Op de valreep loodsen we Rudolf Geel het Contactblad nog binnen.
Redactie
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
Gooi-en Eemlander 9 / 10 / 85
Rudolf Geel winnaar Raadhuìsprìjs van gemeente Bussum
Van onze verslaggever Thijs Heslenfeld
BUSSUM - "Roem en eer zijn natuurlijk altijd heel aangenaam, maar op 't moment dat je je er iets van aantrekt is het mis met je. Je moet ook blijven schrijven als niemand je werk leest. Als schrijver moet je je losmaken van alles; treurnis en toejuichingen. " Aan het woord is de Bussumse schrijver Rudolf Geel (M), die de tweejaarlijkse cultuurprijs van de gemeente Bussum, de Raadhuisprijs, heeft gekregen voor zijn hele oeuvre. De prijs, die bestaat uit een geldbedrag van tweeduizend gulden en een oorkonde, werd dit jaar toegekend in de sectie letteren.
De Bussumer lijkt allerminst ondersteboven van de prijs die de gemeente Bussum hem heeft toegekend. Rustig achterover geleund in zijn ruime keuken vertelt hij over het hoe en waarom van zijn literaire werkzaamheden. "Literatuur is voor mij in de eerste plaats een zelfontdekkingsproces. Je leeft maar één keer, en je moet uit 't leven halen wat er in zit. Wie ben ik, waar kom ik vandaan en wat is mijn functie in het leven? Dat zijn de vragen waar ik achter probeer te komen door te schrijven."
Rudolf Geel werd in 1941 in Amsterdam geboren. Hij woont sinds 1971 in Bussum, is getrouwd en heeft twee kinderen. Geel debuteerde in 1963, 22-jaar oud, met de roman "De magere heilige". Sinds zijn debuut heeft hij zich een produktief schrijver getoond: hij schreef bijna twintig romans en verhalenbundels. Daarnaast is hij van 1972 tot 1981 redacteur bij het tijdschrift De Gids geweest. Verder schreef hij onder meer gedichten en columns, terwijl de Haagse Comedie in 1979 zijn toneelstuk Wimbledon opvoerde. Geel zegt zich in de eerste plaats schrijver te voelen. maar hij heeft ook een volle baan als wetenschappelijk hoofdmedewerker taalbeheersing aan de Universiteit van Amsterdam.
Revanche
Twee jaar na zijn debuut verscheen "De weerspannige naaktschrijver", waarin Geel onder meer schrijft over het Bussumse Willem de Zwijger lyceum, de school die hij een paar jaar daarvoor had verlaten. Met dat boek wilde ik revanche nemen op m'n jeugd en een aantal van m'n opvoeders," vertelt Geel. Niet zonder zelfspot voegt hij er aan toe: "En nu zitten m'n eigen kinderen op het Willem de Zwijger college!"
Deze anekdote is tekenend voor het verloop van het werk van Geel: in ujn eerste boeken is duidelijk de sfeer van de woelige zestiger jaren te proeven, terwijl in zijn latere proza een tamelijk kritische houding ten opzichte van die tijd wordt ingenomen. Geels verklaart: "Ik heb de zestiger jaren, de provo-rellen en zo. heel intens meegemaakt. Ik was opgegroeid in de jaren veertig en vijftig: die enorme truttigheid, ook in seksueel opzicht. En dan plotseling die tijd in Amsterdam. de grote stad met al die vrolijke jongens en meisjes en de uitvinding van de pil. De één opende een boetiekje en de ander stond 's ochtends uren in de rij om de nieuwste lp van de Rolling Stones te kopen. De tijd van de euforie. waarin iedereen riep "de wereld moet anders!". Later ga je pas beseffen dat het juist op dat moment het lekkerste en meest 'andere' leven was dat je je kunt denken."
Rationeler
Zoals gezegd is die inkeer ook in het werk van Geel terug te vinden. In 1977 verscheen "Een gedoodverfde winnaar", een verhaal over twee vrienden die in de pmvo-tijd samen studeerden en nu zelf zijn beland in de zo door hen verafschuwde burgermaatschappij. Rudolf Geel zelf was ook aan die verandering onderhevig. Restauratie is volgens hem echter niet het juiste woord om dat proces aan te duiden: "Je wordt ouder, je krijgt het drukker. In de loop der tijd ga je gewoon rationeler naar de dingen kijken: Je ziet dat.een aantal plannen nooit is gerealiseerd, maar je ziet ook dat vee1 dingen die toen werden gezegd onzin waren. Er waren in die tijd een heleboel nonsensikale dingen in omloop."
Verf
In 1977 haalde Geel de landelijke publiciteit met een tegen hem gerichte actie. Een groep voormalige studenten viel hem tijdens een college aan en gooide een emmer verf over z'n hoofd. De actievoerders waren verbolgen over hetgeen Geel in zijn column in het universiteitsblad Folia Civitatis over een voorman van de krakersbeweging had geschreven. Geel had een parodie geschreven over de uitspraken van de desbetreffende man. In uitgedeelde pamfletten werd van Geel geeist dat hij ophield met schrijven.
"Nog vier jaar na die actie vroegen mensen aan me of er nog verf in m'n haar zat." vertelt Geel zuchtend. "Ik ben daar zó vaak over doorgezaagd dat ik het spuugzat ben." Toch heeft hij het voorval niet licht opgenomen: in 1981 verscheen "Ongenaakbaar", waarin de vraag centraal staat "of een schrijver op een direkte manier verslag moet geven van allerlei sociale en politieke ontwikkelingen dan wel op zoek moet gaan naar de bronnen binnen zichzelf."
"De schrijver komt uiteindelijk tot de conclusie dat hij het Jaatste moet doen." vertelt Rudolf Geel. "Hij spreekt zich niet langer rechtstreeks uit over allerlei politieke en sociale zaken als het feminisme en dergelijke." In concreto: Geels column in Folia Civitatis werd sindsdien gevuld met anecdotes van meer huiselijke aard zoals verhaaltjes over z'n kinderen ("de opening van MacDonalds in Bussum") en universiteits aangelegenheden. In 1983 verscheen de laatste column van Geel in het universiteitsblad.
Proefschrift
De laatste jaren is de Bussumer dan ook voornamelijk bezig geweest mei zijn proza. Onlangs verscheen de verhalenbundel "Verleidingen". en in januari van het volgende jaar zal de roman "De vrouwenbron" van de persen rollen. Naast de literaire aktiviteiten is Rudolf Geel druk bezig met een proefschrift over honderdvijftig jaar schrijfvaardigheids-onderwijs in Nederland. "Dat proefschrift moet in 1987 klaar zijn." vertelt hij. "Doel ervan is kijken of uit het verleden dingen te leren zijn die voor het huidige onderwijs gebniikt kunnen worden"
Naast al deze bezigheden vond Geel, de afgelopen jaren ook nog tijd twee boeken voor het onderwijs te schrijven: "Hoe zet ik mijn gedachte: op papier" en "Wat opstelschrijvers moeten weten". Nu is er dan officele erkenning voor de honderdduizenden letters die Geel in meer dan twintig jaar tijd het licht liet zien. Maar, zoals gezegd, hij waakt ervoor dat die erkenning hem niet in z'n bol slaat. Toch laat een lovend woord over z'n werk hem niet onberoerd. Wam de Moor schreef onlangs in De Tijd "Proza zo helder als bergkristal" over "Verleidingen". En Rudolf Geel vond dat de mooiste kwalificatie die hij ooit onder ogen kreeg. "Want ik vind bergkristal heel erg mooi." besluit de Bussumer droog.