Contactblad Historische Kring Bussum 15/2 (september 1999) pag. 35-39
Handwasserij aan de Bussummervaart
Ina de Beer
Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
Tegenwoordig vindt men in praktisch ieder gezin wel een wasautomaat. een centrifuge en veelal een wasdroger. Daarom onderzocht ik hoe in het begin van deze eeuw het wasgoed werd behandeld, voordat het keurig gestreken weer bij de gezinnen en instellingen werd bezorgd.
(± 1936): Anna Bogaard-van Blaricum met één
|
Op Brinklaan 7 was een handwasserij die werd opgericht door Gijsbertus van Blaricum (van Blarcum). Hij werd in Ankeveen geboren op 7 oktober 1848 en was een zoon van Henricus van Blarcum en Anna Maria Pauw. Uit dit huwelijk werden 5 kinderen geboren, waarvan de oudste, dochter Anna van Blaricum, op 1 september 1908 in het huwelijk trad met Everardus (Evert) Bogaard. Deze uiteenzetting is nodig omdat later en ook tegenwoordig nog de namen Van Blaricum en Bogaard door elkaar gehaald worden.
Het jonge paar Bogaard-van Blaricum ging in Naarden wonen op de Lambertus Hortensiuslaan 64. Daar werden vier kinderen geboren. Toen vader Evert op 30 november 1919 in Bussum overleed, verhuisde moeder Anna met haar kinderen naar háár vader en haar ongetrouwde zuster Cilia op het adres Brinklaan 7 Bussum. Twee van haar kinderen, Nol en Bertha thans inmiddels 84 respectievelijk 85 jaar oud, heb ik laten vertellen over hun moeder Anna, waarbij vooral naar voren komt hoe hard zij heeft gewerkt.
(1990): de woning Brinklaan 7, die in 1991 is afgebroken |
Het handwassen
Een handwasserij: een wasserij waar met de hand werd gewerkt en waar, behalve een handmangel, geen machines werden gebruikt.
Als het vuile wasgoed was gesorteerd en zoals gebruikelijk met Oost-Indische inkt was gemerkt, kon het wassen beginnen. Om te kunnen wassen werd een zinken wasketel gevuld met leidingwater. Deze wasketel stond op een groot twee-pits gasstel in het achterhuis. Als het water voldoende warm was, werd er zachte, gele zeep ingedaan en geklopt tot het een sop werd. Gele zeep was verpakt in ijzeren vaten van 15 à 20 kilo, die werden geleverd door een bedrijf uit Naarden.
In het achterhuis stond ook een grote houten kuip, waarin het warme sop met emmers werd overgeheveld. Daarna werd de houten kuip gevuld met het wasgoed en werd met een houten stamper het wasgoed gestampt. Dan was het wasgoed nog niet schoon, want na het stampen werd iedere keer een gedeelte ervan in de wasteil gedaan die op een wasbok (een houten standaard) stond. Die wasbok had een lengte van circa 1½ meter en een breedte van circa 60 centimeter. Op een wasplank, die schuin in de wasteil stond, werd dan het wasgoed geschrobd.
Pas daarna werd het wasgoed gespoeld in een teil die gevuld was met leidingwater. Nol: "Daarna werd het drijfnatte goed op het houten 'paard' gelegd, om uit te druipen en om vervolgens in de droogschuur te worden opgehangen." Het 'platte goed', zoals lakens, slopen en theedoeken, werd door de handmangel gevoerd en daarna gestreken. Nol: "Mijn broer Bep of ik bediende de niet verwarmde handmangel. Het was een zwaar en vervelend karwei en ik herinner mij, dat ik van mijn moeder heel wat uren die zwengel moest hanteren." Al het gebruikte water werd, via een 10×10 centimeter grote goot in de muur, geloosd in de Bussummervaart.
De Manchesterbroeken en andere dikke werkkleding werden na het schoonboenen en het uitlekken gespoeld in de Bussummervaart en in de droogschuur opgehangen. De lege waszakken, waar het wasgoed in had gezeten, werden geschrobd op de houten vlonder langs de Bussummervaart en daarna gespoeld in de vaart. Er waren twee vlonders, de één wat hoger dan de ander. Dat was nodig omdat het water soms hoog stond. Het water in de Bussummervaart was 1,25 meter diep. Nadat Bep Bogaard er een pomp in plaatste, kon hij er de grote bloemen- en groentetuin mee besproeien en het brede straatje schrobben.
Droogschuur
De droogschuur was voorzien van een groot aantal langwerpige, verticale sleuven. Aan de binnenzijde waren die voorzien van één schuif per 2 openingen, die met de hand bediend werd. Als het bui-ten koud was, werden de sleuven door de schuif gesloten.
(december 1990): de droogschuur met ventilatie-openingen,
|
Om het wasgoed te drogen waren boven in de droogschuur houten rekken gemonteerd, waaraan het wasgoed werd opgehangen. Beneden in de droogschuur stond een grote kachel die met cokes werd gestookt. Nol Bogaard: "Cokes werd gekocht bij de gasfabriek. Meestal één keer in de week ging ik met de schuifkar (handkar) naar de Bussumse gasfabriek aan de Zwarteweg. In de winter gebeurde dat meerdere keren per week." Nol en zijn broer maakten om de beurt de kachel aan. Maar in de zomer werden alle sleuven tegen elkaar open gezet en hadden de zon en de wind vrij spel; men stond dan dikwijls op de tocht.
Het ondergoed werd tenslotte, na het drogen, door tante Cilia gevouwen. Met het wasboekje in de hand controleerde zij of de aantallen schoon wasgoed overeenstemden met hetgeen de klanten hadden ingevuld. Nadat de prijs was vermeld, konden de waszakken of wasmanden gereed worden gemaakt voor verzending. Ook het strijken gebeurde in de droogschuur, maar ook wel in de achterkamer van de woning. Daarbij werd moeder Anna geholpen door haar dochter Bertha, die tegenwoordig in Utrecht woont.
Transport over het water
Als het wasgoed gereed was om met de boot naar Amsterdam gebracht te worden, kwam iedere maandag de bode langs, onder andere bode Bus en Van Galen. De zakken en manden met wasgoed werden door hen van de waterkant gehaald en in de boot geladen. Iedere dinsdag stapte moeder Anna in Bussum op de trein naar Amsterdam, waar tegen die tijd inmiddels de boot lag aangemeerd. In de stad huurde zij een handkar waarna zij het schone wasgoed bij de klanten afleverde. Na afgerekend te hebben, werd het vuile wasgoed op de handkar geplaatst en naar de boot gebracht voor transport naar Bussum, waar het op de kant van de vaart achter de wasserij werd achtergelaten. Deze manier van transport heeft een aantal jaren plaats gevonden.
(circa 1939): de afdeling witwasserij hij De Waschkoning,
|
Droogbleker
Gijsbertus Lambertus (Bep) Bogaard werd in Naarden geboren, op 26 januari 1913. Na de lagere school te hebben doorlopen, ging hij bij zijn moeder werken en 's avonds bezocht hij de Handelsavondschool. Hij hielp zijn moeder met het bezorgen van de schone was in Bussum en omgeving. Dit bezorgen deed hij met een transportfiets. Later werd een bestelauto aangeschaft, op de zijkanten was een opschrift 'De gezusters Van Blaricum', waarmee hij ook naar Amsterdam ging.
Op 25 augustus 1938 trad Bep Bogaard in het huwelijk met Kathe Stenzel. Zij werd geboren op 24 juli 1908 in Burgen, dat ligt aan de Moezel in Duitsland, en was als huishoudster in dienst op Hofstede Oud Bussem. Uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren, waarvan de oudste, dochter Trudie, bij de gesprekken aanwezig is.
Omdat de familie Van Blaricum/Bogaard niet beschikte over wasmachines, centrifuges, coulissen en een stoommangel, werd later het wasgoed uitbesteed. Een wasserij, die deze werkzaamheden uitbesteedde, noemde men een droogbleker.
Thuis werd door moeder Anna en zoon Bep eerst het vuile wasgoed gesorteerd. Daarna stapte Bep op de transportfiets, waarop een mand met het wasgoed, en reed naar wasserij 'De Waschkoning' aan de Lammert Majoorlaan nummer 50. Daar werd eerst de was gewogen op de bascule, waarna Bep het wassen in de machines verzorgde. Trudie: "Ik herinner mij, dat ik als kind wel eens mijn vader daar ging opzoeken, want ik wilde ook op de bascule gewogen worden."
Na het wassen werd het nog natte lijfgoed op de transportfiets mee teruggenomen naar de Brinklaan. Daar werd het in de droogschuur opgehangen en daarna gestreken. Het linnengoed daarentegen werd wel bij 'De Waschkoning' kastklaar gemaakt. Bep Bogaard ging daar toen enkele dagen per week in loondienst; om 7 uur 's morgens was hij daar al present om de ketel te stoken. Weer jaren later werd alle wasgoed uitbesteed, met uitzondering van de overhemden. Moeder Anna en haar dochter Bertha, maar ook tante Cilia, wasten en streken de overhemden.
Eens in de week kwam de kantoorjuffrouw J. Vlieg van 'De Waschkoning' op de fiets langs met een kwitantie om geld te innen. Van haar herinner ik mij, dat ik na schooltijd wel eens een dropje mocht komen halen op kantoor.
Amoldus Wiegbertus (Nol) Bogaard werd op 5 juni 1915 in Naarden geboren. Omdat hij later timmerman wilde worden, volgde hij een opleiding aan de Ambachtschool in Hilversum, maar als kind moest hij zijn moeder helpen met het wasgoed. Soms kon hij zijn kennis van het timmervak al in praktijk brengen. Nol: "Dan moest ik naar wasserij 'De Waschkoning' aan de Lammert Majoorlaan om daar de houten waskarren te repareren, die in de wasserij gebruikt werden om wasgoed in te vervoeren. Van oude karren moest ik op zaterdagmiddag het nog bruikbare hout slopen om dat op de goede waskarren te timmeren. Als beloning kreeg ik dan 25 cent per uur." Nol werd later inderdaad timmerman van beroep.
Gedurende de oorlogsjaren kwamen er moeilijkheden omdat er geen cokes meer leverbaar was. Ook zeep werd schaars. Daarom werd besloten de werkzaamheden aan de Brinklaan 7 te stoppen en daarmee hoorde de handwasserij aan de Bussummervaart voorgoed tot het verleden. De droogschuur bleef nog een aantal jaren in gebruik, omdat het als bedrijfsruimte werd verhuurd aan onder andere wasserij Chris Dieben.
Anna Bogaard-van Blaricum overleed op 4 september 1949 in Bussum. Later verhuisde haar zuster Cilia naar Helmond, waar zij op 15 juli 1951 overleed. Begin jaren vijftig ging Bep Bogaard weg bij 'De Waschkoning' en werkte daarna nog een aantal jaren als bleker/stoker bij wasserij Van Dalen in Naarden. Hij overleed op 21 juli 1989 in Bussum.
Het echtpaar Nol Bogaard-Fokker vierde in 1998 haar 55-jarig huwelijksfeest. Bertha van Scharenburg-Bogaard is al 53 jaar getrouwd.