Bussums Historisch Tijdschrift 22/2 (september 2006) pag. 13-19
Willem Kloos en Bussum
Marcus van der Heide
Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Alle literaire topstukken van de Beweging van '80 hebben in Bussum gewoond en gewerkt: Lodewijk van Deyssel, Frederik van Eeden, Herman Gorter en Willem Kloos.
Als eerste vestigde zich er, na zijn huwelijk met Martha van Vloten in april 1886, Van Eeden als arts en forens. Hij bleef wel in Amsterdam werkzaam in de kliniek voor hypnotische therapie van Dr. Renterghem. Hij betrok villa Beukenoord aan de Nieuwe 's-Gravelandseweg. Op 1 mei 1893 verhuisde hij naar de door Berlage gebouwde villa Dennekomp aan de Kom van Biegel. Vijf jaar later besloot hij met de oprichting van de idealistische landbouwkolonie Walden tevens "geneesheer van de zieke maatschappij" [noot 1] te worden.
Gorter koos in mei 1893 Bussum als woonplaats, hoewel "dit niet geheel en al het plezierigste is, maar het heeft toch voor dat ik eens met een verstandig mens kan spreken, er komt daar nog al eens iemand, dicht bij Amsterdam, dicht bij Hilversum" (brief aan Albert Verwey, 25-2-1893). Berlage ontwierp voor hem het huis aan de Nieuwe 's-Gravelandseweg 32 (thans 66), hoek Bredelaan, met de tuin "die op een taartpunt leek" [noot 2].
In 1892 wilde ook Lodewijk van Deyssel zich in het Gooi vestigen. Van Eeden bekeek huizen voor hem in Blaricum, Laren en 's-Graveland. De keuze valt uiteindelijk op Baarn. Vóór de verhuizing daarheen woonde Van Deyssel van 15 augustus tot 15 september 1893 bij Van Eeden in villa Dennekamp. Herinneringen aan deze gelukkige maand legde Van Deyssel vast in zijn Gedenkschriften (1929). Een jaar eerder, op 2 oktober 1892, had Van Eeden hem gewezen al op "inwoning bij mevrouw van Gogh, de schoonzuster van den schilder, en weduwe van den kunstverkooper. Zij houdt pension [Villa Helma] en zal geneigd zijn, voor betrekkelijk weinig (b.v. f 40,- 's maands) je vrouw en zoon te herbergen" [noot 3].
Willem Kloos |
Tenslotte dan Kloos: hij werd voor zijn depressies en drankprobleem behandeld door Van Eeden, woonde daarna in een pension in Bussum en vond hier zijn levensgezellin Jeanne Reyneke van Stuwe, met wie hij in 1900 in het huwelijk trad. Kloos' moeizame relatie met Bussum is voor een groot deel ook zijn problematische verhouding met Van Eeden.
De jaren 1885-1886
In 1885 openbaarden zich bij Kloos de nodige gezondheidsproblemen. Nadat er in januari een einde aan zijn verloving met Martha Doorenbos was gekomen [noot4], ontbrak hij in maart op de Bredero-herdenking, hoewel hij een inleiding voor het programma van de feestelijkheden had geschreven. Medio april verbrak hij de vriendschap met schilder/essayist Jan Veth, die zich in 1888 ook in Bussum zou vestigen, vanaf 1890 in villa Op den Alzler aan de Parklaan 35. "Zijn zenuwgestel was geschokt", en enige maanden "ongeschikt voor elke bezigheid" stelde hij zich onder behandeling van zijn vriend, de jonge arts Arnold Aletrino. In mei en juni vertoefde hij voor herstel bij zijn tante Petronella Beresteyn.
op 13 juni was hij wel aanwezig op de bijeenkomst van letterkundigen, waar besloten werd tot de oprichting van een nieuw tijdschrift van de Tachtigers, De Nieuwe Gids. Het eerste nummer verscheen op 1 oktober. Hierin stond de eerste aflevering van De Kleine Johannes van Frederik van Eeden. Kloos werd de redactiesecretaris en verzorgde vanaf de tweede aflevering de literaire kroniek. Hij was op dit moment een gevierd criticus, aan wie Albert Verwey zijn Persephone en andere gedichten en Van Deyssel zijn brochure Over literatuur opdroeg.
Een jaar later, op 23 oktober 1886, schrijft Kloos Van Eeden vertrouwelijk over zijn problemen, die hem "als psychiater misschien zullen interesseren". Hij weidt uitvoerig uit over de "innerlijke stemmen, dooreenwarrelende geluiden, die zich telkens tot mensenstemmen ontwikkelen [...]. Ik had dat reeds als kind van zes en vond het toen zeer aardig. In de laatste tijd komt het weer meer voor ". Een glaasje rum blijkt de remedie tegen deze hallucinaties, zo deelt hij mee.
Homoseksualiteit
Aan het einde van de negentiende eeuw deden zich veranderende opvattingen over vriendschap en liefde tussen mannen voor, titel van een opstel over deze materie van Hans Hafkamp uit 1985 [noot 5]. In de letteren van die tijd kwam seksualiteit al openlijk voor, zoals in de "onzedelijke" roman Een liefde (1887) van Van Deyssel, waarin de hoofdpersoon zichzelf bevredigt, en in De kleine republiek (1888) waarin Van Deyssel schrijft over de tederheden tussen jongens op de kostschool. Twintig jaar later zou Van Eeden - naar aanleiding van een homoschandaal in Duitsland - schrijven: "In boeken als de Kleine republiek ziet men duidelijk hoe ieder kind gemakkelijk tot homoseksueel gemaakt kan worden. Opmerkelijk is dat dit boek door Kloos 'groot' genoemd werd, terwijl in mij het antipathisch instinkt tot een heftige woedeuitbarsting aanleiding gaf. Kloos is beslist seksueel abnormaal, en ikzelf had het evengoed kunnen worden als iedere andere jongen, vandaar mijn woede" (Dagboek 21-10-1907).
Het probleem in die tijd was dat openlijk uitkomen voor homoseksualiteit niet kon. Zo raakte Jacob Israël de Haan door de homo-erotische roman Pijpelijntjes (1904) zijn baan bij Het Volk kwijt [noot 6].
Als voorbeeld van 'echte mannenvriendschap' wordt in genoemd artikel gegeven die tussen Van Deventer en Jacques Perk, en met name die tussen Kloos en Perk. Perk verbrak, "toen hij in het neerdrukkende, tirannieke gezelschap van Kloos geen behagen meer vond" [noot 7] in april 1881 de vriendschap met Kloos en deze begon in dat voorjaar zijn (eveneens stukgelopen)liefdesverhouding met Dora Jaspers. Interessant is de stelling van Hafkamp, dat de discrepantie tussen 'geoorloofde' hartsvriendschappen en homoseksuele gevoelens de oorzaak zou kunnen zijn dat Kloos' vriendschappen zo vaak psychische problemen veroorzaakten.
Bussum 1888
Een duidelijk voorbeeld hiervan levert de breuk tussen Verwey en Kloos in september 1888 [noot 8]. In april 1888 had Kloos zich al voor medische behandeling tot Van Eeden gewend, die hem een dieet en een gezonde Leefwijze zonder drank dus voorschrijft. Begin juli vertrekt Kloos met Verwey naar Katwijk aan Zee om er te herstellen. Terug in Amsterdam verneemt hij medio september dat Albert Verwey zich verloofd heeft met Kitty van Vloten, waarmee hij de zwager werd van Van Eeden. Op 25 september volgt dan de grote inzinking van Kloos, met zelfs een poging tot zelfmoord. Van Eeden neemt hem op 27 september 1888 in huis, op zich niet zo vreemd, daar hij dit als arts en psychiater vaker met patiënten deed.
In zijn Dagboek tekent Van Eeden op 5 oktober aan: "Kloos heeft hier verzen gemaakt, een heel boek verzen er plotseling uitgeworpen in twee dagen. Het was heel prettig voor mij - ik was er in en 't was me alsof ik er deel aan had. Nu is hij sinds gisteren weer weggebleven en ik ben ongerust. Wat een wonderbaar maaksel is Kloos. Hoe heeft God het omhulsel ruw en slordig afgewerkt om daar-binnen-in met al zijn scheppingskracht een wonder te kunnen maken van teder-bevend, doorzichtig-lichtend schoon".
Van Eeden raadt hem aan om naar Londen te gaan, waar de schilder Willem Witsen zich ging vestigen, en het daar rustig aan te doen, geen amusement, geen uitspattingen [lees: drank]. Op 20 oktober vertrekt Kloos inderdaad naar Londen: van de raadgevingen van Van Eeden blijkt niet veel terecht te komen, zoals we weten uit brieven van Witsen.
De in Bussum door hem geschreven verzen, Het Boek van Kind en God [=VerzenVII-XXXV] werden direct in oktober 1888 in de eerste aflevering van de vierde jaargang van de Nieuwe Gids geplaatst. De meningen over de 'verbroken relatie' in deze sonnetten waren verdeeld. Het punt van discussie was, of het om een vrouw of om een man (Verwey) ging en wat was er dan gebeurd? Van Deyssel schreef bijvoorbeeld aan Frans Erens: "Omtrent Kloos en Verwey moet ik u zeggen, dat ik niet geloof aan iets als een androgyne of pederastische betrekking tussen hen" (17 november 1888, waarop Erens reageerde met: "Ik geloof ook niet dat Kloos een 'sodomieter' is: want dan zou hij anders moeten zijn als hij nu is").
Deze vierde jaargang zou trouwens het hoogtepunt in de geschiedenis van de Nieuwe Gids worden: in de derde aflevering, in februari 1889, publiceerde Gorter de eerste zang van zijn lyrisch-epische dichtwerk Mei: "Een nieuwe lente en een nieuw geluid".
Scheldsonetten
Binnen de Nieuwe Gids-redactie deed zich in 1892/93 het nodige rumoer voor vanwege het eigenmachtige optreden van Willem Kloos. Zo laat hij het besluit om Gorter in de redactie op te nemen onuitgevoerd. April 1893 verlaten Van Eeden en Lodewijk Tak dan ook de redactie. De nieuwe redactiesecretaris wordt de jurist Pet Tideman, een groot bewonderaar van Kloos.
In augustus 1893, de derde aflevering van deel 2 van de jaargang 8, begint Kloos zijn beruchte scheldsonnetten [noot g]. Het eerste, Ad inimicos [=tegen mijn persoonlijlze vijanden] heeft in het handschrift de opdracht "op Free [=Van Eeden] voor Pet Pideman]''. Kloos nam het als nr. LXXXIX op in zijn verzamelde Verzen, die in 1894 uitkwamen:
"Ik hield den spiegel van uw Zonden op
Vóór uw bezoedeld aanschijn, rijp van Zonde,
Ik, die de rijpt' van uwer Zonden knop
Steeds verafschuwde en toch nooit inzien konde [...]".
In de volgende aflevering Jaargang 9, deel 1 van oktober 1893 barst de "God in 't diepst van zijn gedachten" als een baarlijke duivel los met een eerste serie van 30 dronkemanssonnetten, waarin hij zijn 'pathologische' [noot 10] haat en wrok tegen iedereen en alles moet uiten. Ze zijn soms gedateerd, het eerste, Voor de Jongste generatie, is van 20 september 1893 [Verzen XCIV];
"Geslacht, dat was en thans verdwijnt, wees stil maar,
Raap niet dees vloeken, voor uw voet gestrooid, -
Verdorden zijt gij, zonder dat gij ooit
Hadt kunnen bloeien [...l".
Van 17 oktober 1893 stamt het eerste vers Tegen Bussum [Verzen CVIII, zonder titel]:
"Zij zouden knarsetanden, als ze nog
Konden knarstanden, mensjes, die als bevers
Zitte' in hun kleine holletjes [...]
Gij zijt als zwakke en arbeidzame wevers,
Neen, wevertjes, die in uw moeizaam trachten
Naar grootheids roem van uw verdoemlijke ikjes
Verspilt, wat gij nog hebben mocht aan krachten
Van waarlijk mens-zijn, doch die slechts met prikjes
En lilkes haspelen in haatlijk Beurs-doen,
Dat, wat echt' mensen met veel min gezeurs doen".
Een week later volgde het tweede scheldsonnet op Bussum [Verzen CXXI]. Dit sonnet werd het bekendst, omdat het in talloze bloemlezingen is opgenomen:
"Zwak-burgerlijk en laf-lief levend Bussum
Dat zijt een speel-vertrek voor slechte kinderen,
Daarheen verwezen, wijl zij dan niet hinderen
Konden de echt-grote mensen. Zeg eens, lust je 'em,
Dees donderende vuist? Doe maar, of j' kust hem
Met uw schijn-heilige gezicht, verslinderen
Van al wat echt in mensborst is. Kom, sust je 'em,
Uw toom maar, kleinen toorn, die niets dan hinderen
Kan aan uw eigen sufferige leventje
Van zoetlijk-bedrijf'ge daagjes en slaperig
Door-gezeurde avondjes, waar elk met gaperig
Gebaar iets tracht te zeggen van zijn streventje,
Dat niets was als een spelletje, o, klein volkje,
Dat ras verdwijnen zal als een ijl wolkje."
Alsof deze 'verzen', of beter gezegd: kreupelrijmen, nog niet voldoende waren: ze werden direct gevolgd door - eveneens 30 - Gedachten en aforismen over Frederik van Eeden, niet minder grof en wraakzuchtig:
XXIII "Van Eedenheid der ijdelheden, alles is ijdelheid"
XXIV "Die verzen van Van Eeden, ze breken als je er tegen-aanstoot, want ze zijn van wit aarde-werk, imitatie wit marmer"
XXV "Van Eeden is niet absoluut slecht, Van Eeden is alleen een geniepige jongen die altijd afgekeken heeft van de lei van zijn buurman".
In de sonnetten in het tweede deel van de jaargang worden zijn vermeende tegenstanders meermalen met volle naam genoemd, zoals Aletrino, Couperus, Gorter [vele malen: "Niets dan een ellendig knoeier met Hollands taal", Verzen CIX], De Koo en Tak. Van Eeden wordt waarschijnlijk het meest bedoeld: "O,Gij, verkrachter van vele vrouwen-zielen" [Verzen CLXXXIV]. De scheldsonnetten zijn tot drie maal toe in de boekuitgave van de Verzen volledig herdrukt, pas in de 4de druk deels gewijzigd, deels geschrapt.
Alles bijeen genomen werd het eerste deel van de negende jaargang, met een omvang van 467 bladzijden, gevuld met niet minder dan 344 pagina's met dergelijke gedichten, waarvan 119 van Tideman en 85 van Kloos.
Ill. Handschrift van Kloos. Uit: Charles Vergeer, Wrok- en
|
In het oorspronkelijke cahier met de scheldsonnetten, dat zich in het Letterkundig Museum te Den Haag bevindt, staat een aantal sonnetten die niet gepubliceerd zijn. Een ervan is 'Frederik van Eeden zult gij nu Baron zijn?', gedateerd 30 november 1893. Het eindigt als volgt:
"O Frederik van Eeden, Uw Verleden
Van burgerlijk verwaten-zijn, is iets
Waar elk aristokraat met zware oogleden
Op neerzag met oogleden zeggend niets
Gij die gezet zijt uit de Nieuwe Gids
Zijt voor den [waren] ouden adel thans een 'Witz'."
Ondergang
De tweede reeks van de jaargang duurde maar kort. Voor het einde van 1894 hadden zoveel abonnees het blad opgezegd, dat de uitgever niet langer het risico wenste te dragen. De Nieuwe Gids ging ten onder, maar Kloos zelf ook.
Februari 1895 wordt hij na een deliriumaanval opgenomen in het sanatorium van Dr. G. Jelgersma in Arnhem. Begin mei verlaat hij dit heimelijk en vestigt zich weer in Amsterdam.
Op 5 oktober doet hij een poging tot zelfmoord en wordt eind oktober opgenomen in het Wilhelminagasthuis, vanwaar hij op 9 november wordt overgeplaatst naar Utrecht. Van Eeden tekent op 8 december in zijn Dagboek aan: "Ik hoorde de treurige lotgevallen van Kloos. Bij den terugreis, aan 't station een courant opnemend, zag ik zijn stuk over Schijn en Wezen geciteerd. Hoe komt alles wonderlijk samen. Arme man''.
Hij ontfermt zich over Kloos, opgenomen in het Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen van Dr. A.Th. Moll in Utrecht. Herhaaldelijk bezoekt hij hem, 11 december 1895: "Kloos kon ik pas van morgen spreken. Ik was twee uur bij hem, hij wou me niet weg laten gaan. Het is vreesselijk". Volgende bezoeken waren er op 19 december en 24 december. Hij schrijft op 23 januari 1896: "Van morgen bij Kloos. Hij begon zeer beroerd, maar het gesprek wekte hem op. Ik heb hem voorgelezen, en hij zei 'die dat schrijft, zal mij niet in den steek laten: Dus zijn emotie draaide toch weerom zijn eigen heen". Acht februari was "een bezoek zonder veel vrucht". Zeven maart was Kloos "beter, maar nog zeer tragisch in expressie en gebaren". Uiteindelijk weet Van Eeden zijn ontslag te bewerken door hem in huis te nemen, hoezeer hij ook "tegen Kloos' komst heeft opgezien" (2 mei 1896).
Villa Dennekamp
Op 8 mei 1896 trekt Kloos bij Van Eeden in, in villa Dennekamp. Dagboek 9 mei 1896: "Sinds gister is Kloos hier. Ik ben er zeer bezwaard onder geweest, maar nu gaat het weer. Hij zelf is zeer goed en geschikt, luistert naar alle raad, en behalve een zwakheid van zijn geheugen is zijn geest en zijn gedrag normaal. Maar ik was er onrustig over en bezwaard en sliep slecht. God geve mij sterkte". We lezen op 27 mei: "Het gaat goed met Kloos", zo ook 3 juni, maar: "hij verveelt me met zijn gerijmel en er is maar weinig moois of stichtelijks in zijn omgang".
De situatie is niet gemakkelijk, 22 juni: "Kloos drukt, Martha vooral. Het is een heel ding voor ons. Maar hij maakt het goed". Toch heeft hij op 29 mei: "gedronken. Ik merkte het dadelijk en hij verraadde zich naief weg. Toen is hij heel deemoedig geworden, en ik heb nu nog meer prestige. Maar het is ook griezelig".
Langzamerhand verbetert Kloos' toestand: "Kloos is goed en ik wen aan hem" (16 juli) en "Kloos is gelukkig goed gebleven. Hij is vervuld van zijn bekroning. Ik had mij vooruit voorgesteld dat het zo zou zijn, en ik ben blij dat het zo gegaan is". Maandag 31 augustus: "naar 't Muiderslot geweest met Carry [van Hoogstraten], Labberton, Kloos en de kinderen. Gewandeld langs de zeedijk naar Muiderberg, daar koffie gedronken en geroeid".
Toch valt er ook wel eens een verwijt, 13-9-1896: "Martha heeft Kloos gister scherp de waarheid gezegd over zijn lelijke verzen [scheldsonnetten], want hij doet soms zo irritant alsof hij zichzelf niets te verwijten heeft. Toen trok hij zich dat sterk aan, een goed teken".
pension Linn |
Pension Parkzicht
Op 1 oktober 1896 verhuist Kloos naar het pension van de familie Linn aan de Parklaan [3]. Van Eeden noteert 4 oktober: "Kloos is bij Linn. Het gaat goed". Vrijdag 25 december at hij bij Van Eeden en "zaterdag de ouders. Kloos was goed en aangenaam?". Af en toe was er contact, zo ook op oudejaarsdag.
Bijna een jaar later, 16 november 1897, lezen we echter: "Kloos heeft weer gedronken. 's Avonds was hier mijn moeder, Kloos en [Adriaan] van Oordt".
Juli 1898 begint Kloos, 39 jaar oud, zijn correspondentie met de 23 jarige Jeanne Reyneke van Stuwe, die hem enige verzen ter beoordeling had gezonden. Kloos had welwillend over haar bundeltje Impressies geschreven: "De schrijfster mag dan in haar verzen nog geen eerste-rangs-artiest zich tonen, maar haar bundeltje is niettemin eerbiedwaardig van echtheid en, tot ontroerends toe, sympathiek", wat ten gevolge had dat hij een bos bloemen kreeg met de bekentenis: "Uw grootheid vervult mijn geest, gelijk de zon het ganse wereldheelal vervult. In de glans Uwer grootheid ga ik met blinde ogen''. Het raakte aan, zoals dat heet en Jeanne kwam naar Bussum. De briefwisseling tussen de gelieven tot 7 september 1899 werd door hen in 1927 uitgegeven onder de titel Liefdesbrieven.
Die van Kloos aan zijn "allerliefste honnieponnie" (13 juni 1899) leveren aardige Bussumse impressies op. Het leven bij Mevrouw Linn, "een dikke dame van 47 jaar" (26 april 1899) valt niet mee vanwege de troubles van het pianospelen: "Juffr. Linn zit de hele dag onder mij op de piano te spelen" (6 juli). Er komt weliswaar "een verdrag', maar dit helpt niet veel (p. 473 en 482). Bovendien is Linn niet goedkoop. Broedelet zal in Den Haag uitkijken naar bewoning "veel beter en minder duur dan bij de Linn's".
|
|
Villa Helma |
Zijn grootste ergernis is de post: "De Bussumse post is een vreselijk ongeregeld ding; ze doen daar alles maar, zoals 't in hun kraam te pas komt" (5 juli). Hij "staat bekend als een beetje nonchalant" (21 juni), want [4de brief die dag aan Jeannel] "is soms verschrikkelijk slordig. Jouw brief b.v. die afgestempeld was 6-7 's morgens, ontving ik pas's avonds om acht uur".
Interessanter zijn de contacten in Bussum. Toen Jeanne naar Bussum kwam, logeerde ze aanvankelijk bij Mevr. Bosmans-Hamacher in Villa Louise Koningslaan 14, hoek Meerweg. Haar verblijf in het "gezellige pension dichtbij het station", Villa Helma [naast de Remonstrantse kerk aan de Koningslaan] van Jo van Gogh-Bonger duurde 14 dagen, en kostte 2 gulden per dag [noot 3].
Kloos had geregeld contact met Arthur van Schendel. Hij ontmoette een paar maal de "beste jongen" Reddingius [de boekhandelaar uit Hilversum, getrouwd met de zangeres Aaltje Noordewier] en schaakte vaak met de schilder Marius Bauer. Uiteraard ging het stel ook op bezoek bij Van Eeden en Kloos verzoekt Jeanne "door beleefde vormelijkheid hem een beetje op afstand te houden. Want hij behoort helemaal niet tot mijn goede vrienden: hij heeft inwendig het land aan mij" (1 mei). Op 8 juni schrijft hij: "Ik hoorde van iemand, dat jij op Van Eeden geen prettige indruk moet hebben gemaakt. Dit komt alleen, doordat hij niet intuitief uit je wijs kan worden, en hij voelt, dat je hem te sterk bent [...l. Van E. heeft inwendig het land aan mij, en mij dat meermalen getoond. En nu ziet hij ineens naast mij gerezen, hij begrijpt helemaal niet vanwaar (hij heeft, toen iemand hem vertelde dat ik met jou geëngageerd was, nijdig uitgeroepen: 'Hoe lomt Kloos aan dat meiske?') een ander mens, waar hij helemaal niet bij kan, en waardoor mijn hele Zijn wordt verdubbeld in kracht".
Afscheid van Bussum
Op zes september 1899, we zitten dan op p. 696 van de Liefdesbrieven, zegt Kloos per 1oktober zijn kamer in Bussum op: "Mevrouw Parkzicht nam het bericht van mijn vertrek zeer natuurlijk op, en zei dat ze het wel had verwacht". Zijn Bussumse tijd zit er op, reeds op 23 juni had hij aan Jeanne geschreven: "Bussum is mij volstrekt niet bovenst-best sympathiek. De enige positief-aangename herinnering, die ik er achterlaat, is dat ik er jou heb kunnen vragen, en er dus de eerste grondsteen heb kunnen leggen van mijn levensgeluk" (p. 273).
Reyneke van Stuwe publiceerde in 1947 Het menschelijke Beeld van Willem Kloos. Hierin "verbloemt en verloochent ze alles wat zijn glorie zou kunnen aantasten" [noot 10]. Niets over drank en scheldsonnetten dus.
Zij overleed in 1951 en heeft nog kennis kunnen nemen van de visie van Stuiveling in 1935 [noot 11]: "Het schelden in de beruchte sonnetten is niet eens een geniaal schelden, zoals Multatuli en Van Deyssel dat hebben gedaan. Deze wanstaltige literatuur bezit geen enkele positieve kwaliteit: het zijn slechte gedichten uit slechte gevoelens gegroeid.
De opmerking dat deze gevoelens toch écht waren, kan men enkel beantwoorden met de bevestiging, dat ze ongetwijfeld écht pathologisch zijn geweest. Men doet Kloos waarachtig geen dienst, deze fase van zijn kunstenaarschap goed te praten en als belangrijk te beschouwen in zijn levenswerk, zoals zijn vererende vrienden steeds weer trachten".
Noten
- Titel van hoofdstuk 20 van deel I van de Van Eeden-biografie, Tweespalt, van Jan Fontijn (Amsterdam 1990).
- Rudolf Geel, De vrouwenbron (1986), p. 145. Vervolg citaat: "Ik had bij mijn ouders thuis een boekje doorgebladerd met oude ansichten. Daarvan leerde ik dat Gorters huis een eindje van de bewoonde wereld verwijderd had gelegen, inderdaad precies op de plaats waar twee zandweggetjes samenlwamen". Het bedoelde boekje is Bussum in oude ansichten door De Vrankrijker uit 1968.
- Over Jo van Gogh-Bonger schreef ik in Contactblad Historische Kring Bussum, Jaargang 7, nr. 2 (september 1991), Van Gogh en Bussum. Een uitgebreidere versie verscheen in Tussen Vecht en Eem Jaargang 9, nr. 4 (december 1991).
- Een overzicht biografische gegevens geeft Hubert Michaël, Willem Kloos, zijn jeugd, zijn leven (1965, 1975 2e dr.). Ik ontleen er nog het volgende aan: Willem Kloos, geb. 6 mei 1859, verloor reeds op 18 september 1860 zijn moeder. November 1861 hertrouwde zijn vader met de weduwe Sophia van Beresteyn. Diepe indruk maakte in 1877 de verdrinking van zijn 'eerste hartstocht', Jan Beckering, oud-klassegenoot van de h.b.s. Zijn liefdesverhouding met de onderwijzeres Dora Jaspers in 1881 loopt op niets uit. Een nieuwe relatie, in 1883 met de onderwijzeres Martha Doorenbos, dochter van de classicus Doorenbos, wordt er een van vallen en opstaan. Februari tot mei 1883 is hij "bezig ziel en lichaam te ruïneren". De verloving met Martha wordt januari 1885 verbroken.
- In: Peter J.A. Winkels en anderen, Ten tijde van de Tachtigers (Den Haag 1985, p. 73 vlgg.). De ondertitel van het boek luidt: Rondom de Nieuwe Gids 1880/1895.
- De Haan droeg het boek op aan Aletrino (1858-1916, zijn leven lang voorvechter voor de rechten van homosexuelen).
- Aldus Mea Nijland-Verwey in haar 'inleiding en verantwoording' van Albert Verwey, Dichtspel, oorspronkelijke en vertaalde gedichten (Amsterdam 1983, p. 44).
- Enno Endt wijdt in Het festijn van Tachtig, De vervulling van heel groote dingen scheen nabij (Den Haag 1990) hoofdstuk 4 aan Kloos en Verweij. De breuk p. 85-107). Hij gaat voorbij aan het artikel van Hafkamp uit 1985 [noot 5].
- Kloos zelf spreekt in een aantekening uit 1898 van Satyres. Charles Vergeer noemt zijn bloemlezing van 40, waaronder 10 niet gepubliceerde scheldsonnetten: Wrok- en wraaksonnetten (Bosbespers, Oosterbeek,1987).
- Wim Zaal, Nooit van gehoord!, twaalf stiefkinderen van de Nederlandse beschaving (Amsterdam 1974, 2e druk). Een hoofdstuk is aan Jeanne gewijd.
- G. Stuiveling, De Nieuwe Gids als geestelijk brandpunt, Amsterdam [1935], 2e druk met portretten en nieuwe bijlagen 1959.