Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 33, nummer 2 (september 2017), pag 10-13

Een Amsterdamse enclave op de Bussumer heide?

Nol Verhagen

Klik hier voor de pdf van dit artikell
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting 

Een kleine honderd jaar geleden werden de Gooise gemeenten opgeschrikt door een wel erg stoutmoedig plan van de grote buurman aan het IJ: Amsterdam had bedacht dat het ook voor Amsterdammers met een kleine beurs fijn zou zijn om in het Gooi te wonen. Daarom wilde Amsterdam op de hei tussen Bussum en Hilversum, aan weerszijden van het Gebed zonder End (nu de Nieuwe Crailose weg), een satellietstad bouwen voor maar liefst 50.000 inwoners.

      
Salomon (Monne) Rodrigues de Miranda,
wethouder van volkshuisvesting
 

In 1926 kwam dit plan tot stand onder leiding van de Amsterdamse socialistische wethouder De Miranda. Hij zag het letterlijk al voor zich: er was door de afdeling Stadsontwikkeling namelijk een tamelijk gedetailleerd schetsontwerp gemaakt, dat vanuit Amsterdams perspectief een aanlokkelijke indruk moet hebben gemaakt. Vandaag de dag vraag je je af hoe ze daar in Amsterdam in ’s hemelsnaam op dit idee waren gekomen. Maar zo gek was het destijds nu ook weer niet. 

Een grote voorraad krotwoningen in Amsterdam

Op vrijdag 15 september 1922 pakte De Gooi- en Eemlander op de voorpagina uit met een interview met wethouder De Miranda. Aanleiding daarvoor was een eerder interview met De Miranda in Het Volk, waarin deze had medegedeeld (!) “dat Amsterdam een eigen woonstad wil gaan bouwen in het Gooi, om uit den woningnood te komen.” De Gooise gemeenten waren op dat moment nog niet van die plannen op de hoogte gesteld, maar De Miranda toonde zich ook tegenover De Gooi- en Eemlander allerminst terughoudend. Amsterdam zit in de problemen, zei hij, want er was een grote voorraad krotwoningen die zo snel mogelijk tegen de grond moesten. Maar Amsterdam beschikte niet over geschikte grond voor nieuwbouw: de Amsterdamse grond was te laag en te nat en zou daarom eerst moeten worden opgehoogd, wat veel te hoge kosten met zich mee zou brengen. Het was immers de bedoeling goedkoop te bouwen, zodat de huren laag konden blijven. Ook Amsterdam-Noord kwam niet in aanmerking omdat daarvoor allerlei dure infrastructuur als bruggen of tunnels aangelegd zou moeten worden. In het Gooi kon vanwege de bodemgesteldheid veel goedkoper worden gebouwd.

De Miranda had het over een contingent van 20.000 eengezinswoningen, voor in totaal zo’n 80.000 tot 100.000 inwoners, met alles wat erbij hoort, zoals kerken en scholen. De huur zou niet meer dan zo’n vijf gulden per week gaan bedragen. De huizen waren in de visie van De Miranda bestemd voor ambtenaren en ontwikkelde arbeiders. Hij zag wel in dat de huidige bewoners van de krottenbuurten, zoals in de Jordaan, niet zomaar naar zo’n nette omgeving konden worden overgeplant. Die moesten dus binnen Amsterdam blijven.

      
Het plan voor Gooistad, midden op de Bussumer hei
 

 Het plan zal de natuur niet schaden

Opmerkelijk is dat De Miranda in het interview zei dat uitvoering van het plan de natuur niet zou schaden: de stad moest op een van de uitgestrekte heidegebieden van het Gooi komen. Daar had het Gooi immers genoeg van en de hei werd destijds nog niet algemeen als waardevolle natuur beschouwd. Vergeet niet dat nog maar enkele decennia daarvoor Jac. P. Thijsse en consorten op het nippertje hadden weten te voorkomen dat het Naardermeer als ‘waardeloze, onvruchtbare plassen’ voor vuilstort zou worden gebruikt, ook al door de gemeente Amsterdam. ‘Behoud van Natuurmonumenten’ was in de jaren twintig dus nog een betrekkelijk jong en kwetsbaar begrip.

Stadsbestuurders van socialistische huize

De achtergronden van de ideeën van De Miranda zijn terug te vinden in het gedenkboek ter gelegenheid van 125 jaar sociale woningbouw in Amsterdam (1975) van de hand van Egbert Ottens, dat overigens ook een grote uitklapkaart van het ontwerp van de geplande tuinstad bevat (zie de illustraties bij dit artikel). Aan het begin van de 20ste eeuw bestond de woningvoorraad van Amsterdam voor een groot deel uit krotten, die geëxploiteerd werden door particuliere eigenaren. De huizen verkeerden vaak in erbarmelijke staat, waren hoogstens enkele tientallen vierkante meters groot, en ontbeerden de meest elementaire hygiënische voorzieningen, zoals toiletten en waterleidingen. De woningnood was zo groot dat onbewoonbaarverklaringen, hoewel noodzakelijk, niet mogelijk waren omdat er geen vervangende woonruimte beschikbaar was. Het was dus niet vreemd dat met name stadbestuurders van socialistische huize zich beijverden om verbetering in die situatie te brengen, waarbij het beheersen van de kosten een belangrijke prioriteit was. Het plan voor Gooistad mag dan een vreemde hersenschim zijn geweest, het woningbeleid van Amsterdam heeft aan het begin van de 20ste eeuw tot prachtige volkshuisvestings projecten van zeer vooraanstaande architecten geleid, bijvoorbeeld in Amsterdam-Zuid (Rivierenbuurt), in Amsterdam-Noord (Tuindorp Oostzaan) en in de Watergraafsmeer (onder meer Betondorp).

      
 
Een verleidelijk plaatje: een tuinstad in het Gooi voor
Amsterdammers met een kleine beurs

Tuinsteden

Ook de Amsterdamse nederzetting in het Gooi had een tuinstad moeten worden. De tuinstad als voorstad was op dat moment een modern en modieus concept. Amsterdam stelde in 1923 een commissie in “ter bestudering van het vraagstuk van de bouw van een tuinstad of tuindorpen in de omgeving van Amsterdam”. Merk op dat het plan van De Miranda met betrekking tot een tuinstad in het Gooi al een jaar eerder bekend was. De commissie nam uiteindelijk dat plan niet over, maar De Miranda hield er wel aan vast: in 1926 bracht hij een alleen door hemzelf ondertekende minderheidsnota uit waarin hij zijn ideeën over Gooistad nog eens uiteenzette. Het plan had een omvang van 1000 ha (dat is meer dan de hele gemeente Bussum, die maar ruim 800 ha groot was), maar het aantal te bouwen huizen werd teruggebracht tot 10.000. Net als in het interview uit 1922 benadrukte De Miranda ook nu weer dat de stad een integraal onderdeel van Amsterdam zou moeten zijn: “De vorming van een Amsterdamse enclave is daarom noodzakelijk.” Hij verdedigde in het plan uit 1926 opnieuw de natuur: “…op deze wijze (zal) duurzaam een groene gordel of juister uitgedrukt een paarse gordel gehandhaafd kunnen worden, die anders door afknabbelen dreigt onherroepelijk verloren te gaan. Het behoud van deze heidestreken als natuurmonument wordt juist verzekerd, indien zij opgenomen wordt in een grooter plan, dat vanuit één gezichtspunt uitgevoerd wordt. In de plaats van stelsellooze stukken bebouwing hier en daar, die het geheel ernstig aantasten, komt dan een belangrijk stelselmatig ontworpen tuinstadkern in een groot ongerept en juist door den tuinstadbouw blijvend ongerept gelaten gebied.” Ik citeer De Miranda hier wat uitvoeriger, omdat hij, ondanks het megalomane plan voor Gooistad, wat de aantasting van bos en heide betreft wel een beetje gelijk had.

De werkloosheid in
Huizen zou in één
klap ongedaan
gemaakt worden.
       

Tegengestelde belangen

In het interview uit september 1922 was De Miranda zo slim om op de economische voordelen van de bouw van zo’n tuinstad te wijzen: het afzetgebied voor het midden- en kleinbedrijf van omliggende gemeenten zou flink worden uitgebreid en de werkloosheid in Huizen zou in één klap geheel ongedaan worden gemaakt. Toch waren de eerste reacties eensluidend negatief. De burgemeester van Hilversum nodigde per omgaande zijn Gooise collega’s uit voor spoedberaad. Het Gooi was even eerder al opgeschrikt door ternauwernood teruggewezen plannen van de Spoorwegen om een nieuwe sneltramverbinding aan te leggen, die belangrijke natuurgebieden zou doorkruisen.

Al spoedig kwamen tegengestelde belangen aan het licht. Stad en Lande van Gooiland, de vereniging van de erfgooiers, zou misschien in 1927 ophouden te bestaan en binnen de vereniging gingen stemmen op om voor die tijd een deel van het bezit voor goed geld aan Amsterdam te verkopen. De Erfgooiersbond Macht door Recht sprak zich dan ook al gauw uit voor het Amsterdamse plan. Ook de Blaricumse architect Theo Rueter, bouwer van de Spieghelkerk in Bussum, trad in De Gooi- en Eemlander voor De Miranda in het krijt. Was dat plan dan slechter dan het “planloos, chaotisch gepruts van vele onbevoegden, elk voor zich, met villa’s, landhuisjes, burger- en arbeiderswoningen, welke allen, echt burgerlijk, niets anders met elkaar gemeen hebben dan de bekrompenheid van opzet en wansmaak…” De besturen van de Gooise gemeenten bleven bezwaar houden en wilden liever zelf over de gronden van Stad en Lande kunnen beschikken.

Toch te ingewikkeld

Begin 1926 bleek het plan van de baan: Amsterdam publiceerde het Stadsplan voor Groot-Amsterdam, waarin afstand werd genomen van eerdere ideeën over de vorming van satellietsteden buiten de gemeentegrenzen. Het was toch te ingewikkeld. Rest de minderheidsnota van De Miranda. En een pracht van een ontwerp. Een lust voor het oog, maar toch goed dat het niet is uitgevoerd. 

Bronnen

- De Gooi- en Eemlander (via Delpher, de digitale krantenbak van De Koninklijke Bibliotheek)
- Egbert Ottens, Ik moet naar een kleinere woning omzien want mijn gezin wordt te groot, uitgave van de Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting Amsterdam, 1975