Contactblad Historische Kring Bussum 15/2 (september 1999) pag. 57-58
Genealogische werkgroep
Bert de Beer
Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Een van de actiepunten van onze werkgroep is het opzetten van een handleiding voor genealogisch onderzoek in Bussumse documenten. De eerste resultaten hiervan willen wij u niet onthouden. Het betreft onderzoek in de bevolkingsregisters van Bussum.
Inleiding
Al sinds 1811 wordt door de gemeenten een administratie bijgehouden van de geboorten, de huwelijken en de overlijdens binnen de gemeente: Deze gebeurtenissen worden opgenomen in:
De Burgerlijke Stand
Deze administratie geeft echter géén uitsluitsel over komst, verhuizingen en vertrek van ingezetenen. Vanaf 1850 is daarom iedere gemeente wettelijk verplicht een administratie te voeren, waarin de ingezetenen van een gemeente worden vastgelegd. Anders gezegd: "Wie woont Waar (en Waar woont Wie) in onze gemeente?".
De Bevolkingsregisters
Het plan was om deze administratie te verifiëren door om de tien jaar een volkstelling te houden. De volkstelling van 1849 was de basis van deze nieuwe administratie. Van 1850 tot 1917 werd gebruik gemaakt van grote dikke boeken. Na 1917 werden z.g. grote gezinskaarten ingevoerd. Deze kaarten werden na 1924 weer vervangen door z.g. kleine gezinskaarten. Vanaf 1939 werden per persoon afzonderlijke kaarten, persoonskaarten gebruikt.
De Bussumse registers
De Registers bevinden zich - met uitzondering van de persoonskaarten - in het stadsarchief te Naarden. Zij zijn te raadplegen op microfiches. Deze microfiches zijn opgeslagen in genummerde ladenkastjes in het midden van de studiezaal..
Bevolkingsregister 1850-1862
Binnen deze periode zijn twee registers gemaakt. Halverwege de periode is men opnieuw begonnen met de aanmaak van een register met de stand van zaken van dat moment.
Deel I (1) is gesorteerd volgens huisnummer t/m nr. 133
Achterin dit deel staat vanaf blz 192 een dienstbodenregister met verwijzing naar het huisnummer.
Deel I1 (2) is gesorteerd volgens huisnummer t/m nr. 142
De microfiches van deze registers bevinden zich in lade 11 en zijn linksboven gemerkt met resp. [l] en [2].
Bevolkingsregister 1862-1880
Dit register is gesorteerd op alfabetische volgorde van de hoofdbewoners. (In dit register is dus zoeken naar huisnummer veel moeilijker)
De microfiches zijn gemerkt met [4]
Bevolkingsregister 1880-1890
Dit register is weer gesorteerd op huisnummer. Bovendien is er een verdeling gemaakt in wijken (wijk A-D).
Deel 5 is wijk A blz. 1-259.
Deel 6 is wijk A blz. 260-469.
Deel 7 is wijk B blz. 1-181.
Deel 8 is wijk C blz. 1-197.
Deel 9a is wijk D blz 1-101.
De microfiches zijn gemerkt met [5]-[9a].
Bevolkingsregister 1890-1904
In dit register verschijnen de straatnamen.Dit register is gesorteerd op alfabetische volgorde van de hoofdbewoners.
Deel 9 begint met instituten zoals kostscholen, internaten e.d.
De overige delen hebben de nummers 10-13.
De microfiches zijn gemerkt met [9]-[13].
Bevolkingsregister 1904-1918
Dit register is eveneens gesorteerd op alfabetische volgorde van de hoofdbewoners.
De delen dragen de nummers 14-37.
De microfiches zijn gemerkt met [14]-[37]
Woning- en wijkregisters
Bovengenoemde registers zijn veelal alfabetisch gesorteerd op hoofdbewoners. Dit houdt in dat het zoeken naar wie woont op welk adres niet eenvoudig is. Daarom zijn vanaf 1890 woning- en wijkregisters aangemaakt met een sortering op huisnummer. In deze registers wordt verwezen naar de hoofdbewoner.
Dienstbodenregisters
Dienstboden en ander inwonend personeel veranderden dikwijls van betrekking. Om ze toch als inwoner van de gemeente te kunnen volgen, werden er afzonderlijke dienstbodenregisters gemaakt.
N.B. Deze registers hebben niet alleen betrekking op dienstmeisjes maar op al her inwonend personeel.
De grote en kleine gezinskaarten
Vanaf 1917 worden de registers niet meer bijgehouden in dikke boeken, maar in een kaartsysteem met gezinskaarten.
De persoonskaarten
Vanaf 1939 werd het systeem om groepen personen (gezinnen en inwonenden) bij elkaar te noteren vervangen door persoonskaarten. Elke persoon kreeg een eigen kaart. Als een persoon verhuisde naar een andere gemeente, dan verhuisde deze kaart met de persoon mee. Bij overlijden werd de kaart opgestuurd naar Den Haag en na ca. 2 jaar werd de kaart opgeslagen bij het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) eveneens in Den Haag. Het CBG beheert alle persoonskaarten van alle inwoners van Nederland, die overleden zijn ná 1939 en vóór 1994.
In 1994 zijn de kaarten vervangen door een geautomatiseerde administratie. Na overlijden wordt de informatie van een persoon digitaal opgeslagen bij het CBG. Een uittreksel van zowel de kaart als de digitale informatie is voor iedereen tegen vergoeding te verkrijgen.
De handleiding beschrijft verder - aan de hand van een concreet voorbeeld - hoe deze registers zijn te raadplegen. Het zou echter te ver voeren om dit eveneens in dit artikel te beschrijven. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met ondergetekende
Bert de Beer,
Mycene 7
3823 KS Amersfoort
tel 033- 455 35 97
e-mail: