Tan Malaka in Bussum (1916–1919)
Jan Hekkenberg
Klik hier voor de pdf van dit artikel
"En wat goed is of kwaad, dat weten wij zo langzamerhand allen wel, zo niet filosofisch, dan toch intuïtief. Iedereen, de stomste, voelt b.v. direct wat rechtvaardig is nietwaar? Ook wat honger is en een kind uit de Jordaan begeert evengoed mooie schaatsen als 'n kind uit het Spiegel".(Tan Malaka vanuit Indonesië in een brief (1921) aan Dick van Wijngaarden, een voormalig klasgenoot, met wie hij in Bussum een kamer had gedeeld).
Tan Malaka woonde in Bussum van 1916 tot 1919. Eerst op de Korte Singel (nummer 36) en later op de Gooilandseweg (nummer 6). Volgens aangifte bij het bevolkingsregister in Bussum was Ibrahim Datuk Tan Malaka ("kerkelijke gezindte: Moh.") geboren op 14 oktober 1894 te Suliki (Sumatra's westkust) en was hij in 1916 vanuit Haarlem naar Bussum gekomen.
A.N.J. Fabius trad als voogd op.
Tan Malaka, een Minangkabauer [voetnoot *], die één van de meest avontuurlijke, spectaculair-originele Indonesische nationalisten zou worden, had hiervoor hulp gekregen van de bekende Bussumse inwoner A.N.J. Fabius, die verbonden was aan een studiefonds. Tan Malaka had als Indonesiër vanwege dit fonds een lening gekregen om zijn studie in Nederland te bekostigen. Het kapitaal van dit fonds was publiekelijk bijeen gebracht ter ere van Generaal Van Heutsz en was oorspronkelijk bedoeld voor kinderen van gesneuvelde militairen in de Atjeh Oorlog.
Ziek in Haarlem - naar Bussum.
Het ging niet goed met Tan Malaka in Haarlem, waar hij op de Rijkskweekschool voor Onderwijzers studeerde. Als enthousiast voetballer was hij roekeloos door zich in het Nederlandse klimaat onvoldoende te kleden. Een longontsteking was het gevolg. Tan Malaka begon te sukkelen met zijn gezondheid. Fabius, woonachtig aan de Parklaan (thans nummer 46) in het Bussumse Spiegel, vond het nodig om iets voor hem te doen, omdat Tan Malaka in Haarlem in een achterstraatje woonde.
Zo kwam Tan Malaka dan in 1916 naar Bussum, waar Fabius voor een goed pension bij de onderwijzersfamilie Koopmans aan de Korte Singel zorgde. De heide was toen niet ver van dit huis vandaan en Tan Malaka schrijft in zijn latere autobiografie: "De lucht was hier altijd zeer gezond; de zonnestralen kwamen ongestoord de waranda binnen; het eten was zeer verzorgd met veel vitaminen en aan groenten en fruit geen gebrek". In zijn zorg voor Tan Malaka had Fabius ook medische aandacht betrokken. De bekende dr. Clinge Doorenbos gaf hem een "electrische behandeling" en zo kon Tan Malaka over zijn verhuizing naar Bussum in zijn autobiografie schrijven, dat zijn "gezondheid weer ongeveer zo was als in Indonesië".
"De jongeman werkt heel goed; hij belooft veel", had Fabius in 1915 over Tan Malaka geschreven. Het lot van Indonesische studenten ging Fabius duidelijk ter harte. In 1915 schrijft hij over zijn voornemen om bij de nieuw benoemde Gouverneur- Generaal Van Limburg Stirum op audiëntie te gaan. Fabius wilde bij hem de gelijkstelling van een jaarlijkse studietoelage van f 500,-- voor Indonesische en Nederlandse studenten bepleiten.
Wat deed Tan Malaka in Bussum?
Volgens dr. Harry Poeze, die in 1976 met een omvangrijke studie over Tan Malaka in Amsterdam promoveerde, behaalde Tan Malaka in december 1916 akten in de Maleise taal en Land- en Volkenkunde. Vanaf die tijd tot 1919 stond er een advertentie in "Het Koloniaal Weekblad" (Orgaan van de Vereniging "Oost en West") met vermelding van Tan Malaka als docent Maleis. Vermoedelijk heeft hij in Amsterdam les gegeven. Hij heeft in ieder geval leerlingen in Bussum gehad. In 1917 was hij betrokken bij een schriftelijke cursus Maleis.
Ook studeerde Tan Malaka tijdens zijn Bussumse jaren voor de hoofdakte. Volgens zijn hospita op de Korte Singel, mevrouw Koopmans, las hij zich "groen" en zij vermeldt onder meer: Van Eeden, Couperus, de Bussumse auteur H.J. Schimmel ("Scherp Heintje"), Bosboom Toussaint, Van Lennep en Multatuli. De Max Havelaar kende Tan Malaka al in zijn Haarlemse tijd, toen hij op de Kweekschool grapjes maakte over Batavus Droogstoppel. Men mag aannemen, dat het boek hem diep heeft geraakt en beïnvloed .
Met het Hoofdakteexamen ging het helaas mis. Misschien mede vanwege de Spaanse griep in 1918. En Tan Malaka was bitter teleurgesteld toen hij zakte. Ook een tweede examenpoging in 1919 mislukt. Hij trekt dit zich minder aan, maar schrijft toch: "In ieder geval is het razend moeilijk om zonder je doel bereikt te hebben in je land terug te komen".
Natuurlijk zou het interessant zijn om te weten te komen hoe Tan Malaka verder in Bussum heeft geleefd en wie hem verder hebben gekend. Zijn liefde voor voetballen was in Indonesië en in Haarlem tot uiting gekomen. En zowel in Indonesië, als in Haarlem had hij viool en violoncel gespeeld. Maar volgens de heer M.J.M. Heyne, kenner van de geschiedenis van het Bussumse verenigingsleven bij uitstek, komt Tan Malaka niet in de archieven voor als deelnemer aan een sport- of muziekvereniging. Misschien zijn er ergens in Bussum nog details over het leven van Tan Malaka te vinden . . .
Dick van Wijngaarden - kamergenoot in Bussum.
Dit was één van Tan Malaka's Haarlemse klasgenoten van zijn kweekschooltijd. Toen Dick van Wijngaarden in 1916 een betrekking in Bussum kreeg, hielp Tan Malaka zijn studiegenoot aan een kosthuis bij mevrouw Heres (overleden in Hilversum in 1985) aan de Singel nummer 52. Hier woonden kenissen van Tan Malaka, waarover hij schrijft, dat zij het daar "goed" hadden.
Na een korte tijd gaat Dick van Wijngaarden naar Tan Malaka's kosthuis bij de familie Koopmans aan de Korte Singel. Zij deelden een slaapkamer en de oude heer Van Wijngaarden herinnerde zich in 1970, dat veel van zijn gesprekken met Tan Malaka "al wandelende of slenterende" plaatsvonden "door het aardige dorp".
In zijn voorlaatste brief aan Dick van Wijngaarden vanuit Bussum van 18 september 1919 schrijft Tan Malaka over een congres van het Indonesisch Verbond van Studerenden in Deventer, dat hij toesprak. "Het ging er heet toe" volgens hem en hij heeft het over "een heel andere geest", die in Indië heerst: "De tijd van J.P.Z. Coen is voorbij". Tan Malaka's politieke levensstrijd was duidelijk (en vanuit Bussum) begonnen.
Ruzie met Fabius.
Dat moest er wel van komen. Daarvoor lagen de patriottische gevoelens van Tan Malaka en Fabius (een vriend van Van Heutsz) nu eenmaal ver uit elkaar. Eigenlijk kwam het erop neer, dat Tan Malaka tijdens de Eerste Wereldoorlog in Nederland "klem" was komen te zitten. In zijn autobiografie schrijft hij, dat hij na zijn herstel in Bussum wilde terugkeren naar Indonesië met plannen voor een latere studie in Europa in een ander vak. Fabius wees hem erop, dat het in oorlogstijd onmogelijk was om een plaats op een schip te krijgen.
Zijn hart bleek trouwens niet in het onderwijs te zitten, wat Fabius inmiddels goed had ingezien. De jongeman Tan Malaka had een turbulent gedachtenleven met plannen in vele richtingen.
In zijn Haarlemse tijd had Tan Malaka de rebelse filosoof Nietzsche gelezen en allerlei boeken over de Amerikaanse Vrijheidsoorlog, alsmede het beroemde boek van de Schot Thomas Carlyle over de Franse Revolutie. Tan Malaka zegt zelf in dit boek. de leuze "Liberté, Fraternité, Egalité" ontdekt te hebben. Zijn held werd Mirabeau, één van de (overigens gematigde) leiders van de Franse Revolutie.
Reeds in zijn Haarlemse tijd trad Tan Malaka in debat met de zoon van zijn hospita over het Duitse, Engelse en Hollandse imperialisme. Een tijdje is Tan Malaka dan nog merkwaardigerwijs pro-Duits met plannen voor dienstname in het Duitse leger. Alles wijst er echter op, dat door zijn bestuderen van de geschiedenis het Indonesisch nationalisme in hem is ontwaakt.
Tan Malaka zei eens tegen Fabius, dat hij in de handel wilde gaan. Ook drukte hij de wens uit om aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda te studeren. Fabius wees hem erop, "dat van cadet-worden geen kwestie kon wezen". Leeftijd (21) en gebrek aan talenkennis waren daarvoor de redenen. Dan weer zoekt Tan Malaka naar een kantoorbetrekking.
Tegen deze onstabiele achtergrond en het feit dat hij niet in staat was om zijn studieschuld terug te betalen, komen er dan de onvermijdelijke moeilijkheden met Fabius. Tan Malaka heeft hem meerdere malen thuis op de Parklaan bezocht. In zijn autobiografie vertelt hij, dat Fabius (die hij "Tuan Fabius" noemt) hem vijf of zes avonden achtereen bij zich had geroepen.
Dat hun politieke ideeënwerelden wel heel ver uiteen lagen, laat zich nu gemakkelijk begrijpen. Zij hadden ook meningsverschillen over onderwijspolitiek, waarbij Tan Malaka opmerkte, dat er veel talent verloren ging door geldgebrek, hetgeen door subsidie vanwege de staat voorkomen kon worden. Fabius was het daar niet mee eens en meende, dat dit de kwantiteit zou verhogen en de kwaliteit verlagen.
Toen de kwestie van Tan Malaka's studieschuld (zo'n f 4.000,=) weer eens naar voren kwam, zei Tan Malaka tegen Fabius geen behoefte te hebben aan verdere steun van de door Fabius vertegenwoordigde vereniging. Na deze onenigheid met Fabius was hun relatie kennelijk beëindigd. In zijn autobiografie (voltooid in 1948) beschrijft Tan Malaka de "verschrikkelijk donderende" stem van Fabius, toen deze hem op de Gooilandseweg, waar hij woonde bij de familie Drescher, kwam opzoeken om over zijn schuld te praten. Twee Indo studenten die samen met Tan Malaka in pension waren gingen bij het horen van deze stem zelfs op de vlucht. Men kan hierbij bedenken dat Fabius – schrijver, gemeenteraadslid van Bussum en ordener van het Naardense stadsarchief – ook generaal-majoor bij de artillerie was geweest.
Tenslotte
Het zou binnen het kader van een artikel over Tan Malaka in Bussum hier te ver voeren om in detail op zijn latere (zeer avontuurlijke) politieke leven in te gaan. Voor de Bussumse lezers die zijn naam nu voor het eerst tegenkomen het volgende: Tan Malaka werd één van de eerste belangrijke Indonesische nationalisten, die zijn politieke leven onder Nederlandse invloed (vanuit Bussum) als communist begon. Maar lang voordat Khruschev in 1956 de misdaden van Stalin aan de kaak stelde, brak Tan Malaka (in 1927) met dit communisme en ging zijn eigen (radicale) weg, waarbij hij voor de democratie en de vrijheid van Indonesië koos.
In 1922 werd hij uit Indonesië verbannen en kwam hij naar Nederland. Hij bezocht in dat jaar ook Bussum; het is niet bekend wie. Vervolgens leidde hij jarenlang een zwervend leven. Voor de internationale politie-autoriteiten werd hij één van de meest gezochte figuren in Z.O. Azië. Voor de nationalisten in Indonesië werd hij de legendarische "Patjar Merah" (de Rode Pimpernel).
Vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog leefde Tan Malaka onder een andere naam in Singapore. In zijn autobiografie "Dari pendjara ke pendjara" ("Van gevangenis tot gevangenis") is hij Bussum duidelijk niet vergeten, zoals blijkt uit zijn vermelding van Eabius en dr. Clinge Doorenbos. Tan Malaka schreef dit boek in Indonesische gevangenissen, waarin hij vanaf maart 1946 tot september 1948 (onder Sukarno dus) gezeten heeft. Zijn eigen Indonesische landgenoten beschouwden hem toen als een radicaal gevaar. Uiteindelijk is hij in 1949 door een Indonesische legereenheid doodgeschoten.
Voetnoot *
Minangkabauers: een bevolkingsgroep.
In dit artikel wordt gemakshalve gesproken over "Indonesië". De republiek Indonesië werd echter uitgeroepen op 17 augustus 1945. In 1948 volgde de naamswijziging van Nederlands Indië in Indonesia. De souvereiniteit werd overgedragen in 1949.
Bronnen:
- Harry Poeze: Tan Malaka, Strijder voor Indonesië's vrijheid. Proefschrift Universiteit van Amsterdam 1976. Uitg. Martinus Nijhoff 1976 (605 blz.). Apart hoofdstuk (111): "In Bussum (1916-1919)".
- "Erom jail to jail", Tan Malaka's autobiografie "Dari pendjara ke pendjara" ("Van gevangenis tot gevangenis"). Voltooid in 1948. Vertaald in het Engels door Helen Jarvis met uitvoerige introduktie en toelichting. Drie delen (totaal bijna 1200 blz.). Uitg. Ohio University, V.S. 1991. De vertaalster heeft voor dit werk ook Nederland bezocht.
Met dank aan Johan Klijnman voor gegevens uit het oude bevolkingsregister van Bussum.