Bussums Historisch Tijdschrift 21/3 (december 2005) pag. 27-31
Trouwen in de 19de eeuw - de wisselwerking van familiegeschiedenis en regionale geschiedenis
Eric de Ruijter
Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
Veel mensen zijn bezig met het uitzoeken van hun stamboom. Een van de leuke dingen is de geschiedenis van de eigen familie te koppelen aan de algemene geschiedenis. Hoe leefden mijn voorouders in de Franse tijd? Omgedraaid zou de algemene geschiedschrijving ook kunnen profiteren van de vele familiegeschiedenissen. Alle gegevens over beroepen, geboorten en sterften bij elkaar kunnen toch het algemenere beeld in Bussum, het Gooi of Nederland kunnen verfijnen en aanvullen. Een korte blik op deze wisselwerking, speciaal in relatie tot het trouwen in de 19de eeuw.
v | |
Trouwfoto Thomas Bogaard en Beb van Breemen 27-8-1930 |
Zou je niet mooie resultaten krijgen door alle gegevens van de afzonderlijke genealogen bij elkaar in een database te stoppen? Het lijkt verleidelijk, maar het blijkt voor een bredere wetenschappelijke toepassing tot een aantal beperkingen te leiden. In de eerste plaats zal niet iedereen de gegevens op dezelfde manier verzameld of opgeschreven hebben. Het terugzoeken van de familielijn leidt er verder toe dat bepaalde aspecten minder aandacht krijgen. Zo gaat het vaak om de mannelijke lijn die de naam voortzet, en zijn vrouwen en vroeggestorven kinderen daardoor soms ondervertegenwoordigd. Tenslotte gaat de meeste aandacht naar de belangrijke ijkpunten in het leven, de geboorte, de dood en het huwelijk en minder naar de veranderingen van beroep of huis daartussenin.
Historische steekproeven
In Amsterdam loopt een project 'Historische Steekproef Nederland (HSN)' dat deze materie structureler probeert aan te pakken. In dit project worden gegevens uit geboorte-, huwelijks-, overlijdensakten en persoonskaarten verzameld en op een standaard manier ingevoerd in een database. Het moet resulteren in een representatieve steekproef van ongeveer 80.000 personen die tussen 1812 en 1922 in Nederland geboren zijn. De gegevens zijn nog niet voor het grote publiek beschikbaar. Wel vormden gegevens voor de provincies Utrecht, Zeeland en Friesland al de basis voor wetenschappelijke studies. Het onderzoek in Utrecht zou ook aanknopingspunten kunnen bieden voor het Gooi. Er zijn overeenkomsten qua ligging centraal in Nederland en op hoge zandgronden. Het lijkt interessant om te kijken of een aantal uitkomsten ook interessant is voor de levenslopen van Bussumse families in de 19de eeuw.
Het begin van negentiende eeuw
Over de Nederlandse samenleving in de 19de eeuw is al veel gepubliceerd. In het algemeen gold dat Nederland begin 19de eeuw een standenmaatschappij was. De standen waren duidelijk onderscheiden. De gegoeden droegen hoeden, het volk petten. De kleine boeren die in het Gooi veel voorkwamen, hoorden ook bij de lagere stand. Het onderscheid werd duidelijk in de opvoeding, de meegegeven cultuur, en de beroepskeuzemogelijkheden. Men trouwde bij voorkeur niet onder zijn stand. Vrouwen van stand werkten meestal niet, voor armere vrouwen was dat vaak bittere noodzaak. Veel middenstand was er niet, men maakte zijn eigen goederen of kocht die op een van de markten. De mobiliteit was beperkt: te voet, te paard of met de trekschuit kwam je niet zo ver. Rond 1870 deed zich een verandering voor. Er kwamen andere soorten vervoer, de spoorwegen breidden zich uit over heel Nederland. Nieuwe media als kranten verbreedden de horizon. En de opkomst van de industrie zorgde voor een economische impuls.
Levensverwachtingen
Tegen deze achtergrond is de levensloop van de Utrechtse bevolking in de 19de eeuw onderzocht. In het begin van de eeuw lag de gemiddelde leeftijd in de provincie Utrecht op 35-40 jaar, waarbij er nog weinig verschil was tussen mannen en vrouwen. Pas na 1885 gingen de vrouwen duidelijk langer leven en nam de algemene levensduur toe tot 50-60 jaar. In de stamboomonderzoeken .zijn ook heel wat 60ers en 70ers terug te vinden in de negentiende eeuw. Het gemiddelde daalde vooral door de grote zuigelingensterfte. Grote gezinnen van tien kinderen waren geen uitzondering, maar veel baby's overleefden de eerste dagen en weken niet. Tussen 1840-1890 was de zuigelingensterfte wel 20-25%. Hetzelfde geldt voor Bussum. Ondanks dat de hoge zandgronden voor een gezonde leefomgeving zorgden, waar later veel Amsterdammers op af kwamen, was hier ook de sterfte onder baby's hoog. De gezonde omgeving was pas van invloed als de noodzakelijke basisbehoeften vervuld waren. Belangrijker was de slechte economische positie.
Trouwfoto Nicolaas Majoor en Wilhelmina de Bruin 09-11-1949 |
Huwelijksakten
Het onderzoeken van huwelijksakten levert veel informatie op over de levensloop van families. Natuurlijk zeggen ze iets over de leeftijd en het beroep van het bruidspaar en hun ouders. Naast het bepalen van hun sociaal-economische positie valt er nog meer uit aktes te halen. De steekproefgegevens zijn ook bruikbaar voor onderzoek naar de invloed van de familie. De veronderstelling is dat de familieband hecht is als de getuigen van dezelfde familie zijn. Dat blijkt vooral voor boerenfamilies op te gaan, die waarde hechten aan de continuïteit van hun bezit. De ondertekening van de akte is ook interessant. Als daar niets staat of een kruisje zal er waarschijnlijk sprake zijn van analfabetisme. In combinatie met de beroepen levert dat waardevolle informatie op. Het analfabetisme blijkt terug te lopen van ca. 30% begin van de eeuw tot bijna nul rond 1870.
Huwelijksleeftijd
Veel mensen hebben het gevoel dat er de laatste 20-30 jaar laat getrouwd wordt. Bij het bekijken van de cijfers over een langere periode blijkt dat vooral op te gaan in vergelijking met de jaren '50 en '60 van de 20ste eeuw. Begin 19de eeuw trouwde men ook laat. De huidige motieven, de lagere waardering van het huwelijk, speelden toen niet zo'n rol. Onderzoekers gebruiken de zogenaamde neomalthusiaanse theorie als verklaring. Mensen zouden zich in de 19de eeuw door economische motieven laten leiden om te trouwen en zich voort te planten.
In West-Europa is het de gewoonte dat de jonggehuwden zo snel mogelijk een eigen woning betrekken, ze gaan een eigen economische eenheid vormen. Concreet betekent dit dat je pas kan trouwen als je voldoende geld hebt. Uit de gegevens voor de provincie Utrecht blijken de betergesitueerden laat te trouwen en de ongeschoolde arbeiders vroeg. Dat lijkt in eerste instantie vreemd, omdat een gegoede burger toch voldoende geld moet hebben om snel te trouwen. Voldoende geld is echter een relatief begrip, het wordt afgezet tegen de portemonnee van pa en ma. Bovendien spelen de verwachtingen ten aanzien van de beroepscarrière een rol, namelijk of je nog meer ging verdienen. Voor arbeiders had die carrière weinig perspectief en werd snel voldaan aan de ouderlijke geldnorm.
Interessant in dit verband is een artikel van Frans de Gooijer over huwelijkssluitingen in het negentiende eeuwse Blaricum. De Blaricumse erfgooiers hadden een voorkeur om te trouwen begin mei. Dat hing samen met religieuze factoren, als dat men na Pasen, na de vastentijd trouwde, maar ook met economische factoren. Ten eerste werkten de aankomende bruidsparen vaak op jaarcontract in een dienstbetrekking. Het contract eindigde in het voorjaar, dus was in aprillmei duidelijk of ze genoeg geld hadden gespaard. Bovendien was 12 mei, de schaardag van belang. Op die dag konden de erfgooiers schaarrecht krijgen, het recht om vee te houden. Trouwen vóór die datum was belangrijk om in het levensonderhoud te kunnen voorzien.
De trend in de negentiende eeuw is een voortdurende daling van de gemiddelde huwelijksleeftijd. Dat komt deels doordat de maatschappij minder agrarisch werd. Boeren trouwden immers vaak laat, omdat ze pas economisch zelfstandig waren als ze het bedrijf van hun ouders konden overnemen. Belangrijker was echter dat de welvaart voor alle groepen toenam, zodat het jonge paar eerder het welvaartsniveau van de ouders bereikt had. De gemiddelde leeftijd voor mannen nam af van 29,8 naar 26,6, voor vrouwen van 28,5 naar 25,0 jaar.
Partnerkeuze
De keuze van een huwelijkspartner werd in de 19de eeuw vooral bepaald door religie, sociale groep en fysieke afstand. In overwegend rooms-katholiek Bussum werd ook overwegend RK getrouwd. Meestal gebeurde dat binnen eigen sociale kring, waar men natuurlijk ook de meeste potentiële partners ontmoette. Voor de boeren was dat extra belangrijk, want de kennis en bezittingen van de partner bepaalde ook de voortzetting van het bedrijf. De afstand beperkte de keuze. Begin van de eeuw kwamen de meeste mensen niet verder dan een straal van 25 kilometer buiten het dorp. Daarbinnen 'voelde' het nog vertrouwd, en was het "vrijen" praktisch ook haalbaar (te voet/te paard). Vanuit Bussum was de rest van het Gooi goed. bereikbaar. Je kon iemand leren kennen op een van de markten of feesten, met name op de Bussumse of de Laarder kermis. Met de verbetering van de wegen, beter openbaar vervoer werd eind 19e eeuw de kring ruimer om een partner te vinden. Religie en sociale achtergrond bleven nog tot ver in de twintigste eeuw een rol spelen.
Uit de algemene statistieken valt over de familiegeschiedenis veel te halen, maar het blijven ook grote lijnen. Die geschiedenis gaat toch om de individuele levens van mensen, en dat wordt het beste ingevuld door de afzonderlijke familieverhalen. Het zou mooi zijn als plaatselijke stamboomonderzoeken dit algemenere beeld kunnen aanvullen.
Literatuur:
- 'Bruid, bruidegom en bruiloft. Sociale en economische achtergronden van het huwelijkspatroon', Matthijs Kalmijn in De levensloop van de Utrechtse bevolking in de 19e eeuw, Kees Mademakers en Onno Boonstra (red.), Utrecht, 1995
- Genegenheid en gelegenheid. Twee eeuwen partnerkeuze en huwelijk, Jan Kok & Marco H.D. van Leeuwen (red.), Amsterdam 2005
- Frans de Gooijer, Huwelijkssluitingen in het 19de eeuwse Blaricum, 1992 http://blaricum-huwelijk.blogspot.com/