Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift jaargang 31 nummer 1 (april 2015) pag. 24-26


'Er zijn nog een paar bommen in het dorp gevallen…’

Klaas Oosterom

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Nely Snieder was in 1944 21 jaar en verloofd met Kees Stegenga. Zij schonk ons een brief die zij eind november 1944 aan haar vriendin Metje in Stroe (Veluwe) schreef. Zij woonde Iepenlaan 7, tegenover het kerkje dat nu een woonhuis is. Haar brief geeft goed weer wat er in het najaar van 1944 in Bussum zoal gebeurde en hoe een jonge vrouw in het leven stond.

 

 

Het gezin Snieder in 1947. Links Tiny en met de klok mee, Aaf, Jan, Elly, Nely, Ans, Janny, vader Herman Snieder, moeder Stien Snieder-Trapman en Nico Snieder.

 

 

 

 

Beste Metje,
Je lange epistel heb ik Dinsdag ontvangen en ’s avonds meteen aan Kees laten lezen. We vonden het allebei erg leuk weer eens wat uit Stroe te horen. Je zult wel denken, wat schrijft ze gauw terug, ja zie je, ik heb alle tijd, want ik ben ziek. Al ruim 2 maanden. Ik heb op een Zaterdagavond bloed opgegeven wat ik heb doorgeslikt en had er eerst geeneens erg in dat het bloed was. De volgende dag ben ik gewoon de hele dag op geweest, want ik dacht er geen ogenblik aan dat het van mijn longen zou komen. Afijn, Maandag kwam de dokter die vond het maar het beste dat ik naar het consultatiebureau ging en toen bleek dat ik een klein plekje aan mijn linker long had. Dat was natuurlijk een hele schrik; nu maar rusten en eten hé. De eerste vier weken was ik 6 pond aangekomen en de 2e vier weken 8 pond. Kees is natuurlijk ook onderzocht maar mankeert gelukkig niets.

Gister kregen we bezoek van de Engelsen. Ze hebben 2 treinen beschoten, een gewone en een munitietrein. We wonen vlak bij de spoorlijn. Alleen de Bensdorpfabriek en een straat is er tussen. De trein reed net achter Bensdorp langs en ik had het idee dat de vliegtuigen op ons dak doken. Ik ben in bed gebleven. Ik had niet eens het benul naar beneden te gaan. De munitietrein stond net even buiten het station. Dat is 10 minuten bij ons vandaan. Onze ruiten zijn gelukkig nog heel, want ons huis staat net met een blinde muur naar het station toe. Er zijn nog een paar bommen in het dorp gevallen, en doden natuurlijk; niet veel gelukkig. Verleden week hebben ze de Palmkazerne gebombardeerd. Die staat even buiten Bussum en zat vol Duitsers. Toen het voorbij was zag ik een kapotgeschoten autobus langskomen met gewonden op weg naar het ziekenhuis bij ons in de laan. Eng gezicht, hoor!


     
Het huis van het gezin Snieder,
Iepenlaan 7, voor de verbouwing
 

Een paar weken terug moesten alle mannen zich voor ’s morgens negen uur melden om aan de IJssellinie te gaan werken. ’s Nachts hadden de Duitsers overal bulletins aangeplakt en meteen het hele dorp bezet. Je kon dus nergens heen. Om negen uur begonnen ze te zoeken huis in, huis uit. Als je de deur niet open deed mikten ze een handgranaat naar binnen. Mitrailleurs hadden ze ook bij zich; twee mannen die probeerden te vluchten, zijn doodgeschoten. Bij alle N.S.B.-ers die gevlucht waren hebben ze de deuren ook ingegooid, want de Duitsers wisten niet beter of ze wilden niet open doen. Mijn vader is 45 jaar, maar die hebben ze gelukkig niet te pakken gekregen. Kees evenmin, maar daar zijn ze heel niet in huis geweest. Bij ons wel, ze zijn bij mij ook in de kamer geweest; één oude man was er bij en die vroeg zo belangstellend naar mij en toen hij wegging wenste hij mij beterschap.

Na een week liepen alle mannen die ze niet gevonden hadden alweer op straat, maar nu zijn ze iedere week weer bezig de mannen van de straat te pikken om treinen te lossen en te laden. Soms nemen ze ook vrouwen mee om aardappelen te schillen, dus je moet altijd oppassen. Met het eten is het hier hopeloos. Geen aardappelen, geen boter, geen melk, geen suiker, weinig brood, enz., enz. Ik weet het allemaal niet. De kleinste kinderen krijgen een beetje taptemelkpoeder en voor boter in de plaats raapolie. Daar moeten we het mee doen tot aan het eind van de oorlog. Je zult je afvragen wat eten jullie dan eigenlijk. We zijn bij de centrale keuken gegaan. Als je daar bonnen inlevert krijg je tenminste iedere dag nog warm eten. Ze hebben daar erwten-, bruinebonen-, uien- en groentesoep, maar als je het mij vraagt is het allemaal het zelfde. Overal drijven worteltjes en stukken aardappel in. Pap krijgen ze ook wel eens, dat is net water zo dun en we hebben al drie Zondagen bij wijze van attractie pap met stroop gehad. Ook natuurlijk wel aardappelen met groente, maar dat is ook al zo nat dat het wel soep lijkt. Maar laat ik er nu maar niet zo op afgeven, ik hoef het gelukkig nooit te eten en ze hebben hier thuis nog nooit echt honger gehad. Vlees kan je hier ook nooit kopen alleen op ziekenbonnen, dus ik krijg nog wel eens wat. Ik krijg bonnen voor een liter melk per dag, een half pond boter, 6 ons vlees en 1 ½ brood per week. 

      
 
Nely Snieder en Cees Stegenga
in augustus 194

De hele familie (behalve moeder, mijn jongste broertje en ik) is eens een keer aan ’t aardappelen narooien geweest. Ze waren om 6 uur opgestaan, het goot van de regen en ze zakten tot hun kuiten in de modder, maar ze kwamen met een mud aardappelen thuis. Ze zagen er uit als zwijnen, en op ’t laatst was het zo druk op dat land dat op iedere vierkante meter een mens in de grond stond te wroeten. Er zijn een paar mensen flauw gevallen en sommigen konden niet meer uit de modder komen, zodat mijn vader moest helpen trekken en dat alles om wat aardappelen te bemachtigen.

Gas en elektriciteit hebben we ook al lang niet meer. We koken op de kachel, die er natuurlijk heel niet geschikt voor is en wat een akelige stank in de huiskamer geeft. Ze zitten soms met de handen in het haar hoe alles klaar te krijgen met één kachel voor zo’n groot gezin. Dan hebben we natuurlijk ook geen kolen. Mijn zusje van 15 jaar en broertje van 12 jaar gaan er zo vaak mogelijk met trekzaag en bijl op uit om brandhout te halen. Je staat er soms verstelt van zulke dikken bomen die kinderen mee aankomen zetten. Maar er lopen geweldig veel wachten in het bos. Van de week is hun zaag afgenomen, dat wordt dus ook alweer moeilijk. Ik kan het niet uitstaan, dat ik nu juist in zo’n drukke tijd ziek ben geworden en mijn moeder nog meer last bezorg. Ik hoef gelukkig niet naar een sanatorium dat lijkt me niets in deze tijd.

Groetjes, Nely

 

foto’s familiearchief)

Naschrift

Het gezin Snieder had acht kinderen. Vader was orthopedisch schoenmaker. De hongerwinter moest na deze brief nog beginnen. Drie zusjes Snieder zijn toen met een handkar helemaal naar Andijk gelopen, met een tussenstop bij familie In Monnickendam, om bij een oom zakken aardappelen, winterwortelen en uien op te halen. Nely trouwde in 1949 met Kees Stegenga. Pas in 1956 werd ze genezen verklaard van tbc; ze had toen al een gezin met drie kinderen. Echtgenoot Kees bekleedde vanaf de aanvang diverse technische functies bij de televisie in Bussum. Hij overleed in 2006.