Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift jaargang 30 nummer 2 (september 2014) pag. 16-18


Ein Wienerkind in Bussum

Klaas Oosterom

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Mevrouw Vos-Havránek uit Bussum schonk de Historische Kring voor haar overlijden meer dan 15 plakboeken met ansichtkaarten vanaf de jaren ‘20, eigen foto’s, kranten en knipsels uit 1945 en uit de jaren In de keuze van de knipsels legt ze een voorkeur aan de dag voor mensen (vooral middenstanders), voor panden in Bussum die gesloopt werden en voor kerken. Haar verhalen en afbeeldingen zijn en worden gebruikt voor de krantenrubriek Uit de Bussumse Historie. Haar dochter leende ons een plakboek met vele aantekeningen, waaruit een beeld van haar leven oprijst. Alle drie haar kinderen vertelden over hun actieve moeder en haar verlangen naar Wenen. Wie was deze vrouw die zo geïnteresseerd was in mensen en met velen een intensieve correspondentie voerde?

 

Luisl of Losa?

Aloisa Maria Havránek, die in Oostenrijk Luisl en in Nederland Losa genoemd werd, werd geboren op 1 december 1912 in het toenmalige keizerlijke Wenen. “Ich bin ein Wienerkind”, kon zij met recht zeggen. Zij kwam in 1920 naar Nederland. Dat kwam zo. De Eerste Wereldoorlog was afgelopen. In Wenen was de voedsel- en leefsituatie nog slecht. Haar vader was in Italië, Rusland, Frankrijk en België gelegerd geweest, raakte gewond en kwam in Wenen in een lazaret. Hij was kleermaker. Omstreeks het einde van de oorlog, in 1918, heerste in vele landen de Spaanse griep, die miljoenen slachtoffers maakte. De leden van het gezin Havránek overleefden, maar waren zwak en ondervoed. Via school konden kinderen voor drie maanden uitgezonden worden naar het rijke Nederland, dat buiten de oorlog was gebleven. Luisl, 7 jaar, en haar zus Mitzi, 9 jaar, behoorden tot de uitverkorenen.

1 Maart 1920. Aankomst in Leeuwarden. Vanaf het station van Leeuwarden gingen de Weense kinderen lopend naar de Beurs. Daar zaten ze aan lange tafels en kregen wat te eten en te drinken. Luisl zou naar het gezin Stoelinga gaan, maar de vrouw des huizes was ziek en kwam haar niet halen. Dus bleef ze alleen over. Piet Cremer, een man van 52 jaar (hij was magazijnoppasser in een militaire verpleeginrichting) ging altijd kijken als er een transport met kinderen aankwam. Hij vond Luisl en mocht haar voorlopig meenemen. “Daar loop je dan aan de hand van een vreemde man in een vreemde stad. Doordat alles zo anders was als thuis in Wien heeft alles een grote indruk op me gemaakt”.
Pieter Cremer en Trijntje Cremer-Steenaart waren een kinderloos echtpaar. Omdat ze Losa (zo noemden ze haar) graag wilden houden en zij ook graag wilde blijven, vroegen de pleegouders toestemming aan Luisl’s ouders of ze langer mocht blijven. “Nu ik dit in 1998 schrijf, en de achterkant van de kaarten lees die er toen heen en weer gestuurd zijn, kan ik mij indenken hoe teleurgesteld mijn ouders geweest moeten zijn dat ik niet terug wilde”

Lieve mamma, lieve broertje
Wees U maar niet ongerust
Want in Holland mag je eten
Net zoveel als je maar lust.

En mijn beentjes worden dikker
En mijn koontjes worden rond
En ik ben vandaag gewogen
En het scheelde zeven pond. 

In de winkels moet je kijken
daar lig ‘t eten op een hoop
en daar zie je zo maar worsten
en voor iedereen te koop. 

Mammie dat zou prettig wezen
als ik jou nou bij me had
en als broertje van mijn bordje
lekkertjes de helft op at.

En nu hou ik op met schrijven
want nu moet ik naar de bus
En ik geef je duizend kusjes
want ik ben Uw lieve zus.

Lied van J.H. Speenhof over wat
Oostenrijkse kinderen meemaken

 

Van Leeuwarden naar Bussum

Haar zus Mitzi was bij een schoenmakersfamilie in Alkmaar terechtgekomen. Zij heeft daar fijne herinneringen aan overgehouden, maar zij is wél na drie maanden weer teruggegaan.In de jaren erna stuurden Losa en haar familie elkaar veelvuldig brieven en ansichtkaarten. Ze ging pas naar school toen ze acht was, want ze moest eerst het boekje voor de eerste klas kunnen lezen. In 1923 verhuisde het drietal naar Bussum, waar (schoon)zus Coba Steenaart samen met Klaasje de Jonge een winkel in manufacturen had (Het Friesche Winkeltje aan de Huizerweg). De Cremers ging wonen Thierensstraat 1 boven drogist Reeskamp. Later verhuisden ze naar het Oosterpad 7.
Voor Losa voelde het alsof ze door vier mensen werd opgevoed. Tante Coba en Klaasje hadden namelijk ook een aandeel. “Door hen ben ik geestelijk opgevoed. Vooral tante Coba was een blijmoedige Christin!” De twee dames waren zeer actief in de Krans ‘Bid en Werk’. Tijdens de bijeenkomsten, die een religieus karakter hadden, breiden de leden zwarte kousen voor de weeskinderen van de instelling Neerbosch. Losa ging naar de School met den Bijbel in het Eendrachtspark.
Na de lagere school kreeg Losa als 15-jarig meisje een kantoorbaantje bij de Gooische Koekfabriek aan de Beerensteinerlaan (nu Vliegdenweg). Op de koekfabriek ontmoette ze Bertus Vos, die daar als bakker werkte. Losa en Bertus verloofden zich op 10 maart 1936. Een betaalbaar huisje was een probleem. Toen kwam in 1939 het huis naast de schoonouders leeg, Laarderweg 69. Huur 4 gulden per week. Bertus trok de stoute schoenen aan en vroeg en kreeg opslag. Hij verdiende nu f. 17,50 per week. Losa en Bertus trouwden op 16 augustus 1939. Binnen het jaar werd Piet geboren.

 

Met een gebreide onderbroek van tante Coba

En toen brak de Tweede Wereldoorlog uit. Het gezin kwam de bezetting door. Eten halen in Drenthe. Iemand vertelt: “Ik zie haar nog op die oude fiets zonder banden door de hoge sneeuw schuiven. Ze was eigenlijk te mager om te reizen.” Zelf schrijft ze: “Met een gebreide onderbroek van tante Coba, een broek van Bertus aan. Linnenkastinhoud werd geruild voor wat rogge en alles wat eetbaar was.” Ze kwam tot aan Coevorden. Daar in de buurt heeft ze in een koeienstal in het hooi geslapen en vanaf de brug bij Zwolle is ze met de fiets aan de hand naar Bussum teruggelopen..

“De wasketel kregen we later van de gemeente vergoed”

.

   
       

De bevrijding was nabij op 2 mei 1945. Er vonden voedsel-droppings plaats. “Die morgen was ik aan de was op het plaatsje achter. Pietje, 4 jaar, stond in de vensterbank te kijken vanwege het lawaai dat de vliegmachines maakten. Pa sprong over het hek en holde naar de Engh en de aangrenzende hei waar de pakketten terecht moesten komen. Plotseling kwam een voedselpakket door de waslijnen heen in mijn wasketel met water. Die zinken wasketel was meteen een harmonica door het gewicht en de vaart van het vallen. Bijna had ik het niet meer na kunnen vertellen. Ik kreeg de waslijnen op m’n hoofd en schrok erg, temeer omdat Pietje in de vensterbank stond”. Ze eindigt het stukje laconiek met: “De wasketel kregen we later van de gemeente vergoed.”\

     
 
Het gezin Vos in 1942; links Fiet

 

Op bezoek in Wenen

In 1946 werd Margreeth geboren en in 1950 ging Losa, na 30 jaar, met man en twee kinderen met de trein voor het eerst terug naar Wenen. Haar vader was in 1946 overleden en ze bezochten haar moeder in het huis waar Losa geboren was, Neu-stiftgasse 101, driehoog. In 1949 werd Pim geboren.

       
Aloisa Maria Vos-Havránek in 2005
   

Bertus werkte in en na de oorlog bij de koekfabriek, die nu op Laarderweg 57 gevestigd was. Toen het bedrijf beëindigd werd en de Bottelmaatschappij Het Gooi (Coca Cola) in het pand kwam (1950), werd hij daar magazijnmeester. Losa hield het kantoor schoon en pakte ook andere klusjes aan om wat extra geld te verdienen om zo regelmatig haar familie in Wenen te kunnen bezoeken.

Bertus Vos overleed in 1970 en moeder Havránek in 1972. Losa verhuisde in 1975 naar het Eendrachtspark, later naar de Lange Heul en in 2003 naar de Antonius Hof. Daar overleed zij op 15 september 2006. Op 1 december 2012 herdachten drie generaties Vos haar 100ste geboortedag.

 

 

Bronnen

De plakboeken van mevrouw Vos; afbeeldingen en persoonlijke herinneringen van de kinderen.