Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 34, nummer 2 (september 2018), pag 5-9

Frederik van Eeden in Europa

Psycholoog, spiritist, socialist en wereldverbeteraar

Nol Verhagen

Klik hier voor de pdf van dit artikel
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting  

Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.’ Zo begint De Uitvreter van de hand van Nescio, pseudoniem van J.H.F. Grönloh. Die kerel, nog wonderlijker dan de uitvreter, was Frederik van Eeden. Grönloh kende Van Eeden goed, want hij was jarenlang diens kompaan in de coöperatiebeweging en bij de Vereeniging Gemeenschappelijk Grondbezit, waarover later meer.

Dat Van Eeden een wonderlijke kerel was, zal niemand ontgaan die de biografie leest die Jan Fontijn in twee vuistdikke delen over Van Eeden heeft geschreven. Maar behalve wonderlijk was Van Eeden ook begaafd, veelzijdig – en bevattelijk voor beïnvloeding door allerlei ideeën en bewegingen, die in het Europa van zijn tijd opgeld deden. De belangrijkste daarvan komen hieronder aan de orde. Dat Van Eeden tussen de bedrijven door ook nog een bijzonder productief schrijver was van romans, gedichten, toneelstukken, essays en recensies, van duizenden brieven aan honderden relaties in binnen- en buitenland en van een dagboek van duizenden pagina’s – dat is misschien nog wel het wonderlijkste van allemaal. Van Eeden kwam uit Haarlem, maar vestigde zich in 1886 als huisarts in Bussum en bleef daar wonen tot zijn dood in 1932.

Psycholoog

Van Eeden was als arts afgestudeerd aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam (nu de UvA). Alvorens aan de slag te gaan, wilde hij zijn studie afronden met een proefschrift over de invloed van kunstmatige voeding bij tuberculosepatiënten. Daarvoor reisde hij in november 1885, hij was toen 25 jaar, naar Parijs. Van het dissertatie-onderzoek kwam niet veel terecht, want Van Eeden werd al snel gegrepen door de Parijse hoogleraar Jean-Martin Charcot, die vanwege zijn experimenten met hypnose bij psychiatrische (hysterische) patiënten het gesprek van de dag was. Ook Sigmund Freud was op dat moment in Parijs en legde bij diezelfde Charcot het fundament voor zijn psychoanalyse. Charcot maakte een hele show van zijn colleges, waarbij hij patiënten als proefpersonen gebruikte.
Van Eeden was diep onder de indruk. Onmiddellijk na terugkomst in Nederland gaf hij een lezing over suggestie onder hypnose voor zijn (literaire) dispuut Flanor. Toch duurde het nog ruim anderhalf jaar, tot juli 1887, voor hij er een vervolg aan zou geven. In dat jaar maakte hij kennis met de arts Albert Willem van Renterghem uit Goes. Van Renterghem was eerder dat jaar op bezoek geweest bij Ambroise Liébault in Nancy. Liébault had al in de jaren zestig van de 19de eeuw op eigen houtje een therapie ontwikkeld op basis van hypnose. Terug in Nederland was Van Renterghem begonnen de therapie uit te proberen op zijn eigen patiënten. Van Eeden keek zijn ogen uit. Al snel besloten de twee in Amsterdam een kliniek voor therapeutisch hypnotisme te openen. Ze begonnen in twee kamers op Singel 183, maar binnen een maand moesten ze vanwege het succes al verhuizen naar een appartement in Hotel du Passage op de Prins Hendrikkade, tegenover het juist geopende Centraal Station. Voordeel was dat patiënten die een langdurige behandeling moesten ondergaan, in het hotel konden logeren. In de kranten werd de nieuwe therapie omstandig besproken, wat alleen maar tot meer belangstelling van patiënten leidde.

     
Villa Dennekamp
 

Die belangstelling werd ook bevorderd door het optreden van allerlei wonderdokters en hypnotiseurs in die dagen en door het wijdverbreide geloof in spiritisme en magnetisme, waarover later meer. Van Eeden was geen psychiater, meer nog, de psychiatrie bestond nog niet als wetenschap en werd niet aan de universiteit onderwezen. Hij las zich echter snel in en gaf al spoedig lezingen over de ‘psychische geneeswijze’. De essentie was volgens hem de macht van de ziel over het lichaam. Hij ontwikkelde ook een theorie over het onbewuste, of zoals hij het noemde, het dubbel-ik, dat onder hypnose toegankelijk was voor suggestie en beïnvloeding. Hij laveerde op de grens van wat wij nu de parapsychologie noemen en was daarmee echt een kind van zijn tijd.

Overal in Europa zochten mensen die hun vertrouwen in de traditionele religies hadden verloren naar een nieuw antwoord op aloude levensvragen over de aard van het menselijk bestaan en het leven na de dood. In Engeland was de Society for Psychical Research opgericht, die onderzoek deed naar allerlei paranormale verschijnselen, waaronder het optreden van zogenoemde mediums, die beweerden in contact te staan met de geest van overleden personen. De Society for Psychical Research zou, zoals we nog zullen zien, een belangrijke rol gaan spelen in het leven van Van Eeden.

Op de praktijk in Amsterdam raakte Van Eeden snel uitgekeken. Het kostte hem te veel tijd en hij had een hekel aan de commerciële kant ervan. Wellicht raakte hij ook uitgekeken op de problematiek van zijn patiënten. In elk geval gaf hij er halverwege 1893 de brui aan. Hij bleef wel nog lang in Bussum patiënten behandelen, die vaak langere tijd in zijn eigen huis, villa Dennekamp aan de ’s-Gravelandseweg, logeerden. Zijn belangstelling verschoof in de richting van het spiritisme, dat heel wat verder ging dan de hypnotherapie.

Spiritist

Het spiritisme gelooft dat de mens na zijn dood, gescheiden van zijn lichaam, als geest voortleeft en via een medium met levende mensen kan communiceren. Het spiritisme (of spiritualisme) was halverwege de 19de eeuw uit Amerika overgewaaid naar Europa en werd daar, net als in Amerika, een ware rage. Ook in Nederland ontstonden diverse genootschappen en overal in het land zocht men contact met gene zijde. In Bussum bezat H.J. Schimmel, redacteur van het bekende literaire tijdschrift De Gids, een spiritistische bibliotheek, waarin Van Eeden mocht rondsnuffelen, toen hij zich in 1887 aan het inlezen was in de psychologische literatuur. Van Eeden was zich sterk bewust van de beperkingen van de positivistische natuurwetenschappen en was altijd op zoek naar ‘het hogere’, een gebied waartoe volgens hem vooral dichters (zoals hijzelf) toegang hadden. Een van de toegangswegen was de droom. Vanaf mei 1889 hield Van Eeden een droomcahier bij van zijn eigen dromen. Waar Freud de droom zag als toegangspoort naar het eigen onbewuste, beschouwde Van Eeden de droom als een entree naar de wereld van het bovennatuurlijke. Hij begon proeven te doen met patiënten uit zijn kliniek, geïnspireerd door de experimenten van de Society of Psychical Research. Van Eeden stond bepaald niet alleen in zijn belangstelling voor het spiritisme. Zo was bijvoorbeeld ook Arthur Conan Doyle, de schepper van de scherpzinnige detective Sherlock Holmes, een overtuigd aanhanger. Hoewel Van Eeden aanvankelijk een scherp oog had voor het verschil tussen de natuurwetten en de transcendente verschijnselen waar het spiritisme zich mee bezighield, verloor hij gaandeweg de tegenstelling tussen geloof en wetenschap uit het oog.

Het liep echter pas echt uit de hand na de dood van zijn zoon Paul op 21 februari 1913. Eerst begon hij over Paul te dromen. Daarna, in 1915, raakte hij samen met zijn vrouw Truida Everts in de ban van het medium mevrouw Welters-de Guasco en vooral van haar dochter Bertha. Tijdens de meer dan 50 seances die tussen april 1915 en augustus 1917 plaatsvonden, kreeg het goedgelovige echtpaar voortdurend boodschappen van gene zijde doorgeseind, die grote invloed hadden op hun stemming. Toen de komst van een Helper werd aangekondigd die niet kwam opdagen, raakten ze echter teleurgesteld.
Maar al in oktober 1917 vonden ze een nieuwe kring, zoals een spiritistisch gezelschap werd genoemd. Deze kring stond onder leiding van het medium Annie Bosch, die tijdens de seances hele verhalen en brieven kreeg doorgeseind, die in keurig handschrift werden genoteerd. Allerlei beroemdheden kwamen door, onder wie Multatuli en de Franse schrijvers Victor Hugo en Émile Zola. Opmerkelijk was dat deze rebelse auteurs aan gene zijde allemaal tot vrome (katholieke) gelovigen waren bekeerd. Belangrijker was dat ook zoon Paul zich via Annie manifesteerde. Van Eeden kon er niet genoeg van krijgen. Annie Bosch vertelde hem precies wat hij wilde horen. Tussen oktober 1917 en maart 1922 bezochten hij en zijn vrouw niet minder dan 125 seances, die door hen ‘lichtdagen’ werden genoemd, soms wel tweemaal per week. De bijeenkomsten werden gestaakt toen Annie in 1922 ging trouwen. Intussen waren Van Eeden en Truida door de katholieke Annie in de armen van de katholieke kerk gedreven, die overigens niet veel van spiritistische avonturen moest hebben. Van Eeden liet zich op 18 februari 1922 dopen; Truida en de beide kinderen waren hem in 1920 voorgegaan. Een saillant detail in dit spiritistische verband is dat de latere helderziende Gerard Croiset op de door Van Eeden gestichte kolonie Walden werd geboren.

Socialist

In de tweede helft van de 19de eeuw gistte het in heel Europa. In februari 1848 vond in Frankrijk een revolutie plaats die het land veranderde van een monarchie in een republiek. Ook in andere landen was het onrustig, en dat niet alleen aan het politieke front. Karl Marx had in 1848 Das Kapital gepubliceerd, waarin hij de klassenstrijd predikte en de omverwerping van het kapitalistische systeem voorspelde. Socialisten, marxisten, anarchisten en sociaaldemocraten roerden zich. Overal werden vakbonden opgericht en coöperaties gesticht.

Er was echter ook een religieus geïnspireerde sociale beweging. Een voorbeeld daarvan was de Russische edelman en romancier Lev Tolstoj (1829-1910), die afstand deed van zijn rijkdom en zich wijdde aan een eenvoudig leven op zijn landgoed Jasnaja Poljana. Aan de andere kant van de oceaan, in Amerika, was Henri David Thoreau (18171862) hem voorgegaan. Die richtte zich echter meer op de natuur en leefde enkele jaren teruggetrokken in zijn hut bij Walden Pond, waarover hij later zijn beroemde boek Walden – or Life in the Woods schreef. Eenvoudig leven in een hut, dat was ook Van Eedens droom. Tegelijk wilde hij verbetering brengen in het lot van de mensheid.

Hoewel hij tot dan toe weinig blijk had gegeven van sociale bewogenheid, publiceerde hij in 1897 in De Gids een uitvoerig artikel ‘Werk en Brood’, waarin hij het maatschappelijk onrecht aan de kaak stelde: de grote massa werkte voor een paar geprivilegieerden, onder wie hijzelf. Hij betoogde dat wie werk zocht, land moest kunnen bebouwen. De regering moest daarvoor zorgen, vond hij, door zogenoemde Rijkshoeven op te richten waar werklozen uit de steden in coöperatief verband in hun eigen levensonderhoud moesten kunnen voorzien. Zoals vaker in zijn leven werd Van Eeden niet geplaagd door veel praktisch inzicht en realiteitsbesef. Wel begreep hij al snel dat het heil niet van de overheid zou komen.

In 1897 begon hij zich in de wereld van de coöperaties te verdiepen. Hij was met Marx tot de conclusie gekomen dat de oorsprong van de maatschappelijke problemen gelegen was in het eigendom van de grond en de productiemiddelen. Hij besloot samen met gelijkgezinden zijn eigen kapitaal om te zetten in grond, woningen en gereedschappen en sober te gaan leven. In april 1898 kocht hij de grond voor Walden. In 1901 werd op instigatie van Van Eeden de Vereeniging Gemeenschappelijk Grondbezit (GGB) opgericht. Doel was grond in gemeenschappelijk bezit te brengen door kolonies met elkaar te laten samenwerken. Na een jaar had de GGB al meer dan 500 leden en meer dan tien lokale afdelingen. Van Eeden hield in de winter van 1901-1902 verspreid door het land wel tien lezingen over dit onderwerp, steeds voor meer dan 500 toehoorders. Die lezingen waren, in de woorden van zijn biograaf Jan Fontijn ‘een vreemd mengsel van persoonlijke indrukken, wetenschappelijke nieuwtjes en morele of sociale verontwaardiging’. Nadat Walden in 1907 failliet was gegaan, reisde Van Eeden, die uitstekend Engels (en Duits en Frans) schreef en sprak, in 1908 en 1909 tot drie keer naar Amerika, om daar zijn ideeën over (landbouw)kolonies als oplossing voor maatschappelijke vraagstukken te propageren. Het lukte hem zelfs in Wilmington, North Carolina, een nieuwe kolonie op te zetten, die naar hem werd genoemd en die deels door Van Eeden geselecteerde emigranten uit Nederland werden betrokken. In 1914 vertrok ook een aantal Belgische vluchtelingen naar Amerika. Toch was ook deze kolonie geen succes. In 1926 vroeg Van Eeden zich af of de kolonie eigenlijk nog wel bestond.

Wereldverbeteraar

De Oostenrijkse schrijver Robert Musil drijft er in zijn roman Der Mann ohne Eigenschaften uit 1930 de spot mee: de aan het begin van de eeuw onder hele en halve intellectuelen wijd verbreide mode om clubjes te vormen van gelijkgestemde geestverwanten, met als doel de problemen van de wereld uit de weg te ruimen. Ook Van Eeden was er, als kind van zijn tijd, druk mee. Omstreeks 1910 was hij bezig een internationaal gezelschap van ‘voortreffelijke, ja koninklijke mensen’ (onder wie uiteraard hijzelf) te vormen die, naar het lijkt louter door hun goede bedoelingen, de geschiedenis een wending ten goede konden geven. Hij had er hooggespannen verwachtingen van. Aan een Amerikaanse vriend schreef hij: ‘We are now beginning to weave a fine web over the world. A dozen men may do it and change the fate of humanity by it.’ Zo ontstond de Forte-Kreis, genoemd naar het Forte dei Marmi, gelegen ten noorden van Pisa aan de Middellandse Zeekust, waar de heren van tijd tot tijd bijeen dachten te komen om de wereld te redden. Dit alles speelde zich af aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Die oorlog zelf maakte korte metten met de hooggestemde idealen: de Duitse en de niet-Duitse leden van de Kreis dreven binnen de kortste keren onherroepelijk uit elkaar. Toch kreeg de muis nog een staart: enkele leden van de Kreis meenden dat ze een rol konden spelen bij het op gang brengen van geheime vredesonderhandelingen tussen Engeland en Duitsland. Ze schoven Van Eeden naar voren om hun plannen te bepleiten bij de Engelse Prime Minister David Lloyd George. Deze ontving Van Eeden op 18 januari 1916 en luisterde beleefd naar diens betoog, maar vond de plannen premature… De missie liep op niets uit. 

Epiloog

Van Eeden voelde zich in Europa als een vis in het water en bewoog zich graag en gemakkelijk in internationaal gezelschap, waar hij de waardering kreeg die hem in eigen land vaak werd onthouden door in zijn ogen kleinzielige tegenstanders. Des te wonderlijker, dat hij juist de saaie Amsterdamse Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond. 

Noot van de auteur

Het bovenstaande is geheel ontleend aan de prachtige biografie in twee delen die Jan Fontijn over Van Eeden schreef:
Tweespalt. Het leven van Frederik van Eeden tot 1901. Em. Querido, Amsterdam 1990
Trots verbrijzeld. Het leven van Frederik van Eeden vanaf 1901. Em. Querido, Amsterdam 1996