Contactblad van de Historische Kring Bussum, jaargang 1, nummer 2 (maart 1985) pag. 1-2
Er is wat op gang gekomen
A.C.J. de Vrankrijker
Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
We zijn in Bussum niet erg verwend met publicaties in boekvorm over de historie van het dorp. Het was nu eenmaal tot in het derde kwart van de 19de eeuw een simpel dorpje. In een verder liggend verleden was het een afhankelijke buurtschap die zich onder de rook van Naarden niet kon ontwikkelen. De belangen van de vestingstad gingen tot het einde van de 18de eeuw voor, en moesten dat ook in verband met bouw en onderhoud van versterkingen. Het platteland rondom mocht om deze reden geen nijverheid herbergen. De bestaansmogelijkheden in de stad dienden gewaarborgd te worden. Hierdoor is voor die tijd het gemeentearchief van Naarden als bron voor Bussum's historie rijker dan dat van het dorp zelf.
In boekvorm bezitten we toch verhoudingsgewijs vrij veel over de geschiedenis van Bussum. A.N.J. Fabius opende de rij in 1917 met zijn 'Geschiedenis van een honderdjarige', geschreven ter gelegenheid van het feit dat Bussum toen zijn eeuwfeest als zelfstandige gemeente vierde. Een halve eeuw later grepen W.J. Rust en Simon G. Zwart hierop terug met '150 jaar Bussum'. Zij bewerkten de tekst van Fabius en vulden deze aan. Het boekje werd beter leesbaar dan het oorspronkelijke werk dat wat dor was en de lezer volstouwde met allerhande kleingoed. Veel dat nu de aandacht krijgt trok in 1917 nog niet de belangstelling.
Vlot leesbaar - journalistiek opgezet - was het ook in het gedenkjaar 1967 uitgekomen 'Dorp met de groene spiegel', dat Joan Bruineman samen met de toen hoogbejaarde heer C.D. van Vliet schreef.
Tenslotte verscheen in 1976 'Die van Lage Bussum, een beschrijving van de groei van buurtschap tot zelfstandige gemeente'. De schrijver J.V.M. Out (Bussummer van oorsprong, nu reeds sinds jaren hoofd van een basisschool in Eemnes) heeft alle bronnen uitputtend verwerkt en uitstekend werk geleverd. Hij zette een punt bij het jaar 1817, dat van het zelfstandig worden.
Dat zijn in totaal vier boeken, elk daarvan zeer bescheiden van omvang. Geen van deze bevredigt, wanneer we meer willen weten over de opkomst van het dorp in de twintigste eeuw,. Dáárvoor moet men te rade gaan bij regionale werken. Het derde deel van mijn 'Geschiedenis van Gooiland' geeft iets, en wel in het grotere verband van de Gooise historie. Te weinig, dunkt mij. In 1939, toen ik deze streekhistorie schreef, verwaarloosde ook ik onderwerpen die men nu de aandacht volop waard acht. Veel beter is in dit opzicht mijn 'Nieuwste geschiedenis van Gooiland 1925-1975', dat in 1976 verscheen. Daar vindt men de Gooise problematiek van de moderne tijd en uiteraard ook de Bussumse situatie en de rol van deze gemeente in de pogingen om tot oplossingen te komen.
Bussum als object van moderne geschiedschrijving trekt ineens de aandacht, als er in 1983 een speciaal nummer uitkomt van het tijdschrift dat de Stichting Tussen Vecht en Eem en de Vereniging van Vrienden van het Gooi gezamenlijk uitgeven. 'Bussum in historisch perspectief' is de titel die dit nummer op de ornslag meekreeg. In een aantal artikelen vindt men onderwerpen uit de oudere en de nieuwere historie behandeld. Iedere geïnteresseerde lezer besefte dat er nog veel meer uit het verleden te verwerken viel. Dit gaf aanleiding tot het oprichten van de HISTORISCHE KRING BUSSUM, die op 7 juni 1983 een feit was, ongeveer een maand na het verschijnen van het genoemde TVE/VVG nummer.
Er is inderdaad wat op gang gekomen, want de Kring groeit vlot in ledental en herbergt een aantal werkgroepen.
Zijn de leden "waterdragers" voor de historici van beroep? Ik doel hiermee op het artikel dat het eerste nummer van het Contactblad uit TROUW overnam. Neen, was de strekking van het antwoord; wel mag men spreken van wisselwerking. Dat is juist. Toch wil ik opmerken dat de liefhebbers materiaal voor de professionals aanbrengen. Meer dan eens heb ik gezegd dat de amateur uiterst waardevol werk kan doen, dit vooral wanneer hij een beperkt onderwerp aansnijdt en zich niet laat verleiden om allerlei zijpaden te betreden. Echter: de één is de ander niet. Er zijn professionals die zich bepalen tot het uitgeven (met vele voetnoten meestal) van bronnenmateriaal; die nooit tot verwerking komen. Bij de amateur zien we hetzelfde. De een kan meer dan de ander, verwerkt beter. Wanneer elkeen die in de historie duikt zijn beperkingen kent, eventueel bij andere (bijv. in werkgroepen) te rade gaat, komt er veel waardevols tot stand.
Het dorpje van vroeger eeuwen zal niet veel nieuws meer kunnen bieden. De historie van de twintigste eeuw is rijker. Tal van onderwerpen wachten nog op behandeling. Het gaat om antwoorden op vragen als: hoe groeide het, waarom zó, met wat voor mensen, wat blijkt achteraf goed gezien, wat niet, en welke was en is de positie van Bussum binnen het grotere kader van de regio? Ik noem hier iets, zonder een poging te willen doen om een program te schetsen voor de werkende leden van de Historische Kring Bussum. Ze zijn zelf mans genoeg. Uit hun werkgroepen zullen stellig belangrijke artikelen komen, niet alleen voor het eigen Contactblad, maar ook voor het tijdschrift TVE/VVG, naar ik hoop.