Contactblad Historische Kring Bussum 13/1 (mei 1997) pag. 15-18
Hoe is het toch met Werk IV?
Martin Heyne, lid van de Beheersstichting Werk IV
Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting
Jaren van verval
Na de Tweede Wereldoorlog bleef Werk IV uitgewoond achter. De bezetter had de laatste fortwachter Jellema en zijn gezin in 1942 uit de wachterswoning verdreven, om bij oefeningen geen pottekijkers te hebben. Vijf jaar eerder had de gemeente Bussum, die toen al eigenaar was, een deel van de ringmuur in de keel, aan de zijde van het Sportpark, laten wegbreken om bij het jaarlijkse concours hppique het fort in het parcours te kunnen opnemen.
Door de op en af dravende paarden is de erosie van de taluds toen ingezet. Geleidelijk aan overwoekerde het complex. Zaden werden door de wind en door vogels aangevoerd, konden ongestoord wortel schieten en tot bomen en struiken uitgroeien, die het geheel overgroeiden en aan het gezicht onttrokken. Op die manier werd het een ideaal speelterrein voor de jeugd uit de omgeving. Veel zand werd van de centrale heuvel afgetrapt en belandde in de droge gracht. De ringmuur werd in de loop van de volgende jaren door geduldig wrikken over grote stukken gesloopt. Het puin hoopte zich op in de droge gracht, terwijl klimop de overige gedeelten van de ringmuur bedekte. Ook de deuren en ramen van de kazematten bleken op den duur niet onneembaar. Zelfs toen deze werden dichtgeschroefd en met stalen platen afgedicht, bleek dit niet afdoende. Het Werk ligt er nu desolaat bij en al die jaren heeft de gemeente er geen hand naar uitgestoken. Ook niet nadat het in 1970 tot Rijksmonument was verklaard.
Doch thans, na meer dan een halve eeuw van verwaarlozing, zal daar verandering in gaan komen.
Een Beheersstichting
In 1994 laat de Nederlandse Keramische Werkplaats, die op zoek is naar een lokatie om les te kunnen geven in 'pottenbakken' op wat grotere schaal, het oog vallen op het verlaten Werk IV. In een rapport hierover aan de gemeente kwamen zij tot de conclusie dat het fort goed past in hun plannen. Dat werd een omslagpunt in de tot dan toe uitzichtloze situatie van Werk IV. Het heeft immers geen zin veel geld te steken in een dure restauratie, als het object vervolgens door leegstand weer aan een hernieuwd verval wordt prijsgegeven.
Op 27 september 1994 kwam op uitnodiging van wethouder Arie Gouka, de voormalige voorzitter van de Historische Kring Bussum, die o.a. de monumentenzorg in zijn takenpakket heeft, een aantal personen bijeen. Dat waren eensdeels patentiële gebruikers - zoals de reeds genoemde keramisten, maar ook theater 't Spant, dat er graag een wandelpark zou zien en er een bar wil exploiteren en de Stichting Historische Militaria - en daarnaast mensen van de Historische Kring Bussum en de Stichting Menno van Coehoorn, die zich inzet voor het behoud van vaderlandse forten. Hieruit zou een beheersstichting moeten voortkomen. De deelnemers werden het weldra eens, en er vonnde zich een groep van vijf personen die zich, onder aanvoering van Gerard Dijker, bereid verklaarde er hun schouders onder te zetten om Werk IV van de ondergang te redden.
Als basis voor het plan kon een pas ingediend plan van de Heidemij niet worden gebruikt, omdat er aanbevelingen in stonden die niet stroken met de status als Nationaal Monument, zoals het doorbreken van muren en uitbreiden van de vloeroppervlakte. Een snelle inventarisatie van het verhuurbare vloeroppervlak was even schrikken:
De poterne van 32 in lang en 3,75 in breed = 120 m²
De tweemaal 3 kazematten van ca. 5×7 m =200 m²
De geschutsloods van 40 × 7,5 m = 300 m²
met een bruikbaar zolderoppervlak van = 200 m²
tezamen slechts 820 m².
De geschutsloods is echter in gebnuik als opslag van sportclubmaterialen en onderhoudsmaterialen en en maaimachine voor het sportpark. Met zijn 60% van het totale oppervlak is die loods cruciaal voor de verhuurmogelijkheden en dus ook voor het exploitatieplan. Het is een must die geheel beschikbaar te krijgen; dit is het grootste obstakel gedurende de eerste jaren. Een andere kwestie is de vraag waar de grenzen precies liggen van ons gebied, aangezien een goede en eenduidige afbakening en afrastering ontbreekt en de jeugd er ongehinderd op en af kan. Als derde probleem deed zich, uiteraard, de geldmiddelen voor. Een onderzoek van de Monumentenwacht leerde dat dit tenmmste f 1,2 miljoen gaat kosten, ook als er veel vrijwilligers meehelpen.
De gemeente had zich vooraf op het standpunt gesteld dat het hun niets mocht kosten. Na veel aandringen wist de Beheersstichtmg de gemeente duidelijk te maken, dat dit idee onhoudbaar is na jarenlange verwaarlozing. Bovendien zullen als de gemeente er geen geld in wil steken andere subsidiegevers dit zien als een gebrek aan vertrouwen in het project en er op hun beurt niets voor voelen. Uiteindelijk is er na een startsubsidie van f 1.000,- een bedrag van f 100.000,- uitgetrokken, waarmee kan worden gestart met de werkzaamheden.
De oprichtingsakte van de Beheersstichting is intussen in mei 1995 bij notaris Meyer gepasseerd.
Het meerjarenplan
Wat de restauratie-werkzaamheden betreft zal het duidelijk zijn dat dit niet in één keer kan gebeuren. Het plan is om te beginnen met het herstel van de poterne en de drie kazematten in de rechtervleugel, zodat die zo spoedig mogelijk voor verhuur in gebruik genomen kunnen worden. Tegelijkertijd moet ook de loods worden aangepakt, wat betreft dakisolatie en voorzieningen als gas, licht en water. Aan deze werkzaamheden zal het geld van de gemeente besteed gaan worden. Intussen streven we ernaar dat ondewijl zand en puin door vrijwiilligers geruimd wordt, maar zodanig dat het zoveel mogelijk voor hergebruik geschikt is. Het overtollige groen dat van origine niet op het fort thuishoort zal worden weggehakt en afgevoerd. De Plantsoenendienst heeft ons hierbij geholpen met een snoeiplan.
Onderwijl moeten er andere subsidiebronnen aangeboord worden, om in een volgend stadium de drie linker kazematten te kunnen restaureren. Pas als de verhuurbare ruimten hersteld zijn kunnen we aan de restauratie van de ringmuur, die het specifieke van dit fort bepaalt, gaan denken en als het mogelijk is ook het weggebroken gedeelte van de muur in de keel, compleet met toegangspoort. Over de fortwachterswoning die er eigenlijk ook nog bij hoort, durven we nog niet te denken. Maar wie weet. Dan zijn we al een aantal jaren in de volgende eeuw.
De overdracht
In november kwam de wethouder onverwacht met het voorstel om het terrein tussen de Voormeulenweg en de Ceintuurbaan, voor wat betreft Sportpark Zuid, Werk IV en Sportpark de Kuil in erfpacht over te dragen aan een drietal gebruikersgroepen. Dit betekent dat de Beheerstichtmg Werk IV ook de fietscrosbaan van de F.C.C. de Kombocht aan de Lorentzweg zal gaan beheren en eventueel de Bussumse Bijenverenigmg daar ook een stukje terrein kan gaan gebruiken. De bedoelde overdracht maakt het de Beheersstichting Werk IV dan mogelijk om subsidie van het Prins Bemhardfonds te knjgen, wat niet kan zo lang het een gemeentelijk eigendom is. Dit geldt in zekere zin eveneens ten aanzien van Monumentenzorg. Al is er inmiddels 22 jaar verstreken, toch kan gesteld worden dat er veel is gedaan en het nodige is bereikt zodat er nu een goed zicht op is dat dit Bussumse Rijksmonument in oude luister zal worden hersteld en door de aanleg van een wandelpad er omheen voor velen weer van betekenis kan worden uit educatief en recreatief oogpunt.
Wie wat meer wil weten over de historie van de Bussumse forten kan dit lezen in: Tussen Vecht en Eem, jaargang 1, nr. 2 (mei 1983), pag. 102 t/m 109: De forten van Bussum en hun Verboden Kringen door M.J.M. Heyne.