Contactblad Historische Kring Bussum jaargang 10 nummer 3 (december 1994) pag. 95-99
Uit het leven van Philip Krant
Martin Heyne
Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
Sommige mensen hebben er geen zin in om over hun leven te vertellen. Tot die groep mag Philip Krant zeker niet gerekend worden. Met smaak schetst hij in heldere lijnen wat hij zoal in zijn leven heeft meegemaakt en ziet er met een zekere tevredenheid en ook dankbaarheid op terug. Hoewel, hij blijft ook vooruit zien, want hij is nog lang niet "oud en der dagen zat".
De wortels van de familie Krant liggen in Hilversum, waar zij reeds vanaf het begin van de vorige eeuw woonden. De grootouders en ouders van Krant woonden rond de eeuwwisseling met velen van hun geloofsgenoten in de Herenstraat, een zijstraat van de Leeuwenstraat, vlak bij het station van Hilversum. Op 24 februari 1912 werd daar Philip geboren, als oudste zoon van Nathan Krant. Om zich een betere toekomst te creëren verhuisde het jonge gezin naar Bussum en kocht een huisje aan de Hogeweg nr. 14, waar in de oude traditie een nering in oude metalen en gebruikte kleding werd opgezet. Vóór dat echter goed op gang kwam, brak de Eerste Wereldoorlog uit. Vader moest in militaire dienst en werd ingedeeld bij de kustverdediging in Den Helder. Alleen in de weekends kon hij naar huis. Daar kleedde hij zich snel om en ging op pad om goede gedragen kleding op te kopen. Zijn vrouw werkte hard mee, want zij tornde de kleding uit elkaar, waste het en naaide er kinderkleertjes van. Dat was een goede handel, omdat het ook toen moeilijk was om aan kinderkleding te komen voor een redelijke prijs. Op deze manier kwam de familie in de kleding-business terecht. Na de oorlog, vanaf 1918, handelden ze niet meer in oude kleding en metalen, maar werd alle energie gestoken in de manufacturenzaak [zie foto 1].
Foto 1. Nathan Krant en echtgenote voor Hogeweg 14 |
De kleine Philip bracht die oorlogsjaren door bij zijn grootouders in Hilversum. Daar werd toen de weekmarkt nog op de Groest gehouden. Opa had een eigen kraam bij de hoek met de Leeuwenstraat, waarin ze van de opgehaalde metaalwaren de nog bruikbare of zelf gerepareerde stukken verkochten zoals kachels, tuingereedschap en met name kachelroosters. Zo klein als hij toen nog was, hield hij hieraan een duidelijke en levendige herinnering over. In latere jaren bleef hij graag en regelmatig bij zijn grootouders langskomen. Intussen was het gezin nog uitgebreid met een dochter Gretha en een tweede zoon, Joop.
Toen de Joodse Gemeente in 1919 haar nieuwe synagoge aan de Kromme Englaan in gebruik had genomen, kwam de oude in het vroegere kleuterschooltje aan de Hogeweg vrij. [Zie foto op de omslag van dit Contactblad]. Vader Krant kocht het gebouw en liet door architect Herman van Eijden voor die plek een dubbel winkelpand ontwerpen. Uitziende over de Havenstraat werd het een forse winkelpui met woningen erboven en een kelder eronder in het afgravingstalud. Daar begon hij een detailhandel in manufacturen onder de naam "de Gunst". [zie foto 2].
Foto 2. Manufacturenhandel "de Gunst" aan de Hogeweg. |
Philip was weer terug in Bussum, bezocht de Prins Hendrikschool vlak naast de deur en verrichtte boodschapjes voor zijn ouders. Als zijn vader een spiraalmatras weggebracht moest hebben, moest zoonlief de fiets pakken en er op gaan zitten. De matras werd met de korte kant op de bagagedrager gezet, naar voren toe over zijn rug en schouders gelegd en dan maar fietsen met het loodzware gevaarte door het dorp; vaak tot achter in de Eng. Zo werd hij getraind in en vertrouwd gemaakt met hard werken.
Intussen was Philip op zijn 12e verjaardag lid geworden van Scoutinggroep 111. Die kwam de eerste jaren bijeen in het koetshuis van Van Vleuten aan de Meerweg, tegenover de Brandsmaschool. Later kregen de padvinders een groepshuis op de Gooiberg en gingen toen Gooiberggroep heten. Hij was met zoveel enthousiasme padvinder, dat zijn grootmoeder een keer ter gelegenheid van Sinterklaas vanuit Hilversum kwam lopen om hem een chocolade padvinder te geven. Zij barstte in tranen uit toen haar kadootje onderweg gebroken bleek te zijn. Als liberale joden hadden ze er totaal geen moeite mee om zo'n gezellig feest ook te vieren. Anderzijds ging Philip met Pesach in Hilversum met opa mee om bij klantjes die het wel goed konden gebruiken matses rond te brengen.
In 1936 trouwde Philip met Evaline Hamel en nam in 1939 samen met zijn broer Joop, op aandringen van zijn vader, de zaak over. Liever was hij in zijn toenmalige vak van electronicus gebleven. Maar vader vond dat de textiel betere perspectieven bood en dat hij opvolgers moest hebben. Dus wat doe je dan?
De oorlog die kort daarop uitbrak zette alle plannen op z'n kop. Het begon met het onderbrengen van gemeente-archieven in de als bomvrij te beschouwen kelders onder de winkel, waar ze de hele oorlog bleven opgeslagen. In 1942 stapte plotseling een N.S.B.-Verwalter de winkel binnen, die de familie Krant mededeelde dat hun zaak, net als alle grotere joodse bedrijven, onder beheer was geplaatst. De kleinere zaakjes werden zonder meer geliquideerd. Allen kregen een half uur de tijd om te vertrekken. Daar stonden ze!
Kort daarop moesten alle joodse inwoners vertrekken naar Amsterdam, waar ze in één wijk als in een ghetto werden samengebracht. Ook Philip, zijn vrouw en dochtertje Diny lieten zich in Bussum uitschrijven naar Amsterdam. Maar daar aangekomen besloten zij om zich niet te laten inschrijven en zo te verdwijnen uit het zicht van de overheid, zodat ze niet meer waren te lokaliseren. Toen de deportaties naar Westerbork op gang kwamen deden ze hun gele ster af en reisden terug naar Bussum. Zo waren ze binnen één maand weer terug in Bussum. Hij wist een tijdelijk schuiladres voor zijn vrouw en hemzelf en een kinderpension voor Diny; dat leek hem veiliger. Het meisje kon als het buiten wandelde door bekenden herkend worden. Na een paar weken vond hij voor het kind een onderdak in Laren waar niemand haar kende. Ze hadden naar Zwitserland willen uitwijken, maar de route bleek niet meer veilig te zijn, dus moesten ze langdurig onderduiken.
Twee jaren zaten ze op een bovenetage aan de H.A. Lorentzweg, waar hij van alles ondernam om zich niet te vervelen; zijn oude beroep kwam nu van pas. Hij bouwde een radio-zender-ontvanger en onderhield daarmee kontakt met Engeland en speelde berichten door. Ook werd hij goede maatjes met de pastoors van de nabije Heilig Hartkerk. Eerst pastoor Wiegerink en daarna met diens opvolger Van Leeuwen. Voor hen knapte hij allerlei karweitjes op, zoals het vernieuwen van de electrische leidingen en het stucadoren in de pastorie. Op een gegeven moment, toen de kerkcollectes merkwaardige tekorten vertoonden, ging hij op verzoek van de pastoor ook de collectegelden natellen. Vlak voor de hongerwinter verhuisden ze naar de H. Kamerlingh Onnesweg. Toen daar verraad dreigde pakte het echtpaar weer zijn biezen en trok naar 's-Graveland. Op landgoed Spanderswoud bleken nog meer onderduikers te zitten. Hier beleefden ze het einde van de Tweede Wereldoorlog. Opmerkelijk is, dat de gehele familie Krant, vader en moeder, hun twee zoons met hun echtgenotes en kind en ook dochter Gretha met man en kinderen, de oorlog overleefd heeft.
Toen konden ze weer van voren af aan beginnen. Hun textielhandel lag zo goed als plat en moest nieuw leven worden ingeblazen. Met zijn broer zetten ze er hun schouders onder. Naast de winkel aan de Hogeweg openden ze nog een stoffenzaak: "Favorie" aan de Nassaulaan alsmede een tapijtgroothandel in Amsterdam. Het ging hen voor de wind.
Hoewel dit werk veel tijd en energie vergde, was Philip daarbij jarenlang aktief in het Joods Maatschappelijk Werk en zat hij in de Landelijke Vereniging van Pleegouders van Joodse Kinderen. Ook voor sport vond hij nog tijd. Hij leerde sportvliegen, wat goed van pas kwam bij de watersnoodramp in 1953. Samen met de heer Speerstra van "Jan Tabak" vloog hij boven het rampgebied op zoek naar slachtoffers, die werden gemeld aan reddingsploegen. Hij was ook de man die bij het uitbreken van de hoela-hoep-rage -wanneer was dat ook alweer? -vanuit Amerika, alle produktierechten wist te verwerven. Bij de DRAKA Kabel- en Pijpenfabriek kocht hij een hele electropijpproduktie van meerdere weken op, liet verbindingsproppen maken en liet 40 jongens de hoepels in elkaar zetten voor levering aan speelgoedwinkels en warenhuizen. Er volgde export naar Suriname, West-Duitsland, België, de Kongo en vele andere landen.
Na een druk bezet bestaan ziet Philip Krant thans met tevredenheid terug op zijn leven. Bij zijn 70ste verjaardag benoemde,de Koningin hem tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, als 'officiële erkenning van zijn verdiensten. Voor zijn jarenlang werken in het Jewish National Fund Nederland ontving hij bij zijn Boste verjaardag een Israëlische onderscheiding. Maar nog zit hij niet stil thuis in een luie stoel bij het raam. Nog altijd is hij aktief op een aantal terreinen, al gaat dat uiteraard niet meer zo gemakkelijk als destijds. Altijd is hij zijn vader dankbaar, die hem inprentte niet verder te willen gaan dan je stok lang is (maar ook niet korter).