J.H.W. Reddingius, gemeentesecretaris 1909–1942
F.B. Nusselder
Klik hier voor de pdf van dit artikel
Onderstaande illustratie is aanklikbaar voor een vergroting.
J.H.W. Reddingius, gemeentesecretaris van Bussum van 12 oktober 1909 tot juni of juli 1942. Zo stond het in het Contactblad van de Historische Kring Bussum van september 1992 [voetnoot *]. Voor mij een aanleiding om wat herinneringen aan deze toch wel zeer merkwaardige Bussumer op te halen.
J.H.W. Reddingius in 1923 |
In zijn ambt als gemeentesecretaris heb ik hem nooit meegemaakt en ook in de talloze gesprekken die ik in de periode 1936-1958 met hem heb gevoerd, heeft hij daar nooit of heel zelden aan gerefereerd. Meneer "Redding" zoals hij in de familie genoemd werd, was toen ik hem op 13-jarige leeftijd leerde kennen een onhandige, wat verlegen, stijfbenige Groninger, kalend, rondschedelig, vrijgezel en tegen de zestig.
Hoe kende ik hem? Hij was een oude vriend van de familie Van Doorn, die al sedert 1898 op Koningslaan 19 woonde. Hij was meer van de generatie van mijn grootvader Van Doorn, maar hij had bij al zijn stijfheid een fascinerende manier om met mensen van álle leeftijden om te gaan. Hij woonde toen in de Gudelalaan, vanwaar hij in 1938 (?) naar Meerweg 25 verhuisde. Een grote kring vrienden was in dat huis vaak te gast: Bahlman, Wertheim, Wladimir Bielkine die bij de Groene Amsterdammer werkte, Lex Althof journalist bij Het Volk, patholoog-anatoom dr. Hampe, kunsthandelaar Schretlen en vele anderen. De zitkamer was bijzonder fraai ingericht: aan de wanden een grote tekening van Avercamp, een bloemstilleven van Heda en een aantal etsen van kleinere meesters. Naast zijn bureau stond een prachtige kopie van een Romeins beeld.
In de serre van die zitkamer mochten wij met het "Bussums Marionettentheater", dat ik met een aantal vrienden had gevormd, in de jaren 1939-1941 voor die verzamelde vriendenkring voorstellingen geven. Stukken als "Karel ende Elegast", "Die Burgschaft", "L'intruse", "La mort de Tintagiles" hebben wij daar met enig succes mogen opvoeren. Als ik de overgebleven decorstukken daarvan nog wel eens bekijk (de koppen van de poppen en veel decorstukken zijn gemaakt door de nu als graficus bekende Kees de Waal, de teksten werden gedeclameerd door Joop Kemper en door de latere acteur Thorvald Dudok van Heel) dan moet ik zeggen dat het zeker ook aan de voorzichtig sturende invloed van meneer Redding te danken was dat wij voor zijn gasten voorstellingen van een vrij goed kwaliteitsniveau hebben kunnen geven. Van tevoren wilde hij graag meebeslissen wat en hoe er gespeeld zou worden; en dat met jongens van 17, 18 jaar!
Ook in de oorlogsjaren bleef ik, zij het minder frequent, kontakt met hem houden. Omdat hij zelf geen radio had, was hij een van de vier adressen waar ik in de jaren 1940-1942 de door mij opgevangen nieuwsberichten van de BBC mocht komen vertellen. Hij deed het altijd voorkomen of alle maatregelen genomen door de Duitse bezetters, aan wie hij een hekel had, een persoonlijke belediging voor hem waren. Een mededeling die door hem met een wat zure glimlach werd begeleid en die meteen werd gerelativeerd door de zeggen dat hij het zo slecht nog niet had.
Na de oorlog – hij woonde nog steeds op Meerweg 25 – was zijn oude huishoudster Marie, die hem zeer vele jaren had gediend, met pensioen gegaan. Zijn zuster kwam bij hem inwonen en die bestierde tot haar dood zijn huishouden. Mijn vrouw en ik zijn in die na-oorlogse jaren nog regelmatig bij meneer Redding op bezoek geweest. Vele malen werden wij verrast door de kleurrijke verhalen die hij vertelde over zijn reizen naar het toen nog zo onbereikbare buitenland: over zijn vliegtocht in 1924 naar Parijs, over zijn treinreis in 1928 naar Spanje, toen de spoorwegen te zijnen gerieve een trein moesten laten rijden die zij eigenlijk wilden laten vervallen, over zijn tochten in het koninkrijk Joegoslavië, waar zijn bad in de openlucht op een vuur van takkenbossen speciaal voor hem gewarmd werd, over zijn bezoeken aan musea...
Na de dood van zijn zuster in april 1955 en na de komst van een huishoudster met kind die bij hem kwamen inwonen, verliepen onze kontakten enigszins, al maakte hij nog graag fietstochtjes met mijn vrouw en mijn oudste dochter. Meneer Redding verhuisde van Heerweg 25 naar Meerweg 10, zijn bezwaren tegen huizen die "er tussen werden gepropt" in het Spiegel opzij zettend: hij kon daar gelijkvloers wonen, baden en slapen!
Zijn gevelsteen met het jaartal 1732, die van de Gudelalaan naar Meerweg 25 was meegegaan, kwam ook weer mee en die staat nog altijd tegen de gevel van Meerweg 10. Wij zijn er nooit achter gekomen of het soms een gevelsteen van de familie Reddingius was. Op vragen daarover kregen wij een zuinig Gronings glimlachje te zien maar geen antwoord. Er kwam gelukkig een nieuwe huishoudster en meneer Redding leefde weer op. Op onze koperen bruiloft in oktober 1958 kwam hij ons feliciteren. Daarna sprak ik hem nog één keer. Hij stond met een glas whisky bij de open haard en zei dat als hij dat ook niet meer mocht hebben, de aardigheid voor hem er af was. Op 17 november bezocht ik hem voor het laatst. Op 18 november overleed hij op 81-jarige leeftijd. Zijn weelderig ingerichte huis werd ontruimd, zijn kostbare inboedel ging her en der . . . ; een bijzonder Bussumer was verdwenen.
Voetnoot *:
Burgemeesters en gemeentesecretarissen van Bussum 1817-1992 door J.H.M. Klijnman, Contactblad 1992 nr. 2, blz. 67 e.v.. Contactblad Historische Kring Bussum 8/2 (september 1992) pag 67-72