Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 10 nummer 1 (april 1994), pag. 16-30
Bussums kerkgeschiedenis, deel I
Voorgeschiedenis in Bussum tot en met de Sint Vituskerk
Wil van Berkel & Martin Heyne
Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel
Deel II: Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 10, nr. 2 (september 1994), pag. 55-76
Deel III: Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 10, nr. 3 (december 1994), pag. 100
Deel IV: Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 11, nr. 2 (november 1995), pag. 58-63
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
Al vele jaren wordt onderzocht hoe Bussum was en is, óók in sociaal perspektief, waarvan het kerkelijk gebeuren een aspekt is.
Het dorp Bussum met circa 400 inwoners in 1820, is door de aanleg van de spoorweg in 1874 van Amsterdam naar Hilversum snel uitgegroeid tot een grotere gemeente. Veel forensen kwamen in Bussum wonen, wat met zich meebracht dat Bussum, begonnen als overwegend Rooms-Katholiek, in een bredere stroming kwam.
In 1830 kwam het kerkelijk leven voor niet-katholieken op gang door de opening van een Hervormd-kerkgebouw, Latere afscheidingen naar andere geloofsrichtingen gingen veelal niet ongemerkt voorbij. Wij willen proberen u een overzicht te geven hoe het allemaal in Bussum veranderde. De resultaten worden beschreven in diverse nummers van het Contactblad, te beginnen in 1994 met:
1. Voorgeschiedenis in Bussum tot en met de Sint Vituskerk.
2. De later ontstane parochies (Contactblad van september).
3. De Hervormde Gemeente (in het Contactblad van december).
In 1995 worden de Gereformeerde Gemeente, de Nederlandse Protestanten Bond, Doopsgezinde Gemeente, Remonstrantse Gemeente, Apostolische Gemeente, Lutherse Gemeente, Joodse Gemeente (Nederlands Israëlitische Gemeente) en diverse andere stromingen opgenomen. Later willen wij het bundelen tot een geheel. Daarvoor hebben wij uw hulp nodig: door mee te denken en eventuele ontbrekende gegevens en/of foto's/dokumentatie aan ons door te spelen via het redaktie-adres van het Contactblad. Bij voorbaat onze hartelijke dank.
Omdat de Sint Vituskerk dit jaar 110 jaar bestaat, willen we het gedicht dat ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan werd geschreven door Hugo Huygen nog eens vermelden.
De Eeuwige Boodschap:
Hoeveel ook in ons mooie dorp verdwijnt
de Vituskerk staat steeds nog overeind.
In al de onrust hij vertrouwelijk wenkt,
ja, iedereen terloops toch even denkt
als hij, als zij, er even langs weer gaat:
gelukkig dat die kerk als richtpunt staat.
Want hoe je leeft en wie of wat je bent,
hij is voor elk een sprekend monument.
Al honderd jaar, ja, elke dag en nacht,
houdt hij door elk seizoen steeds trouw de wacht.
Er wordt hier nu geen godsdienst meer beleden
toch kan de kerk een toevlucht zijn voor heden.
Bewogen door triomf en majesteit
in stille vreugde aan de eeuwigheid,
ben ik die kerk vaak in gegaan
en dwalend bleef ik soms getroffen staan.
Wij willen hier toch een bestemming vinden
om ieder met het leven weer te binden.
Dat is de opdracht nu bij het verhaal
van Bussums imposante kathedraal.
De voorgeschiedenis
Eeuwenlang viel het nietige dorp Bussum onder Naarden, niet alleen bestuurlijk maar ook kerkelijk. Dat was al begonnen in de middeleeuwen toen het oude Naarden aan de noordpunt van de Gooise heuvelrug lag, bijna een kilometer vóór de huidige kustlijn. Bussum lag ongeveer 4,5 kilometer zuidelijker, boven op de heuvelrug en enigszins door dicht oerbos en woeste gronden van de stad gescheiden. De zondagse kerkgang was in die dagen ongetwijfeld een onderneming van belang. Aan het eerste Bussum herinnert me nog de hofstede Oud-Bussum. Naarden werd in 1350 tijdens de Hoekse en Kabeljauwse Twisten overvallen, geplunderd en in brand gestoken, waarna een storm de resten van de stad in de Zuiderzee deed verdwijnen. Een nieuw Naarden werd gesticht; meer naar het zuid-westen, dat hemelsbreed op ongeveer 2,5 km. van het oude Bussum kwam te liggen en dus makkelijker te bereiken was. Het dorp ging Hoog-Bussum heten om het te onderscheiden van Laag-Bussum waar na 1350 enkele Hoog-Bussumers zich vestigden aan de nieuwe weg van Naarden naar Hilversum en Utrecht.
|
|
ill. 1: de Vituskapel in 1828. |
Het is niet bekend of er in Hoog-Bussum ooit godsdienstoefeningen zijn gehouden. In Laag-Bussum niet totdat daar in 1520 een kapelletje werd gebouwd. Deze kapel stond op een natuurlijk heuveltje aan de kruising van twee dorpspaden waaruit later de Kerkstraat en de Kapelstraat ontstonden. (zie ill.1).
De Vituskapel was inmiddels ruim een eeuw leeg blijven staan. Er werden de brandspuit van de gemeente en een lijkbaar in bewaard. Duidelijk is te zien dat de kapel op een heuveltje stond. Dit is de laatste afbeelding vlak voordat de kapel van de Ned. Hervormde Gemeente werd verbouwd.
Laag-Bussum breidde begin zestiende eeuw uit ten koste van Hoog-Bussum. Laatstgenoemde ging weldra Hoog-Bussum heten en telde toen als dorpsbuurtschap niet meer mee. De kapel was, net als de moederkerk in Naarden, toegewijd aan Sint Vitus en werd bediend vanuit Naarden. Met zijn bescheiden afmetingen van circa 8,5 meter lang en 6 meter breed, gedekt met een zadeldak kon het gebouwtje maar weinig gelovigen bergen. Het is daarom niet aannemelijk dat er misvieringen werden gehouden; waarschijnlijk werd er alleen gepreekt en de communie uitgereikt en voor het overige bleef men op Naarden aangewezen. Voor die paar honderd inwoners was de kapel voorlopig groot genoeg. Tot na de Reformatie bleef deze situatie onveranderd.
Na het uitmoorden van Naarden door de Spanjaarden in 1572 gingen de overlevenden in 1574 in groten getale tot de Reformatie over. Aanvankelijk gaf dit geen grote problemen. Dit veranderde toen prins Willem van Oranje op 20 december 1581 bij decreet de Katholieke godsdienstoefeningen verbood en hun overgebleven kerken en instellingen liet sluiten of overnemen.
Het patersklooster bij Oud-Naarden was toen al vrijwillig aan de stad overgedragen op voorwaarde dat de paters tot hun dood in het Gooi mochten blijven. De aanwezige acht paters en een drietal andere priesters bleven in het Gooi om in het geheim de katholieken bij te staan. In Bussum trok men zich van het decreet niets aan: iedereen bleef bij zijn oude vertrouwde godsdienst en ging er gewoon mee door. De kapel werd niet gesloten en daar kwam regelmatig een als koopman of boerenknecht vermomde priester om de sacramenten toe te dienen en te preken. In de eerste decennia tot 1600 was hier een Ankeveense priester, Lambrecht Stappens, werkzaam. Na hem kwam vanuit Utrecht Adrianus van Oorschot gedurende twintig jaar in deze regio werken. Zijn taak werd voortgezet door Barthold Ingels; ook uit Ankeveen. Hij was de bekendste rondtrekkende priester in deze streken. Meer dan dertig jaar was hij onvermoeibaar in de dorpen rond zijn woonplaats aktief; ondanks allerlei tegenwerking, huiszoekingen en plakaten waarin zijn werk verboden werd.
In die tijd heeft men waarschijnlijk ook rond de kapel begraven, omdat het Sint Janskerkhof niet gebruikt mocht worden.
Er braken voor de katholieken betere tijden aan toen in 1641 in Naarden weer een pastoor mocht komen. De Jezuïten hadden in Naarden een statie gesticht en door hun goede betrekkingen met het stadsbestuur werd hun werk oogluikend toegestaan. Ook Bussum profiteerde hiervan. Vijftien jaar later werd door het stadsbestuur aan pastoor Van Alckema al officieel toestemming verleend om eenmaal in de twee weken onder andere in Bussum te preken. De Sint Vituskapel trok dan grote aantallen gelovigen, die er niet allemaal in konden. Dat werd een onhoudbare situatie en men ging op zoek naar een grotere gebedsruimte. Die vond men op de deel van een boerderij aan de latere Sint Vitusstraat, op de plek waar in deze eeuw de Broederschool stond. Wanneer het precies was is niet bekend, maar volgens de Nederlandse stads- en dorpsbeschrijving uit 1795 kan omstreeks 1656 de verhuizing al hebben plaatsgevonden. De schuurkerk bood later ook onderdak aan een aantal Hilversumse gelovigen. Na 1690 kregen de Jansenisten in Hilversum de overhand en gingen zij zich oud-katholieken noemen. Zij namen het kerkgebouw en veel kerkelijke goederen over, waarbij voor de rooms-katholieken slechts verdrukking overbleef. Die zochten hun kerkelijke toevlucht in de omliggende dorpen en voor een deel ook hier.
Voorgevel van de schuurkerk "Ma Chaumère", zoals deze er
|
Het zou tot 1786 duren voor daar weer een R.K.kerk zou komen. In zijn Aardrijkskundig Woordenboek zegt A.J. v.d. Aa in 1840 over de schuurkerk: de R.K. kerk aan de H. St. Vitus toegewijd is een klein maar net gebouw zonder toren, doch met een zeer goed orgel.
Nog steeds viel Bussum bestuurlijk en kerkelijk onder Naarden. Daar kwam verandering in toen in 1795 Bussum een zelfstandige parochie werd. Pastoor J. Nijhoff ging vanuit Naarden mee en werd de eerste pastoor. Bestuurlijk was het dorp toen ook aan het muiten met korte perioden van eigen bestuur. Maar het duurde nog tot 1817 voor ook dit voor elkaar zou komen.
De Rooms-Katholieke Sint Vitusparochie
De oudste Bussumse parochie werd in 1795 afgesplitst van Naarden en omvatte het hele dorp. De kerkdiensten werden gehouden op de hiertoe ingerichte deel van een boerderij aan de latere Sint Vitusstraat. Plundertochten door de Franse bezetters die de vesting Naarden in hun bezit hadden, gaven veel overlast aan het dorp en kostten de weinige kerksieraden die de parochie rijk was.
Toen de Fransen verdreven waren en Bussum zelfstandig werd was de schuurkerk het eerste openbare gebouw, want een gemeentehuis zou er voorlopig niet komen. School werd er gehouden bij de meester aan huis. Opmerkelijk is dat de eerste kerkelijke instelling die gesticht werd, een eigen begraafplaats was. Tot dan toe begroef men nog op het Sint Janskerkhof of in Naarden. De begraafplaats werd in 1822 plechtig ingezegend.
Kerkebouw
Zo'n twintig jaar later werd de schuurkerk te klein en de juist aangestelde pastoor v.d. Brink beijverde zich voor de bouw van een eigen godshuis. Dat kwam er in 1844. Het stond langs de Brinklaan op een vroeger stuk van de Brink en was ontworpen in de eenvoudige Waterstaatstijl, met een kleine toren aan de ingang van de Sint Vitusstraat bij de Brink. In het verlengde was de pastorie aangebouwd. De parochie was dolgelukkig en velen bedachten de kerk met giften en schenkingen voor heiligenbeelden en paramenten.
De veertien in 1857 door de Hilversumse kunstenaar Anthonie Brouwer geschilderde kruiswegstaties sierden de kerk en gingen later mee naar de nieuwe Sint Vituskerk. De invloed van de toestroom van nieuwe inwoners werd weldra merkbaar door het plaatsgebrek in de kerk. Men ging denken aan een grotere kerk. Onder pastoor Weitjens werd de bekende architect Pierre Cuypers in de arm genomen en in 1884 verrees dwars op de Waterstaatskerk een nieuw, veel groter kerkgebouw, in neo-gotische stijl, dat er hoog bovenuit rees. Die kerk had echter nog geen toren, want die kon pas gebouwd worden toen de sloop van het oude kerkgebouw er plaats voor gemaakt had. Alleen de pastorie bleef staan en geeft aan waar die eerdere kerk eens stond; namelijk op het kerkplein van de nieuwe Sint Vituskerk. Twaalf jaar later ontwierp Jos Cuypers een toren bij de kerk die zijn vader ontworpen had. Deze toren werd met veel vertoon in gebruik genomen. Er werd vuurwerk vanaf gestoken. Een vuurpijl zette de boerderij van Krijnen aan de Mariastraat in lichtelaaie; het einde van het feest. Hieraan herinnert nog de Krijnenweg.
Reeds aan het begin van deze eeuw was ook de nieuwe kerk te klein voor heel Bussum. Er werd een plan gemaakt om er een noorder- en een zuiderbeuk aan te bouwen en naast de toren een apart "leeringlokaal". Door de Eerste Wereldoorlog ging dat niet door. Daarna werd de oplossing gevonden door de parochie te splitsen.
Bij het 25-jarig priesterfeest van pastoor A. van Hinsbergen werd de kerk verrijkt met de drie grote gebrandschilderde ramen in de absis (halfronde of veelhoekige uitbouw die koor of zijbeuk afsluit). De aanwezige ramen werden daarvoor verplaatst naar de zijkanten van het priesterkoor. De ramen van het schip in de kerk zijn onder pastoor Beumer geplaatst: 9 door schenkingen van parochianen, de overige 7 zijn door pastoor Beumer bekostigd. Zij vormen samen een van de monumentale aspekten van het kerkgebouw. Nadat in 1924 de kerk met de aanbouw van een Mariakapel was uitgebreid, volgde de laatste uitbreiding, de doopkapel, in 1938.
Om de kosten en het onderhoud van zo'n enorm gebouw te kunnen opbrengen, zijn, ondanks vele legaten, in de loop van de tijd ook bezittingen in de vorm van huizen en villa's verkocht.
In de jaren dertig, toen Bussum zich naar het zuidoosten uitbreidde, werd ook daar een nieuwe parochie gesticht. Architect Herman van Eijden ontwierp de H. Hartkerk met pastorie aan de H. Kamerling Onnesweg, die op 3 mei 1932 werd ingewijd. De uitbreiding zette zich ook na de Tweede Wereldoorlog voort en ook voor de nieuwe wijk over de Ceintuurbaan werd een parochie gesticht: de Sint Jozefparochie, in 1953. Toen in de jaren zestig het kerkbezoek sterk terugliep en tevens het aantal priesterroepingen, ging men er omstreeks 1970 toe over om drie parochies (Sint Vitus, H. Hart en Maria) te laten samenwerken onder één pastorteam. Dit mondde uit in het sluiten van twee van de drie kerken in 1982. De Mariakerk (de koepelkerk aan de Brinklaan) werd parochiekerk; de H. Hartkerk en de Sint Vituskerk werden gesloten. De H. Hartkerk is gesloopt. De Sint Vituskerk wacht sindsdien op een passende bestemming, zoals bijvoorbeeld voor culturele doeleinden. Tijdens de catastrofale brand op 5 oktober 1988 ging ondermeer het beroemde Adema-orgel geheel verloren en werd enorme schade aangericht aan het gebouw dat sedert 1972 op de nationale monumentenlijst staat, als voorbeeld van religieuze bouwkunst stammend uit de beginperiode van architect Pierre Cuypers.
de Sint Vituskerk. |
Pastoors van de Sint Vitusparochie
1797-1811 Johannes Nijhoff
1811-1819 Henricus Wilkamp
1819-1835 Henricus Kuijer
1835-1836 Theodorus Wagenaar
1836-1873 Joannes van den Brink
1873-1879 Henricus Antonius Piek
1879-1907 Johannes Andreas Weitjens
1907-1913 Wilhelmus A.G.M. Meuleman
1913-1921 prof. Eugenius A. van Hinsbergen
1921-1934 Egbertus Beumer
1934-1946 Johannes Gerhardus Alferink
1946-1951 Gerhardus L.W.A. de Geus
1951-1961 Henricus W.M. van der Bergh
1961-1970 Theodorus Johannes Klaassen
1970-1980 Wilhelmus J.J. Kluck *
1980-1982 Petrus Johannes de Reus *
* Samenwerkende parochies
De Sint Vituskerk is gesloten in 1982
Kosters van de Sint Vituskerk
? -1909 V. Schouten, dreef tevens een boekhandel.
1909-1953 N. v.d. Linden, heeft jarenlang een winkel in religieuze voorwerpen gehad aan de Mariastraat.
1953-1984 P. van Eeden
Koordirigenten en/of organisten
1886-1911 Theo Ram (hoofdonderwijzer Wilhelminaschool) dir.
1911-1933 P.J.L. Laout, dirigent
1914-1954 H. Schnebbelie, organist
1933-1965 A.G. van der Voort, dirigent
1964-1989 drs. J. van Stokkum, dirigent en organist
Kapelaans van de Sint Vitusparochie
1864-186 W. Jaspers (Waterstaatskerk)
1865-1871 J. Miltenburg
1871-1873 G.J. van Dam
1875-1889 J. Ettema (1884 St. Vituskerk in gebruik)
1887-1894 M. van Hulzen (rector Mariënburg)
1889-1890 L.J. de Vreeze
1890-1905 A.J. Lauteslager
1901-1904 G.W. Fleerkamp
1905-1906 W.G.J. van Koeverden
1905-1912 F.A. Paping
1906-1908 G.B.W. Schilte
1908-1910 E. Galama
1910-1912 F.A.H. de Loo
1912-1915 J.A.Th. van Wessum
1912-1915 H.S. Mölder
1912-1916 E.G. Wartna
1915-1917 P.J. Bijlard
1917-1920 A.G. Smit
1917-1925 H.H.W. de Jong
1918*-1919 Schille * de datum is onder voorbehoud
1920-1933 J.H. Koelman
1920-1933 J.B. Kemper
1924-1925* B.J.M. Verholt * de datum is onder voorbehoud
1925-1927 P.H.M. de Jong
1925-1930 A.W.J. van Rossum
1930-1931 R. Poot
1931-1932 B.H.A. Eppink
1931-1946 J.A. Schinkel
1933-1938 J.A.J. van Gendt
1933-1942 W.A. Mentink
1938-1948 J.H. Onland
1942-1946 J.A.A. Aalders
1946-1952 Th. Scholten
1947-1948 pater Hammerslag O.Carmen.
1948-1949 C. Veeger
1948-1967 J. Agterof
1949-1953 H.J. Veeger
1952-1964 J.A. de Groot
1964-1968 J.C. Kieftenburg
1964-1965 pater Eduard Veenhuis O.Carmen.
1965-1966 pater de Meulenmeester
1967-1969 drs. N. Rood
1970-1980 pastoresteam onder W.J.J. Kluck
1980-1982 pastoresteam onder P.J. de Reus
Het sociaal gebeuren in de Sint Vituskerk
Hier volgt slechts een deel van het totale gebeuren vanaf het begin in de Waterstaatskerk, met o.a.: eerste H. missen, verenigingen, jubilea en dergelijke. Het is echter niet mogelijk om alle gegevens te achterhalen, maar hierdoor krijgt u toch enig inzicht in het sociale leven. De data zijn gekozen vanaf het begin van de Sint Vitusparochie tot circa 1926. De gegevens komen uit de Gooi en Eemlander en de Bussumsche Courant.
Eerste H. Missen in de Sint Vituskerk
13 sept. 1902 pater Bertinus (Ant. Vrakking) van de orde der trappisten te Achen.
24 aug. 1904 pater Dominicus Povel
29 dec. 1910 reverend G.Th.M. Ram, missionaris van de congregatie van Mill-Hill
4 aug. 1915 P. Kaarsgaren, neomist (= pas gewijd priester).
1918 A.J.M. Postma (in de kapel van de Majella).
28 okt. 1924 pater G.J. Koster
1925 Jos A.M. Prein, theologisch kandidaat van seminarie Rijsenburg te Driebergen.
8 aug. 1926 pater Jozef Ram (in de Mariakerk).
10 nov. 1926 frater Herman Boddeke
Kerkmeesters Sint Vituskerk.
1876-1898 H. Majoor Jbz.
1888-1926 J.A. Franken
1898-1911 J.B. Groenen
1911- J.J.B. Hafkenscheid
Oprichtingsdata van zangkoren.
1882-1910 R.K. Mannenkoor Sint Caecilia
1904 Zangvereniging Sint Gregorius, afdeling van de R.K. Werkliedenvereniging Sint Joseph.
1906 R.K. Knapenkoor Patiëntia Vincit Omnia, onder leiding van H. Bus.
1912 R.K. Volkszang
1918 R.K. Dameskoor, afdeling van R.K. Volkszang.
1924 R.K. Knapenkoor voor de Sint Vituskerk
Bonden en verenigingen.
1897 R.K. Kiesvereniging "Kiesrecht en Kiesplicht"
1898 Katholieke Jongelingenvereniging; bijeenkomsten in villa Ma Chaumere.
1906 Sint Elisabethvereniging
1907 R.K. Patronaatsvereniging "Onder bescherming van de H. Maagd Maria"
1908 R.K. Middenstandsvereniging "De Hanze"
R.K. Gemeentewerkersvereniging
1910 R.K. Onderwijzersbond
R.K. Vereniging voor handelsreizigers en middenstanders Naarden/Bussum, gevestig in Bussum
R.K. Coöperatie voor een bakkerij
1913 R.K. Coöperatie "Nia Pando"
1915 Toneelvereniging "R.K. Dilletanten"
1916 R.K. Meisjesbond; vanaf 16 jaar, onderafdeling van de Mariavereniging.
1918 R.K. Vrouwenbond, afd. Ver. Hulp in de Huishouding
1920 Toneelvereniging "Het Roomsch Toneel"
1924 R.K. Ambtenarenvereniging
Werkliedenvereniging Sint Joseph.
1900 Oprichting Werkliedenvereniging Sint Joseph met de hierna volgende onderafdelingen.
1900 Toneelvereniging D.O.V.
1904 Mariavereniging
Naaivereniging voor R.K. meisjes
Ziekenfonds "Sint Johannes de Deo"
Schildersvereniging Sint Lucas
1906 R.K. Erewacht voor de St. Vituskerk door leden van Sint Joseph
1908 R.K. Timmerliedenvereniging
1910 R.K. Vakafdeling Kalk- en Zandbewerkers "Sint Martinus "
1916 R.K. Metaalbewerkersbond
1917 R.K. Vrouwenbond
1925 R.K. Vereniging "De Jonge Werkman"
Drankbestrijding
1902 St. Paulusvereniging; ter bestrijding van drankmisbruik
1906 R.K. Kruisverbond; voor drankbestrijding
1907 Mariavereniging; vereniging voor geheelonthouders
1908 Sint Annavereniging. Doel: helpen bij kinderopvoeding buiten het drankmisbruik.
1909 Sint Annavereniging. Doel: ziekenfondshulp in gezinnen tegen drankmisbruik.
Boekenuitleen.
1884 Leesvereniging "Nut en Uitspanning"
1895 Vereniging "Vincentius á Paulo" (onder andere boekenuitleen)
1918 R.K. Openbare Leeszaal "Dr. Schaepman"
Diversen.
1876 Benoeming van H. Majoor Jbz. tot kerkmeester.
1905 Opening van de R.K. Spaarkas.
1906 50-Jarig priesterjubileum van pastoor Weitjens.
30 mei 1911 Eerste-steenlegging voor het R.K. Broederhuis.
17 jan. 1913 Eerste-steenlegging voor het St. Vitusgebouw.
29 sept. 1913 Opening van het St. Vitusgebouw.
8 dec. 1915 De heer Paulus Brand onderscheiden door paus Benedictus XV en benoemd tot pauselijk uitgever.
1918 Electrische verlichting in de St. Vituskerk, aangelegd door de firma P.H. Kok.
22 apr. 1921 Jubileum van zuster Marie Edmunda, directrice van Mariënburg: 50-jarige professie.
15 aug. 1921 Jubileum van broeder Sixtus, onderwijzer van de Willibrordusschool: 25-jarige professie.
1921 De afdeling A van de Willibrordusschool wordt Sint Vitusschool en de afdeling B blijft Willibrordusschool.
1925 Plan voor de bouw van een Noorsch Missiehuis aan de Parklaan (St. Olafshuis).
1925 Oprichting van de R.K. Schoolvereniging om het schoolbestuur bij te staan in de Sint Vitusparochie.
Schenking van een 12-lamps radio aan de Majella.
dec. 1925 Rector Hofstee van Mariënburg overleden.
Scholenbouw
In 1879 kochten de Soeurs-de-Notre-Dame uit Amersfoort aan de Brinklaan een naast de Rozenboom gelegen, ruim bemeten bouwterrein om er een meisjespensionaat op te bouwen met een grote tuin. Daarbij werd ten behoeve van de plaatselijke jeugd, aan de Herenstraat een meisjesschool geopend. Mariënburg werd in 1920 uitgebreid met een vleugel aan de noordzijde, die Mariaschool ging heten.
Afbeelding van pensionaat Marienburg, nog zonder zijvleugels,
|
In 1965 werd het meisjespensionaat, als zijnde een verouderde instelling, opgeheven en werd Mariënburg een rusthuis voor bejaarde religieuzen.
Meisjesschool
Aan de Mariastraat werd in 1903, een door de zusters van Mariënburg gestichte meisjesschool geopend, die verdeeld was in de Mariaschool, voor A-kinderen, en de Sint Henricusschool, voor B-kinderen. De Mariaschool was voor de kinderen van beter gesitueerden; de Sint Henricusschool voor de armere kinderen.
In 1966 werd de scheiding tussen jongens en meisjes opgeheven en werd het lager onderwijs geconcentreerd in de Mariaschool aan de Sint Vitusstraat. De school aan de Mariastraat werd toen, tot juli 1992, R.K. Havo.
Jongensschool
Ook moest er een jongensschool komen, die geleid zou worden door de Broeders van O.L. Vrouw Onbevlekte Ontvangenis uit Maastricht. Allereerst bouwde men in 1908, op de plek waar het omstreeks 1900 gesloopte "Ma Chaumere" had gestaan, de Sint Vitusschool. In 1911 werd de Sint Willibrordusschool gebouwd, die toen voor de B-kinderen bestemd werd. In 1934 werd de scheiding tussen A en B door pastoor Alferink opgeheven. Het hele complex was gebouwd op de grond waarop de boerderij "Ma Chaumere" had gestaan; de boerderij, waarin tot 1845 de schuurkerk was ondergebracht.
In 1978 werden de St. Vitusschool en de St. Willibrordusschool samengevoegd en Mariaschool genoemd. In 1993 is het gebouw van de Mariaschool aan de Sint Vitusstraat gesloopt om plaats te maken voor een nieuw schoolgebouw. Hierin wordt in 1994 gehuisvest de school die in 1993 is gevormd door het samengaan van de Mariaschool, de Koepelschool aan de Brinklaan 36a/40 en de Fatima-Jozefschool aan de Dr.- Schaepmanlaan. Als naam voor deze combinatie is gekozen voor: R.K. Basisschool Sint Vitus.
Kleuterschool
Ook voor de allerkleinsten kwam er onderwijs. De zusters van Mariënburg openden in 1928 aan de Herenstraat naast de meisjesschool hun kleuterschool: de Sint Jozef-Fröbelschool, die tot 1978 in gebruik zou blijven. De Fröbelschool is toen ondergebracht in de Mariaschool aan de Sint Vitusstraat.
Het Sint Vituscollege
Dit college werd in 1939 gestart door drie paters kruisheren. Tot 1946 werd lesgegeven in de villa "Quatre Bras" aan de Koningslaan hoek Koningin Emmalaan. In 1955 werd opnieuw begonnen: in villa "Berkenheuvel" aan de Nieuwe 's-Gravelandseweg. Van 1957 tot 1968 zat het college in villa."Vijverberg" aan de Willemslaan en vanaf 1968 in het huidige collegegebouw aan de Beerensteinerlaan.
Opleidingen: eerst h.b.s. en gymnasium, later havo en V.W.O.
Verpleging
Op verzoek van pastoor Meuleman kwam in 1910 een drietal zusters van de Congregatie van Sint Joseph uit Heerlen naar Bussum. Vooruit lopend op het starten van een ziekenhuis, begonnen zij met wijkverpleging vanuit een woonhuisje aan de Brinklaan, tegenover het vorige raadhuis.
In de villa "Spiegelheuvel" aan de Iepenlaan werd reeds het jaar daarop een ziekenhuis gestart met als patroon: Sint Gerardus Majella. Vijf jaar later stond er op de plek van de villa die in 1924 werd afgebroken een echt ziekenhuis naar een ontwerp van de architecten M. Rietberg en G.J. Vos.
Een van de motoren achter de bouw ervan was de heer A. Dreesmann die, evenals zijn compagnon Vroom, in Bussum woonde en die veel geld en energie stak in de bouw, de inrichting en in het bestuur van het ziekenhuis.
Het ziekenhuis kreeg een goede naam en breidde geleidelijk uit. In 1920 werkten hier 28 zusters, twee jaar later 42 en in 1936 al 68. De wijkverpleging bleef men er naast doen met drie zusters, tot 1930. In 1925 werd er een grote uitbreiding gerealiseerd. Dat was de linkervleugel, langs de Plaggenweg, en in de achtertuin het dwarsstuk met de poliklinieken.
Na 24 jaar uitsluitend door de zusters te zijn geleid kwam er, na 15 jaar aandringen bij ,het bestuur, in 1935 een geneesheer-directeur. De zusters namen afscheid van hun Majella en de ziekenzorg ging over in lekenhanden.
Na de Tweede Wereldoorlog volgde een nieuwe uitbreiding met de nieuwbouw aan de Nieuwe Hilversumseweg, die in 1967 in gebruik werd genomen.
Het hele ziekenhuis is verhuisd naar het Streekziekenhuis Gooi-Noord in Blaricum, dat in december 1990 in gebruik werd genomen.