Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 34, nummer 1 (mei 2018), pag 42-44

Rooms-katholieke kerk slachtoffer van inbraak in 1756

Nel Krijnen-Van Gog

Klik hier voor de pdf van dit artikel
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting

Bussum had in het midden van de 18de eeuw al zijn eigen katholieke kerk. Deze stond aan de St.Vitusstraat, waar nu de speelplaats is van de St. Vitusschool en het broederhuis. Een eigen pastoor hadden de Bussumers niet, wel was er een geestelijk dochter [voetnoot 1], ook wel ‘klopje’ genoemd. De geestelijke die de eredienst voorging, de kinderen doopte en de huwelijken inzegende, was de pastoor van Naarden. Hij zal wel met het kerkboek onder zijn arm naar Bussum zijn gekomen om de dopen en huwelijken in dat kerkboek (van Naarden) in te schrijven. 

     
Een 19de-eeuwse tekening van de boerderijkerk, die toen echter als
hervormde pastorie werd gebruikt. (Part. bezit)
 

Pas in 1796 werd Bussum, dat overwegend katholiek was, een zelfstandige statie met een eigen geestelijke. De eerste eigen pastoor was Johannes Nijhoff, die daarvoor pastoor in Naarden was.

De geschiedenis herhaalt zich. Bussum groeide uit naar 4 parochies, waarvan er nu nog maar 2 over zijn. Een daarvan is de St. Jozefkerk, die na Pasen ook zijn deuren zal sluiten. Dan is er nog maar één katholieke kerk: de Mariakerk. Voor de eredienst komen de pastoors C. Vabril, M. Costa en kapelaan M. Sendeck van de St. Vituskerk van Naarden naar Bussum om de mis te lezen. En zo zijn we weer terug onder de vleugels van Naarden.  

Marretje Cornelis Schaap overvallen

Terug naar het verleden: 11 februari 1756, naar Marretje Cornelis Schaap, ‘geestelijk dochter, wonende in de Roomse kerk tot lage Bussum’. Deze Marretje ging naar Naarden om bij de schout M. Mattias van Marken een verklaring af te leggen over wat haar op 3 februari 1756 was overkomen.
Die avond had zij zich ‘te negen uur ten ruste begeven’, maar was ’s nachts om één uur wakker geworden ‘van enig gerucht aan de deur’. Ze hoorde dat de klink van de deur ‘op ging en weer naar beneden viel’. Geschrokken van het gerucht was ze opgestaan en naar de deur gegaan: ‘daar vond zij de binnendeur weer aanstaan’. Ze vertelde dat zij ‘diezelfde deur had dicht gedaan met grendels erop. Dat zij licht had aangestoken en meende dat ze een brandlucht rook, dat zij weer naar dezelfde deur was gegaan en die weer open had gemaakt’.

     
 
De locatie van de boerderijkerk, achter de huidige Vituskerk

In het zijkamertje zag zij het venster, ‘zowel het glazen als het houten’ [voetnoot 2] openstaan. Toen zij haar hand door het glazen venster had gestoken, met de intentie om het houten venster te sluiten, ‘werd ze bij haar hooft gegrepen en kwam er een persoon door het raam naar binnen’. Naar haar beste weten had die persoon een blauwe jas aan, ‘doch daar omtrent was zij niet zeker’. Toen hij door het venster naar binnen was gekomen, heeft hij haar aangevallen, bij de keel gegrepen en op bed gegooid en vervolgens aan handen en voeten ‘met marlijns driedraadstouw’ vastgebonden. Nadat de inbreker naar haar geld had gevraagd, antwoordde zij geen geld van ‘beduije’ [voetnoot 3] te hebben. Daarna vroeg hij om de sleutel, waarop zij had geantwoord dat de sleutel ‘lag, op het kasje in een kommetie’, waarna hij naar het voorhuis was gegaan en het volgende had meegenomen:
twee zilveren kandelaars; een zilveren monstrans met acht gouden kroontjes eraan; een zilveren schel; twee zilveren schenkkannetjes; twee zilveren sloten van een bijbel; een zilveren communiekelk; een zilveren kroes; een zilveren schenk […]; vier zilveren ronde bloempotjes; twee ronde doosies en een klein boekie; een siborie [voetnoot 4].

Het geheel moet van aanzienlijke waarde zijn geweest, een ciborie heeft nu een waarde van circa € 500,- tot € 1500,-. Nadat de inbreker weer naar haar bed was gegaan en opnieuw om geld had gevraagd, had zij ‘geantwoord als tevoren’. Voordat hij vertrok had hij haar opnieuw vastgebonden. Hij ging door de ‘vuurkamer’, waar hij een ‘kassie’ had opengerukt en daar ƒ 15,- à ƒ 16, had uitgehaald. Nadat de dief was vertrokken, heeft het nog twee uur geduurd voordat Marretje zich wist los te maken. Toen heeft ze gezien dat aan het venster aan de zuidzijde van het huis met een boor geboord was om het raam te openen. Het gaatjesboren wordt nog steeds door het dievengilde gepraktiseerd.

Een jaar later

Een jaar later, op 1 februari 1757, ging Marretje Cornelis Schaap, die nog steeds in de roomse kerk tot lage Bussum woonde, samen met Agatha Jans, huisvrouw van Harmen de Jong en ‘van competente ouderdom, ook tot lage Bussum wonende’, naar de Scheepenen van Naarden, Cornelis de Wolff en Dirk Bonnet.

     
Doopboek van pastoor Johannes Nijhoff
 


Daar verklaarde Marretje dat bij de inbraak van 3 februari 1756 niet alleen het zilverwerk was gestolen, maar dat ook gestolen waren ‘de volgende kleederen’:
een paarsen stola met gouden Passement [voetnoot 5] omset, en goude franje daaraan;
een zwart fluwelen Kazuifel met zilveren passement;
een zwart fluwelen stola met ’t zelve soort van zilveren passement;
een zwart fluwelen kelkdoek met een zilveren kant;
een rood damast kasuijfel met een zilveren passement;
een rode stola met een zilveren passement;
een manipel [voetnoot 6] met een zilveren passement van ’t selve soort van als die voorn;
een damasten kazuifel;
een rood damasten kelkdoek met een zilveren kant;
een stoffen kazuifel met achter op de rug een geborduurd kruis en zilveren passement;
een stola en manipel van deselve stoff met zilveren passement;
een kelkdoek van deselve stoffe met een zilvere kant, onder welk zilveren kant een zilveren passement is genaait;
een stoffe Corporaal [voetnoot 7];
een linne corporaal;
een linne.

Agatha was als getuige meegegaan en verklaarde mede bekend te zijn, ‘dat deschelve op de gem. 3 febr. Uit de roomse kerk gestolen zijn’. Waarom de kleding niet gelijk met het zilver was aangegeven, wordt niet vermeld. Van de dief ontbreekt tot op heden elk spoor. 

Bronnen

  • Oud Rechtelijk Archief Naarden, Inv.3091, akte 169
  • Oud Rechtelijk Archief Naarden, Inv. 3092, akte 11
  • J.V.M.Out, Die van Lage Bussum, blz. 30-31

Noten

1. Een ongehuwde katholieke vrouw die ten overstaan van een priester de kuisheidsgelofte had afgelegd.
2. De luiken.
3. Betekenis.
4. Kelk met deksel waarin de geconsacreerde hosties werden bewaard.
5. Decoratief borduurwerk.
6. Zwart fluwelen kerkdoek met een zilveren passement.
7. Altaardoek.