Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum 13/1 (mei 1997) pag. 27-28


Het huisje en de hut van Frederik van Eeden

(artikel met toestemming overgenomen uit Spiegelzicht)

fam. G. Langemeijer-Lucassen

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.

De Gooi- en Eemlander van 1 augustus 1996 berichtte dat de provincie bekijkt of deze bouwsels in aanmerlang komen voor de status van rijksmonument. Een van de lezers van het artikel herinnerde zich de bewoners van het huisje tijdens de oorlog en vroeg of wij geïnteresseerd waren in een gesprek. En zo belandden mijn vrouw en ik op een mooie zondag in Oegstgeest!

Het werd een heel lang gesprek over de oorlog, het huisje van Truida Everts en de hut van dr. Frederik van Eeden, waarbij vele foto's op tafel kwamen. Vooral de foto's waren heel belangrijk, omdat die de situatie tonen vóór de verbouwingen. In kort volgt hier een verslagje van het gesprek met mevrouw Lies van de Griendt-Willis, een zeer kunstzinnige dame, die onder andere enkele kinderboeken voor Van Dishoeck heeft geïllustreerd. Haar reeds lang geleden overleden echtgenoat was redacteur buitenland van het Handelsblad. Zij woonden begin 1940 in het koetshuis van het buitengoed Oostermeent aan de Amstel. De bewoner van Oostermeent was de zeer bekende antiquair Goudsticker. Op 5 mei 1940 besloot de familie Goudsticker die de oorlog had zien aankomen en reeds tijdig geld naar Engeland had overgemaakt, per boot naar Engeland te vluchten. Men bereikte het schrp, maar helaas zag de heer Goudsticker door de spanning een open luik over het hoofd en door de val verloor hij daarbij het leven.

De familie Van de Griendt moest het koetshuis verlaten omdat Duitse stafofficieren Oostermeent betrokken. Men ging op zoek naar een rustig plekje in het Gooi. In het begin van de bezetting een hele zware opgave. Via een Bussumse makelaar vemamen zij dat de vrouw van Frederik van Eeden, Truida Everts, haar huisje naast Walden wilde verkopen. De koopprijs was volgens mevrouw van de Griendt f 4.000,-.
Of daar een flink stukgrond bij hoorde, is in het gesprek niet aan de orde geweest.

De hut zou toen donkergroen van kleur zijn geweest en dus afwijken van de huidige kleur. Via een niet diep liggende buis kreeg men water van Walden. Helaas bevroor die leiding bij vorst regelmatig. Als het gesneeuwd had zette men veiligheidshalve enkele emmers sneeuw bij de kachel. Truida Everts vond onderdak in een bejaardenpension in het Spiegel. Het huisje lag afgelegen en rustig zoals de familie Van de Griendt ook wenste, maar bleek spoedig wel te klein. Daarom werden er twee kamertjes aangebouwd. Het aflegen huisje trok ook de aandacht van het verzet dat onderduikadressen zocht. De familie Van de Griendt was bereid mede te werken en liet een onvindbare schuilplaats op de zoldermg bouwen. De klimtoer naar boven was heel moeilijk, dat ondervond de 70 jarige Joodse onderduiker dr. Meijer; die bleek de schuilplaats niet te kunnen bereiken. Men maakie van de nood een deugd: mevrouw van de Griendt verdween in de schuilplaats en dr. Meijer legde zich naast de heer Van de Griendt. Het mocht wel rustig lijken, maar er woonden wel NSB-ers in de buurt. Bovendien was dr. Meijer overdag moeilijk binnenshuis te houden. Na enige weken werd de Joodse onderduiker doorgeschoven naar een veiliger adres. Overigens kwamen er via dominee Lodder van de Spiegelkerk regelmatig verzoeken om tijdelijk even aan iemand een schuilplaats te bieden en die heeft men altijd ingewilligd. In 1950 werd het uitgebouwde huisje verkocht aan ir. Deelen uit Delft voor f 40.000,-. Die prijs komt ons wel erg hoog voor, mogelijk is hier sprake van een vergissing of zijn er andere fàctoren in het spel geweest.

Toen de familie in 1940 het huisje betrad vond men er een oude divan bedekt met een paars kleed, lege boekenplanken en geen lamp. Achteraf vragen wij ons af of er toen wel electriciteit was. Mevrouw Van de Griendt vertelde wel dat zij de tuin grondig had laten veranderen en o.a. een zandbak had laten aanleggen. Wij kwamen uiteraard vooral om te vernemen of aan het huisje veel veranderd was in de periode van de familie Van de Griendt of ir. Deelen en of latere bewoners nog het een en ander veranderd hebben weten we dus niet. Overigens vertelde mevrouw Van de Griendt nog enkele aardige verhalen. Een van haar buren was de familie Spliethof. De heer Spliethof - cargadoor (scheepsbevrachter) - had op een keer grote marmeren platen laten komen voor zijn woning en die stonden nog buiten tegen de muur. Als een magneet trokken die mooie platen de aandacht van de broertjes Van Eeden. Ze ontdekten dat grote kiezelstenen er zo lekker vanaf ketsten. Ze werden steeds handiger en fanatieker met het gooien van de kiezelstenen en stevige treffers werden met gejoel begroet. De marmeren platen sneuvelden. De heer Spliethof greep naar de telefoon en verzocht Frederik van Eeden direct te komen kijken naar de schade. Deze kwam, keek en sprak de gedenkwaardige woorden: "Roept u mij daarvoor uit mijn werk!". Hoe de zaak verder is afgelopen wist de vertelster niet. Ze kon zich nog wel herinneren dat de heer Spliethof als hij over Truida Everts sprak, haar aanduidde als 'de passieloze lelie' of als 'de treurwilg van de Nieuwe 's-Gravelandseweg'.

Toen Truida Everts later in een pension woonde in het Spiegel, kwam zij nog wel eens langs bij het oude huisje. Mevrouw Van de Griendt hoort haar moeder nog zeggen: "Och! Wat ziet het arme mens er toch slecht uit". Hoe kon het ook anders. Ze heeft heel wat moeten meemaken. De laatste jaren met Frederik van Eeden waren loodzwaar geweest. Zo moest van Eeden om financieel het hoofd boven water te houden, zelf een pension opzetten. Hij was daar om meerdere redenen natuurlijk volkomen ongeschikt voor.

Met dank aan de familie H.G. Smits-Postma, die ons een reisje Oegstgeest bezorgde en mevrouw Van de Griendt voor de hartelijke ontvangst en de foto's.