doeleinden werd verkend (situatieopname in het veld), zullen vestingen, forten, wegen en rivieren en andere zaken van strategisch belang in beeld worden gebracht. Objecten zonder strategisch belang, die mogelijk een groot belang op enig ander gebied hebben, kunnen worden weggelaten. Bij het bestuderen van een kaart moet men zich altijd goed realiseren met welk doel, door wie en in opdracht van wie en wanneer de kaart tot stand is gekomen.
Toch moet er, ook wanneer de achtergrond van de kaart duidelijk oogt, altijd voorzichtig worden omgesprongen met wat en vooral waarom iets op een kaart staat.
Bussum komt al vanaf de tweede helft van de 16e eeuw regelmatig op geografische kaarten voor. Op de kaart van Holland, Gelderland en Utrecht (1568-1573) door Christiaan ‘s Grooten gemaakt in opdracht van Filips II voor militair gebruik, komt ‘Buijßem’ voor. Alle agrarische gehuchten in de buurt van belangrijke steden waren, strategisch gezien, plaatsen waar een leger voedsel te pakken kon krijgen. Bussum lag in de buurt van Amsterdam en zo was de kans voor Bussum om op de kaart met een militair doel gezet te worden wellicht groter dan een gehucht van gelijke omvang in bijvoorbeeld Drenthe of Zeeland. Dit zou dus de reden kunnen zijn dat Bussum op deze kaart staat. Op de kaart van Holland (1578) van Gerard de Joode staat ‘Buijsen’, wat vervolgens op de kaart van Holland (1608) van Willem Jansz Blaeu en Rombout van den Hoeye ‘Buysßen’ wordt. Pieter van den Keere noemt de nederzetting in 1617 op zijn kaart van Holland weer ‘Buyßem’.
Moet aan deze spellingsvarianten van het toponiem Bussum een betekenis worden gehecht? Waarschijnlijk niet. Moet uit het feit dat Bussum op deze kaarten voorkomt een conclusie worden getrokken?
Bussum was tot de ingebruikname van de spoorlijn naar Amsterdam in 1874 een kleine agrarische nederzetting zonder enig historisch belang. Ook vonden er geen noemenswaardige historische gebeurtenissen plaats. Het is daarom opmerkelijk dat het gehucht Buijßem - Buijsen - Buysßen - Buyßem telkens terugkeert op de kaarten uit de 16e en 17e eeuw. Een logische verklaring zou kunnen zijn dat de cartografen zich sterk lieten inspireren door wat hun voorgangers ‘op de kaart’ hadden gezet. Daarnaast hadden ze misschien nooit meer de moeite genomen om te verifiëren of Bussum in de 16e en 17e eeuw meer was dan een stuk of wat bij elkaar liggende boerderijen, zoals er veel gehuchten waren, die lang niet allemaal ‘op de kaart’ werden gezet. De reden dat Bussum op deze kaarten is gezet zou dus het kopiëren van bestaand materiaal kunnen zijn.
Een voorbeeld van onjuist gebruik van kaarten uit de 16e en 17e eeuw:
In de jaren 70 van de 20e eeuw bedacht het toenmalige ministerie van OK&W in samenwerking met de Rijksdienst voor de monumentenzorg dat gemeenten die een aantal malen op een kaart van vóór 1750 voorkwamen, mochten opteren voor subsidie voor onderhoud voor een historische dorps- of stadskern. Bij het ministerie en bij monumentenzorg veronderstelde men dat een historische bron (in dit geval een geografische kaart) van meer dan twee eeuwen geleden klakkeloos ingezet kon worden voor 20e-eeuws monumentenbeleid. Deze dwaling berustte op het uitgangspunt dat men niet hoefde te kijken met welk doel of met welke precisie de inhoud van de kaarten in kwestie was opgemeten, verkend en weergegeven.
De Krayenhoff-kaart
Aan het einde van de 18e eeuw veranderde het denken over het karteren en het doel van een kartering van wat nu Nederland is. In 1795 zetten de Patriotten stadhouder Willem V af en riepen de Bataafse Republiek uit. De nieuwe machthebbers braken met de heersende bestuursvormen. Het land werd ingedeeld in nieuwe administratieve eenheden waardoor men een betrouwbare kaart van het hele grondgebied van de Republiek nodig had, die op dat moment niet bestond. Daarom gaf men aan C.R.T. Krayenhoff in 1798 de opdracht een ‘Groote Kaart van de Bataafse Republiek’ op schaal 1:800 te maken. Dit was 1 Rijnlandse duim (2,6 cm) op 800 Rijnlandse roeden (3,767 m). Nadat in 1816 de meter als algemene standaard was ingevoerd, werd dit 1:115.200. Krayenhoff probeerde bestaande kaarten van de betrokken gebieden en regio’s aan elkaar te passen. Dit lukte niet door verschillen in opmeetmethodes en projectie. Hierdoor werd hij genoodzaakt een nieuw driehoeksmetingnetwerk op te zetten om zo te zorgen dat de toegepaste schaal overal klopte en er geen vervormingen in de weergave ontstonden.
Omdat in Frankrijk, Engeland en in het Duitse Rijk in deze zelfde tijd ook driehoeksmetingen (triangulaties) werden uitgevoerd, kan aan de opdracht aan Krayenhoff ook een politieke betekenis worden toegekend. Men zocht aansluiting bij het zich uitbreidende Europese triangulatienetwerk waardoor men, in de Bataafse Republiek, ook deel kon blijven uitmaken van de zich ontwikkelende geografische, mathematische en astronomische kennis. Dit driehoeksmetingnetwerk, met als centraal punt de O.L.V. toren in Amersfoort, bleef tot 1932 de meetbasis voor de topografische kaart van Nederland. Dat zegt, in dit geval, iets over de nauwkeurigheid waarmee de meting werd uitgevoerd.
Het eindresultaat, de Choro-Topografische Kaart der Noordelijke Provinciën van het Koningrijk der Nederlanden, verscheen tussen 1809 en 1823. Dit wordt ook wel de ‘Krayenhoff-kaart’ genoemd. Dit is de eerste kaart waar alle bestaande nederzettingen op voorkomen vanwege administratief belang. Voor het gedeelte waar Het Gooi op voorkomt, is gebruik gemaakt van de gegevens van het manuscript (handschrift) Kaarte van een gedeelte van de Provintie van Holland uit 1769 van P.A. Ketelaar.
Detail van de Choro-Topografische kaart der Noordelijke
|
De oplettende lezer heeft zich misschien afgevraagd waarom op een kaart, waartoe opdracht werd gegeven door de machthebbers van de Bataafse Republiek, in de titel ‘… het Koningrijk der Nederlanden’ verschijnt. Het opmeten van een kaart kost veel tijd, waarna de kaart nog gegraveerd moet worden. In 1809, elf jaar na de opdracht om de kaart te maken, verscheen het eerste van de negen bladen in druk. Inmiddels hadden de Franse troepen in 1802 Nederland bezet en was het, in naam onafhankelijk, ‘Koninkrijk Holland’ uitgeroepen. De Fransen hadden voor het uitoefenen van hun gezag de kaart even hard nodig als de machthebbers van de Republiek, dus het verkennen van de kaart ging gewoon door. Het is opmerkelijk dat Krayenhoff zijn eerste opdracht van de Patriotten kreeg in 1795 en in 1802 gewoon doorwerkte onder de Franse bezetter, waarna hij na de bevrijding weer werd aangesteld door Koning Willem I. Door de laatste werd hij in 1816 tot baron verheven. Dat was niet alleen voor zijn verdienste als kartograaf maar vooral om de solidariteit van iemand met veel militaire kennis veilig te stellen. (Willem I had veel adel nodig als politiek draagvlak en om de Eerste Kamer, die alleen uit adel was samengesteld, te vullen. Er was in verhouding te weinig Noord-Nederlandse en teveel Zuid-Nederlandse adel en dat evenwicht diende hersteld te worden door creatie van veel nieuwe Noord-Nederlandse adel, waarvoor belangstellenden konden opteren.)
Perceelsgewijs kadaster
In 1807 werd, door de Raad van State, geïnspireerd door Koning Lodewijk Napoleon, het besluit genomen een perceelsgewijs Kadaster te laten opmeten. Dit liep vooruit op de invoering van de Franse grondbelasting in 1811, na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk. Hedendaagse onderzoekers kunnen hierdoor beschikken over volledige perceelsgewijze informatie wat betreft bewoning, grondgebruik en perceelindeling opgemaakt van 1811 tot 1831. De toen gemaakte zogenaamde minuutplans, schaal 1:2500, bestaan nog en moeten volgens de kadasterinstructie ongewijzigd bewaard worden.
Topografische en Militaire kaart
In 1842 begon men aan een nieuw karteringsproject: de Topografische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden (T.M.K.). Met behulp van het driehoeksmetingnetwerk van Krayenhoff en met als basis de in die jaren voltooide kadastrale plans begon het in 1815 opgerichte Topografische Bureau aan een kaart met schaal 1:50.000, gereproduceerd in steendruk. De T.M.K. verscheen van 1850 tot 1863. Dankzij deze nauwgezet uitgevoerde kartering heeft Nederland een prachtig eenduidig beeld van de situatie in het midden van de 19e eeuw. De metingen en verkenningen werden uitgevoerd tussen 1836 en 1855. Deze handgetekende zogenaamde nettekeningen in kleur en op schaal 1:25.000 zijn in 1992 bij Wolters-Noordhof als Grote Historische Provincie Atlas per provincie uitgegeven waarmee veel informatie makkelijk toegankelijk is geworden.
De Chromo-topografische kaart
Detail van de Chromo-Topografische Kaart van het Koningrijk der
|
Vanaf 1877 verscheen de Chromo-topografische Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden op schaal 1:25.000. Dit was de eerste kaart die in kleur werd gereproduceerd met behulp van lithografie (steendruk). Deze kaart was de opvolger van de T.M.K. en werd uitgevoerd door de officieren van de militaire verkenningen. Ruim een halve eeuw (1877-1930) was deze kaart met telkens nieuwe herzieningen de kaart van Nederland. De grotere schaal maakte een andere indeling noodzakelijk. De 776 bladen van deze kaart hadden met de afmetingen 25x40 cm een handig formaat. Naar de naamgever van de toegepaste Bonne-projectie, worden deze bladen wel ‘Bonne-blaadjes’ genoemd.
Detail van de Chromo-Topografische Kaart van het Koningrijk der
|
De twee bij dit artikel afgebeelde Bonne-blaadjes zijn van 1881 en 1926. De afbeeldingen zijn een uitvergroting van een deel van het totale kaartblad. Op het totale kaartblad is een schat aan informatie vastgelegd. Tussen 1881 en 1926 zijn in totaal 12 herzieningen van dit kaartblad verschenen. Ze geven de ontwikkeling weer van de situatie van Bussum in 1881 kort na de aanleg van de spoorlijn vanuit Amsterdam in 1874 tot de situatie in 1926.
Het is aardig te beseffen dat het Bussumse Brediuskwartier, naar ontwerp van D.F. Tersteeg, wellicht op de kaart van 1926 afgebeeld zou zijn wanneer niet de querulant De Bazel de uitvoer van dit plan van Tersteeg met ruim vijf jaar had weten op te houden (voetnoot 1).
De Gemeente-atlas
Ten slotte moet in dit verband nog de Gemeente Atlas van Nederland (1865-1869) door J. Kuyper genoemd worden. Deze atlas, die uit zeven delen bestaat, bevat 1210 kaarten op formaat 15x18,5 cm die alle gemeenten van Nederland weergeven. De basisgegevens als gemeentegrenzen, wegen, water, bewoning en toponiemen werden overgenomen van de T.M.K.. De schaal wisselt want niet alle gemeenten pasten op schaal 1:50.000 op het bladformaat. Op ieder blad wordt de oppervlakte van de gemeente in hectares en het aantal inwoners vermeldt.
Gemeente Bussum (1876) uit Gemeente Atlas van Nederland
|
In de gemeentekaart van Bussum (1867), die bij dit artikel wordt afgebeeld, is met de hand met inkt de spoorlijn van 1874 toegevoegd. Dat het om een latere toevoeging gaat, is op het origineel goed te zien. Wanneer men te maken heeft met een (slechte) kopie van het origineel en niet nauwkeurig op de hoogte is van het tijdstip van de ingebruikname van de spoorlijn, zou zo’n latere toevoeging, die op gebruikskaarten regelmatig voorkomen, tot misverstanden kunnen leiden.
Conclusie
Bussum komt op kaarten van vóór circa 1800 hoofdzakelijk voor als locatie-aanduiding met toponiem. Na circa 1800 verandert het kaartbeeld van Nederland door de bestuurlijke omwentelingen die tussen 1785 en 1815 plaatsvonden en nieuwe zienswijzen met zich meebrachten ten aanzien van een administratieve indeling en de cartografische weergave daarvan.
Elke gemeente in Nederland (Bussum is vanaf 1817 een zelfstandige gemeente) wordt aan het begin van de 19e eeuw in kaart gebracht op de zich opvolgende topografische karteringen: de Choro-Topografische Kaart der Noordelijke Provinciën van het Koningrijk der Nederlanden ook wel de Krayenhoff-kaart, vervolgens de Topografische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden ook wel de T.M.K. tot de Chromo-topografische Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden ook wel de Bonne-blaadjes. Vanaf 1930 wordt de met behulp van luchtfotografie verkende Topografische Kaart van Nederland op verschillende schalen uitgegeven door de Topografische Dienst.
Ten slotte nog een laatste voorbeeld van verwerpelijk kaartgebruik:
Een kaart is een wiskundige voorstelling van de werkelijkheid, waaruit, met een geoefend oog, inzichten kunnen worden gedistilleerd. Een kaart kan ook, door onoordeelkundige interpretatie of ter misleiding, voor de meest fantasievolle beweringen worden ingezet. Een schrijnend voorbeeld hiervan is de onderbouwing door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg voor de aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht Brediuskwartier te Bussum. Hierin wordt kaartmateriaal opgevoerd dat met het te beschermen belang niets te maken heeft terwijl de enige kaart die werkelijk essentieel is, het ontwerp uit 1919, niet wordt genoemd of getoond (voetnoot 2). Het gevolg van zodanig onzorgvuldig en nalatig historisch onderzoek en kaartonderzoek kan, in dit geval, de teloorgang van een voor Bussum uniek monument tot gevolg hebben: het Ontwerp van het Brediuskwartier van D.F. Tersteeg, met het Park en de plantsoenen, is op dit moment, ondanks het beschermd dorpsgezicht, niet erkend, niet beschreven en dus niet beschermd.
Noten
- TVE 26 (september 2008), nr 3, pag. 126-136 (zie bronnen) http://www.tussenvechteneem.nl/wp-content/uploads/2015/09/TVE2008-03.pdf
- Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Toelichting Brediuskwartier 2004
Bronnen
- C. Koeman, Handleiding voor de studie van de Topografische kaarten van Nederland 1750-1850. (1963/1978)
- C. Koeman, Geschiedenis van de Kartografie van Nederland. (1983)
- Y.M. Donkersloot-De Vrij, De Vechtstreek. Oude kaarten en de geschiedenis van het landschap. (1985)
- Auke van der Woud, Het lege land. De ruimtelijke orde van Nederland 1798-1848. (1987)
- Jenika van der Torren, "Het Brediuskwartier van Dirk F. Versteeg behouden door Beschermd Dorpsgezicht?", in: Tussen Vecht en Eem, Tijdschrift voor regionale geschiedenis, 26 (september 2008), nr. 3, pp. 126-136