Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 31, nummer 3 (december 2015), pag. 4-8
Klück: van smid tot winkelier, 1823 - 2009
Nel Krijnen- van Gog
Het witte huis midden behoorde bij de smederij van Kluck op nummer 100a
|
Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
Het is al weer enkele jaren geleden dat ijzerhandel Klück, voorheen een smederij aan de Kapelstraat, hoek St. Vitusstraat, zijn deuren sloot. Geen ijzer meer in het vuur. Geen hamer meer op het aambeeld. Het laatste paard dat op de dam stond om beslagen te worden, zal daar rond 1950 hebben gestaan. Vanaf toen was het beroep hoefsmid in Bussum verleden tijd.
De eerste smid van Bussum
De eerste smid die Bussum gekend heeft was Jan Klück (1787-1864). Hij was geboren in Mehr bij Rees, net over de grens bij Kleve, waar hij in circa 1807 als jonge man van twintig jaar het ouderlijke huis verlaat. Circa veertien jaar later gaat hij in Bussum wonen en werken als smid. Er waren toen in Bussum 28 beslagen wagens en 52 oerenpaarden, dus er zal genoeg werk zijn geweest voor een smid. De reden waarom Jan voor Bussum koos is moeilijk te achterhalen. Wel waren er in de loop der jaren al verschillende mannen vanuit Duitsland naar Bussum gekomen: Jan Boedeker kwam, net als Jan Klück, uit het Kleefse. Bart van Wengen kwam uit hetzelfde gebied. Everardus (Trouwgod) Schroedter en Jan Ernst kwamen beiden uit Saksen en Henricus Groo-ting en Jan Sibbing kwamen uit Sutlohn. Zij trouwden in Bussum en bouwden hier een nieuw bestaan op.
Op 8 februari 1823 koopt Jan Klück, die zich meestersmid noemt en in de nieuwe smederij woont, voor 27 gulden een stukje grond van Hendrik Krijnen (1). Op dit stukje grond, dat een deel was van de ernaast gelegen boerderij van Hendrik Krijnen aan de Grintweg op Hilversum (nu Brinklaan), heeft Jan waarschijnlijk eerst de nieuwe smederij gebouwd en pas daarna de grond gekocht. Na het overlijden van zijn eerste vrouw Johanna van Dijk (1797-1834), met wie hij zeven kinderen heeft, trouwt Jan in 1836 met de uit Ankeveen afkomstige Maria van Blaricum. Uit dit tweede huwelijk worden nog acht kinderen geboren. Van zijn vijftien kinderen overlijden er vijf jong. Drie dochters trouwen. Er zijn zes zonen, waarvan er drie in de voetsporen van hun vader treden: ook zij worden smid.
Zoon Hendricus (1833-1900) zoekt het wat verder van huis. In 1857 woont hij als smid in Nieuwveen. Later vestigt hij zich in de Haarlemmermeer. Daar zet hij de familietraditie als smid voort, ook zijn zoons en kleinzoons worden smid.
Gerardus (1847-1870) werkt als enige in de smederij van zijn vader. Maar in 1864 sterft vader Jan. Het zal wel de bedoeling zijn geweest dat Gerard de zaak zou overnemen, maar hij overlijdt al in 1870.
Moeder Maria zet het bedrijf voort met behulp van een knecht. Maar in 1877 verkoopt zij het huis met erf en tuin voor 1800 gulden aan haar zoon Dirk en dochter Johanna, die beiden nog thuis wonen en ongehuwd zijn. (2). En daarmee komt een einde aan de eerste smederij van Bussum, die van Jan Klück.
De tweede generatie
De oudste zoon van Jan, Hermanus (1824-1871), trouwt in 1859 met Geertruida Vrakking (1831-1911). Hij gaat na zijn huwelijk niet bij zijn vader in de smederij werken, al zal hij daar wel het vak geleerd hebben, maar verhuist in Bussum naar huis No. 11. Er waren toen nog weinig straatnamen in Bussum. No. 11 bestond uit 6 woningen onder één dak met daarachter gelegen een smederijtje en een schuurtje. Deze huisjes moeten gelegen hebben aan wat nu de Raadhuisstraat is, vlak bij de huidige Kapelstraat.
Hermanus, die inmiddels meestersmid is, koopt op 17 februari 1870 van A.L. de Roeper een huis met ‘erve en tuin, met ten oosten en zuiden den weg, ten westen Cornelis Fokker en ten noorden de weduwe en erven van Jan Koelink, ter grote van 6 aren en 80 centiaren’ voor een bedrag van 1000 gulden (3). Hij begint hier zijn eigen smederij. Maar 7 juli 1871 overlijdt hij op 46-jarige leeftijd. Hij laat vier kinderen na. Ook is er nog een kind op komst
Advertentie nieuwe knecht, 1871 |
Een dag na zijn dood staat er al een advertentie in de krant De Tijd: ‘Gevraagd een bekwame smidsknecht bekend met hoef en kachelwerk, door sterfgeval van den patroon en moet als baas kunnen fungeren’. Zo zet ook deze weduwe het bedrijf voort. Op 12 maart 1872 wordt dochter Antonia geboren.
Toen diende Johannes Blomberg zich aan. Johannes, die smid was geweest in Kortenhoef en sinds 1869 weduwnaar was, had geen prettige tijd gehad. Zijn smederij in Kortenhoef was in april 1872 geheel uitgebrand. Johannes Blomberg trekt met zijn gezin bij de weduwe Klück in. Ze zullen elkaar al langer gekend hebben want ze gaan onmiddellijk in ondertrouw. De huwelijksafkondigingen zijn 19 en 26 mei. Voordat ze op 5 juni 1872 trouwen, stappen ze eerst nog naar de notaris en wordt door beiden een boedelinventaris opgemaakt. Hierdoor kunnen we een blik werpen in het huis en de smederij van Geertruida Vrakking en Hermanus Klück. (4)
Het aandeel van Geertruida bestond aller-eerst uit het huis, erf en tuin, gelegen aan de Kapelstraat. Het huis had No. 22. Het had een achterkamer, voorkamer, keuken en een kombi (dit zal een soort badkamer geweest zijn). Er stonden een ijzeren fornuis, een tafel en stoel, een wastobbe, twee emmers en enig schrob- en schuurwerk. Er was een gang, hierin stonden een lessenaar en zes kachels. Verder waren er een zolder en een kelder. In de smederij stonden twee blaasbalgen, een nieuw en een oud aambeeld, twee bankschroeven, drie voorhamers, een oude slijpsteen en enig smidsgereedschap.
Johannes Blomberg had niet veel: een bed met toebehoren, een kastje en wat kleding. Verder had hij een nieuw en een oud aambeeld, een nieuwe blaasbalg en enige hamers en ander smidsgereedschap.
Geertruida en Johannes gaan huwelijkse voorwaarden aan, het wordt een gemeenschap van winst en verlies (5). In 1903 overlijdt Blomberg op 81-jarige leeftijd, na ruim dertig jaar de baas geweest te zijn in de smederij. Het bedrijf gaat nog even door onder de firmanaam de Wed.Blomberg.
De derde generatie
Er staat echter alweer een nieuwe Klück klaar: als enige zoon van Hermanus en Geertruida Vrakking neemt Johannes Klück ,(1860-1936) het bedrijf van zijn moeder en stiefvader over, dat bestaat uit de smederij annex woonhuis met ondergrond, erf en tuin. Hij vormt de derde generatie Klück die het smidsvak uitoefent. Hij heeft het vak waarschijnlijk van zijn vader geleerd en daarna van Blomberg. Hij is in 1884 getrouwd met Anna Susanna Barends (1859-1913). In 1907 dient hij bij de gemeente een bouwaanvraag in voor een smederij met magazijn en plaats voor een gasmotor. De architect is G.J. Vos en bij de aanbesteding is W. Schipper voor een bedrag van 4118 gulden de laagste inschrijver. Na het overlijden van zijn vrouw in 1913 wordt de gehele boedel beschreven. Het onroerend goed bestaat uit een smederij en twee woonhuizen, met een geschatte waarde van 10.500 gulden.
De smederij heeft intussen een grote verandering doorgemaakt. De hamer met aanbeeld en de blaasbalg uit 1872 zijn in de jaren daarna vervangen door machines,wat zo’n boedelbeschrijving duidelijk laat zien. De inboedel van de smederij in 1913 bestond uit een gasmotor van vier PK, een acetyleen lasmachine, een ponsmachine voor stoomkracht, een snelboormachine en verder de gebruikelijke attributen van een smid. Men noemde zich: ‘Huis- en Kachelsmederij en specialiteit ijzeren hekken. Autogene Lasinrichting en stoomsmederij’ (6). Ook was er een rijwielhandel met een herstelwerkplaats.
Er wordt in het bedrijf geïnvesteerd. In 1916 wordt een vergunning aangevraagd voor uitbreiding van de smederij met een elektromotor van 1 PK. In 1918 is er weer een aanvraag, nu voor twee elektromotoren van 2 PK. In 1919 vindt er een grote ommekeer plaats: er komt een winkel met daarboven een woonhuis. Op zaterdag 11 oktober 1919 wordt de zaak geopend. Er zijn afdelingen met olie- en kolenhaarden, gereedschappen en ijzerwaren. Ook is er een afdeling met huishoudelijke artikelen, waar twee dames Klück de scepter zwaaien. In een groot dik kasboek, dat bewaard is gebleven, werd alles opgeschreven.
In de wegwerpmaatschappij van nu kunnen we het ons haast niet meer voorstellen, maar men kon er terecht om zijn kapotte snijbonenmolen of wafelijzer te laten repareren. Half Bussum zal ooit een kachel, haard of fornuis bij Klück hebben gekocht. In het voorjaar en najaar werden die nagekeken, schoongemaakt en gepoetst. De zaak stond ook goed bekend als slotenmaker: sloten die opengemaakt moesten worden, daarna gerepareerd en van nieuwe sleutels voorzien. De rooms katholieke kerk was vaste klant. Zo moest er een nieuwe belstoel worden gemaakt voor de kleine toren en een offerblok moest worden opengebroken. Er werd een nieuw ijzeren kruis gesmeed voor de Mariakerk, en een nieuwe sleutel. In het kasboek van Klück stonden de katholieke kerk en de Nederlandse Protestantenbond gebroederlijk naast elkaar. De Majella Stichting had vijf muizenvallen nodig; de weduwe A. Ruijer kocht een strijkkachel voor tien strijkbouten; aannemers en timmerlieden kochten er hun materialen: draadnagels, gegalvaniseerde krammen, houtschroeven enz. De roomboterfabriek in Loosdrecht stond eveneens in het kasboek, de auto van de heer Broekman was bij Klück in reparatie. Ze lieten alles opschrijven in het kasboek (7) en betaalden eens in het kwartaal. Soms duurde het meer dan een half of zelfs een heel jaar voordat er betaald werd. Alles bij elkaar had Klück heel wat geld uitstaan.
De vierde generatie
Johannes (Jan) Klück heeft twee zoons, Hermanus (1885-1934) en Willem (1887-1956), die bij vele Bussummers bekend staan als de zwarte en de rode Klück. Niet vanwege hun politieke voorkeur, maar vanwege de kleur van hun haar. Hermanus was al overleden toen zijn vader in 1936 de firma ‘J. Klück Bussum, Kapelstraat 42’ omzette in een vennootschap onder de handelsnaam ‘J. Klück en zonen’. Vader Jan overlijdt een paar maanden later.
Willem Klück is een kleine Willie Wortel: als smid ontwerpt hij de Ambra Haardkachel Centrale. J. Klück & zonen is hiervoor alleenvertegenwoordiger voor heel Nederland. Ook op oudere leeftijd is Willem nog in de smederij te vinden. Zo ontwikkelt hij de ‘lijkenlift’, waardoor men bij een begrafenis maar één man nodig heeft om de kist te laten zakken. Hij was alleen vergeten er patent op aan te vragen.
4e generatie.Links Hermanus, van de zwarte Klück.Rechts Willem, van de rode Klück. |
In de tweede wereldoorlog wordt de smederij af en toe door Duitse soldaten gebruikt om hun paarden te beslaan of een karrenwiel te repareren. De blaasbalg, die van leer was en gebruikt werd voor het aanblazen van het smidsvuur, werd aan het einde van de oorlog gebruikt voor schoenzolen.
De vijfde generatie
Na de oorlog zorgt de vijfde generatie Klück, Gerard, Jan en Ben, ervoor dat de firma Klück uitgroeit tot een groot familiebedrijf. Van grofsmid en hoefsmid is de familie ijzerboer geworden.
Neef Arie is de smid van het bedrijf en de technische man als sleutelmaker; hij kan schaatsen slijpen als de beste. Voor 66 jaar trouwe dienst krijgt hij in 1982 een Koninklijke Onderscheiding opgespeld door de toenmalige burgemeester Aantjes. Ook opent burgemeester Aantjes het vernieuwde en gemoderniseerde bedrijfspand, door met een moker op een oud aambeeld te slaan.
Verschillende keren wordt de winkel uitgebreid, de smederij wordt bij de winkel getrokken en na de brand van het Vitusgebouw wordt ook een deel van de daardoor beschikbaar gekomen grond gebruikt voor uitbreiding.
V.l.n.r. Bart Sloothaak, Arie Klück, Govert van de Linden, baas Willem Klück. |
De zesde generatie
In 1994 neemt de zesde generatie het bedrijf over: de neven Jan en Wim Klück. Eind jaren ‘90 voegen zij rond de jaarwisseling aan het al zeer uitgebreide assortiment vuurwerk toe.
Toch wordt de zaak op 6 juni 2009 gesloten en wordt het pand nu verhuurd aan Hockey Republic, een hockey speciaalzaak.
Bronnen: Stads- en Streekarchief Naarden.
1. ONAHuizen, inv.2949. akte 13.
2. NNANaarden,inv.80. akte 68.
3. Notarieel Weesp, inv.60. folio 1734.
4. NNANaarden, inv.70. akte 115-116.
5. NNANaarden, inv.70. akte 117.
6. NNABussum, inv.55.akte 2923
7. Kasboeken, met dank aan Jan Klück
8. Bussums Historisch Tijdschrift