Contactblad van de Historische Kring Bussum, jaargang 1, nummer 2 (maart 1985) pag. 9-11
J.D.C. van Dokkum - Bussums ingezetene 1915-1920
Marcus van der Heide
Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Jan Dirk Christiaan van Dokkum werd 17-4-1868 te Utrecht geboren. Zijn beroep werd bibliothecaris. Vanaf 1886 was hij werkzaam aan de Universiteit van Utrecht. In 1905 werd hij assistent-bibliothecaris aan de Universiteit van Amsterdam. In 1920 volgde de adjunct-functie te Wageningen,waar hij van '25 tot zijn pensionering in 1933 hoofdbibliothecaris van de landboudhogeschool was.
De oudste geschriften van Van Dokkum bewijzen direct al zijn veelzijdigheid. In 1897 verscheen bij Hilhorst in Utrecht een sprookje De bloemenrevolutie. Het jaar daarop verzorgde hij de Catalogus van het Nederlandsch Schoolmuseum, permanente tentoonstelling van leer- en hulpmiddelen bij het onderwijs, 252 pg., systematisch geordend.
Zijn topografische belangstelling blijkt al in 1900 uit In en om Utrecht, Gids voor Utrecht, De Bilt, Zeist, Soestdijk, Baarn en omstreken.
Van 1904 is het boekje "Met tante naar den theetuin", een vertelling met tekeningen van Jan Rinke (volgens het Lektuurrepertorium "voor grotere kinderen, meer bijzonder voor meisjes geschikt"). In dat jaar was hij voor Catharina van Rennes de tekstdichter voor haar Opus 49 Brechtjebuur, een liedje op snaakschen trant. Sedertdien zou hij voor veel componisten de teksten schrijven, waarbij als bijzonderheid nog vermeld kan worden dat zijn vrouw, Mina Smits, sopraan-iangeres. was. Beiden waren Wagner-fans.
Van grote betekenis voor zijn schrijversschap wordt het feit, dat hij zich bezig heeft gehouden met de ordening van het oudste gedeelte van het Toonkunstarchief. Verscheen in 1913 reeds in de Serie populair wetenschappelijk Nederland als nr. 4 van zijn hand Nederlandse Muziek in de negentiende eeuw, vanaf 1914 worden regelmatig artikelen geplaatst in het toonaangevende tijdschrift Caecilia, Algemeen Muzikaal Tijdschrift van Nederland.
Bussumse periode
Van 5-8-1915 tot 26-5-1920 woonde Van Dokkum in Bussum (Parklaan 7).
In 1918 worden zijn Caecilia-opstellen, 18 in totaal, gebundeld tot De Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst in haar wording en ontwikkeling, een bijdrage Eet de Nederlandse Muziekgeschiedenis der XIXe eeuw.
Deze Bussumse jaren blijken verder productief:
1916 Rapport betreffende de arbeidstijden en bezoldigingen van de ambtenaren aan bibliotheken en leeszalen in Nederland;
1917 Catharina van Rennes, in de Eerste Serie Mannen en vrouwen van betekenis als no. 4 verschenen;
1918 Utrecht, in de Meulenhoff-serie Ons mooie Nederland o.r.v. D.J. van der Ven deel 5;
1919 Cursus over bibliotheekwetenschap, Amsterdam.
Vanaf de oprichting in '14 tot '20 zat Van Dokkum in de redactie van Amstelodamum, Maandblad voor de kennis van Amsterdam, waarvoor hij menig artikel leverde (over de Universiteitsbibliotheek bv. 1915) en talloze boeken recenseerde.
En wat zijn vak betreft, van 16-20 en 21-25 (resp. Jrg 1-5 en 6-10) zat hij in de redactie van Bibliotheekleven, Orgaan der Centrale Vereniging voor openbare leeszalen en bibliotheken en van de Nederlandse Vereniging voor biblothecarissen en biblotheekambtenaren, te Utrecht verschijnend.
Zijn verblijf in Het Gooi tenslotte resulteerde tot het boekje Het Gooi, naar aanleiding waarvan Heyne "een boekje open" doet. Dit is ook de reden om enkele gegevens over Van Dokkum te publiceren.
Levenswerk
In 1929 verscheen het monumentale gedenkboek Honderd Jaar Muziekleven in Nederland, Een geschiedenis van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst bij haar eeuwfeest 1829-1929, uitgegeven door het Hoofdbestuur, het vervolg en de voltooiing van zijn arbeid, die in 1918 reeds leidde tot de publicatie van zijn Caecilia-opstellen.
Het boek is ook voor de muziekhistorie van Het Gooi van onschatbare waarde: stichting van de Muziekschool in Bussum door Heinze [zie mijn artikel Oorsprong Muziekschool te Bussum in het vorige Contactblad] pg. 211, gezamenlijke uitvoeringen Toonkunst Hilversum/Bussum pg. 143, Toonkunstafdeling te Laren die maar kort bestaan heeft enz.
Twee citaten betreffende Bussum verdienen aangehaald te worden, dat over het Muziekfeest der Maatschappij van juni 1898 te Bussum (pg. 206), en een kortere passage over Schoonderbeek, de vijfde dirigent van Toonkunst Bussum (en de oprichter van de Nederlandse Bachvereniging te Naarden in september 1921):
206: Een geheel afzonderlijke plaats in de rij der Muziekfeesten nam dat te IBussum van 18/19 Juni 1898 in. Dit was het eenige Muziekfeest waar een met zorg voorbereide opera werd uitgevoerd en wel Von Gluck's Orpheus, een artistieke daad die niet naliet indruk te maken. Cornelie van Zanten zong en speelde de titelpartij, Fred.J. Roeske dirigeerde. De Lange's verslag wijdde aan deze onderneming der kleine Afdeeling eenige woorden van lyrische verrrukking; hij noemde deze opvoering van Gluck's meesterwerk "een gebeurtenis, die, als zij een eerste stap is en door anderen in die richting gevolgd wordt, van het grootste belang voor de toekomst der Maatschappij mag geacht worden. Voor het eerst zetten wij.den voet bij gelegenheid van zulk een officieele bijeenkomst op het gebied der dramatische kunst; laat ons de hoop uitspreken, dat dit jaar als een keerpunt in onze geschiedenis mag aangemerkt worden, zoodat wij een volgend verslag zullen kunnen gewagen van een nieuw veld, dat ontgonnen geworden is, van een veld, dat helaas al te lang bij ons heeft braak gelegen, maar dat thans tot een krachtig leven gewekt werd".
Deze wensch is niet vervuld, het is vrijwel bij deze eene poging gebleven; alleen op het Nederlandsche Muziekfeest te Amsterdam in 1912 is ook het lyrisch-dramatische genre ten tooneele aan de beurt gekomen.
286/7 : In Amsterdam's forensen Centrum, het lokale tweelingpaar Naarden-Bussum, is het eveneens een belangrijke persoonlijkheid geweest die gedurende een aantal jaren door zijn artistieke werkzaamheid het muziekleven tot een achtenswaardig niveau heeft omhoog gebracht. Concertuitvoeringen als die van Von Weber's Freischutz en Lortzing's Czar und Zimmermann, door de Bussurnsche Afdeeling onder Joh. Schoonderbeek's leiding, behooren tot mijn zeer aantrekkelijke muzikale herinneringen.
Uit de dertiger jaren memoreren we tenslotte nog de komische eenakter Een Serenade in de Sint Jansnacht van de in Bussum geboren en getogen componist Jan Felderhof op tekst van Van Dokkum. Het is nog een compositie uit zijn studietijd, Felderhof behaalde in 1933 bij Sem Dresden het einddiploma voor (zijn tweede) hoofdvak compositie. [Zie Mens en Melodie, jrg 23 nr.10 van oktober 1968 pg. 290 vlgg].
In 1935 ontmoetten beiden elkaar nogmaals op het Nederlandsch Muziekfeest van 2-9 mei in Amsterdam t.g.v. het 40 jarig jubileum van Mengelberg als dirigent van het Concertgebouw: Van Dokkum schreef voor het Feestprogramma het artikel Vijf eeuwen Nederlandsche Muziek'; op dit Muziekfeest "debuteerde" Felderhof, aldus Wouter Paap in het genoemde artikel in Mens en Melodie, in de Kleine Zaal met Twee liederen voor zang en piano: Panisch op tekst van Leopold en Herfst op tekst van Marsman, uitgevoerd door Hans Gruys en Felix de Nobel.
Van Dokkum stierf vrij onverwacht op 28-2-38 te Wageningen en werd daar op 3 maart op de Nieuwe Begraafplaats ter aarde besteld.
Een uitgebreide bibliografie moet helaas achterwege blijven, een lijstje met enkele componisten voor wie Van Dokkum als tekstdichter fungeerde moge nog volgen.
Gaarne spreken wij onze dank uit voor de waardevolle gegevens, die Mevrouw Hofman van het Toonkunstarchief en Mevr. Dr. M. Feiwel van de Historische Verzameling der Universiteit van Amsterdam ons konden verschaffen.
L Adr. van Tetterode: Op. 47 Vier volksliedjes (1905), Op. 54 Drie liedjes (1907) en Op. 60 Molentje. Lied in den volkstoon (1908)
Joh. H. Löser: zonder Opusnummer Rembrandtliedje (1906), Opus 22 en 22b (1909) en van Op. 26 Twee duetten voor zangstemmen met klavierbegeleiding het tweede Zonnebelofte (1913) .
[1914 verscheen in de bij Hollandiadrukkerij o.r.v. Van der Ven verschijnende serie 'Onze grote mannen' als deel 3: Rembrandt van de hand van Van Dokkum]
Hendrik C. van Oort: Drie Kerstliederen voor 4 vrouwenstemmen met begeleiding van piano of orgel, het eerste lied Kerstnacht (1910)
M.H. van 't Kruys: Zangspe1 "Bloem van IJsland" [vóór 1919, sterfjaar van Van 't Kruys]
Jacob Hamel: Brechtjebuur (1924)
J.F. Tierie Jr.: Op. 43 O rijke, heil'ge Nacht, Kersthymne voor eene zangstem met begeleiding van piano en orgel (1925)
Hendrika van Tussenbroek: Op 16 Wijde luchten, [61 Tweestemmige kinderliederen met klavierbegeleiding (1928)
Jacq. Scholten in 1950 [!l voor mannenkoor Onder de linde naar een gedicht van J.D.C. van Dokkum
Zie ook https://www.historischekringbussum.nl/bussums-historisch-tijdschrift/2169