Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 35, nummer 2 (september 2019), pag 4-130

Honderd jaar kindertuinen Bussum (1919–2019)

Anneke Bos-Tolhuisen  *

      

 
Notulen van de eerste bestuursvergadering
op 20 december 1918

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting 

Op 11 december 1918 werd in Bussum de Vereniging voor Schoolwerktuinen Bussum opgericht. De eerste bestuursvergadering vond plaats op 20 december 1918 in gebouw Irene, het voormalige witte kerkje op de hoek van de Landstraat en de Kerkstraat. 1919 was het eerste jaar dat de kinderen een tuintje konden hebben. 

In heel Europa ontstonden aan het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw grote idealen om samen te werken aan een betere maatschappij. Aanvankelijk was dit een reactie op de slechte leefomstandigheden van fabrieksarbeiders als gevolg van de industrialisatie. Later kwam daar het verwoestende effect van de Eerste Wereldoorlog bij. De aanleg van volkstuintjes en schooltuintjes was een middel in de strijd voor die ‘betere maatschappij’. Schoolwerktuinen werden gezien als een plek die zou bijdragen aan de levensvreugde, die bij de jeugd liefde voor de natuur wakker zou roepen, waar een gevoel van saamhorigheid zou worden gekweekt en waar zin voor orde en netheid zou worden aangeleerd. Behalve het opvoedende karakter was uiteraard ook de materiële opbrengst een doel en een drijfveer: het zaaien moest worden gevolgd door een goede oogst, onder het motto: ‘Genot der vrucht van eigen werk, Maakt ons zo kloek en sterk.’

De Bussumse Kindertuinen bestaan in 2019 de facto honderd jaar. Als je die honderd jaar overziet, valt op dat wat er in de tuintjes gebeurde, steeds een afspiegeling was van wat er in Nederland en in de rest van de wereld gebeurde. Zo begonnen de tuintjes in de jaren twintig en dertig vanuit een idealistisch verheffingsideaal dat in heel Europa opgang deed. Notabelen bedachten dat het onder leiding van volwassen tuinleiders verzorgen van een tuintje kinderen tot betere mensen zou maken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het overal armoe. Kleine schooltuiniertjes scharrelden in de laatste oorlogsjaren zelf hun kostje bij elkaar, zonder tuinleiders. In de jaren vijftig bruiste Nederland van energie en optimisme, en er was een grote gemeenschapszin. Er was geld voor goede zaden en planten, de tuintjes bloeiden weer op. In de jaren zestig en zeventig werd het tuinieren meer een gezonde en educatieve vrijetijdsbesteding voor de kinderen. De sfeer werd gezelliger, er was minder bevoogding. De tuintjes waren in die tijd ongekend populair.

      
Het terrein aan de Hooftlaan
 

Maar de jaren zeventig waren ook een periode van meningsverschillen en conflicten. Ook over het beleid met betrekking tot de tuintjes in Bussum ontstond onenigheid, waardoor de toenmalige vereniging met de tuintjes bijna werd opgeheven. In de jaren tachtig en negentig kwam er aandacht voor de keerzijde van de welvaartstaat. Het milieu was de dupe. Die ontwikkeling trok weer andere mensen naar de tuintjes, mensen met grote idealen. Er werd minder hiërarchisch gedacht, het bestuur bestuurde niet alleen, maar werkte zelf hard mee op de tuinen. De tuintjes werden in de winter niet meer glad getrokken, tuinafval werd voeding voor het volgende jaar.

Het leven werd intussen overal drukker en ook de tuintjes gingen steeds meer andere taken op zich nemen, zoals het organiseren van open dagen en pompoendagen. De kinderen kregen een ruime keuze aan naschoolse bezigheden, zodat de belangstelling voor de tuintjes daalde. De laatste twintig jaar is er veel aandacht voor gezondheid, eerlijke producten, gifvrije groenten, plaatselijk geproduceerd voedsel en voor duurzaamheid. Sommige kinderen weten niet meer waar hun voedsel vandaan komt. Op de tuintjes leren de kinderen weer de oorsprong van voedsel kennen.

De Bussumse Kindertuinen hebben eigenlijk altijd in de tijdsgeest gepast, vanuit een steeds weer nieuwe invalshoek. Al die tijd bleef de basis dezelfde: grond, zon, water, zaad, mest en arbeid, en als gereedschap: je handen, je hark, je schep en je schoffel. Wat veranderde was de benadering, die steeds door de behoefte van de tijd als vanzelf werd aangepast.

Ook de beleving van de kinderen is nooit wezenlijk veranderd. Het plezier van in de aarde wroeten, de voldoening van voor iets te zorgen en het beleven van het wonder van de oogst, is iets van alle tijden en leeftijden. Daarom zijn er steeds weer kinderen en tuinleiders die bezig willen zijn met iets wat er wezenlijk toe doet.

Veel tuinmedewerkers kwamen en gingen. De kindertuinen bleven bestaan doordat er in die honderd jaar steeds mensen waren die – soms decennialang – zorgden voor continuïteit. Zij vormden met hun kennis en ervaring de basis van de kindertuinen. Wie spanden in dit opzicht de kroon? Allereerst de huidige voorzitter Paul Koster, die vorig jaar maar liefst 50 jaar tuinleider was en daarvoor werd geëerd met de Kleine Johannes. Daarnaast Lea de Graaf, die 20 jaar tuinleider was, en bovendien 12 jaar secretaris van het stichtingsbestuur. En verder Theo Fokker en Piet Eijpe, die gedurende 40 jaar hun ziel en zaligheid in de kindertuinen hebben gelegd. Het overlijden van Piet Eijpe en Theo Fokker in 2013 heeft de organisatie van kindertuinen ingrijpend veranderd. Al het werk dat deze mannen decennialang deden, is nu overgenomen en verdeeld over niet minder dan veertig vrijwilligers. Dat vroeg niet alleen om meer machines die het handwerk overnamen, maar ook om een heldere organisatiestructuur, met een duidelijke taakverdeling.

Tijdens die honderd jaar is er altijd steun, hulp en subsidie geweest vanuit de gemeente Bussum. Ook vanuit de Bussumse gemeenschap waren er donaties, was er hulp bij werkzaamheden en sponsoring van projecten. Zonder vrijwilligers, zonder subsidie en zonder steun uit de samenleving zouden de tuintjes voor Bussumse kinderen niet al die jaren hebben kunnen bestaan.

Hieronder volgen we, grotendeels aan de hand van de notulen van de vereniging, de geschiedenis van de Bussumse Kindertuinen gedurende honderd jaar op de voet.

1918–1930

De penningmeester van de Vereniging Schoolwerktuinen Bussum had in 1919 uitgerekend dat een bedrag van ƒ 2,- aan inschrijfkosten zich zou vertalen in een waarde van ƒ 12,- aan groenten. Er was in die jaren veel belangstelling voor land- en tuinbouw, mede doordat de kennis over de bodemcultuur sterk vooruit was gegaan. Gemeenten in het hele land boden aan verenigingen voor school- of werktuinen stukken grond aan. Notabelen vormden het bestuur en onderhandelden met de gemeente over uitgifte en huur van grond. De tuinleiders waren veelal onderwijzers die dit werk deden als bijverdienste: in Bussum voor ƒ 2,- per anderhalf uur. De verenigingen werden bijgestaan door kennis en leerboekjes van De Centrale Vereeniging voor School- en Werktuinen, die was opgedeeld in een aantal Kringen. Bussum behoorde tot de Kring Noord-Holland [voetnoot 1].

       
 
Overzicht van de stand van zaken in een
aantal Nederlandse gemeenten

Ook het Bussumse bestuur bestond uit notabelen, zoals de heren A.C.R. Dreesmann en L.H.A. Vehmeyer. Erevoorzitter was burgemeester mr. H.Th. s’Jacob. De vereniging kreeg van de gemeente Bussum voor ƒ 135,- per jaar een terrein te huur aan de Hooftlaan. Bovendien verleende de gemeente de vereniging een subsidie van maar liefst ƒ 1750,-. Dat was veel geld – in Huizen bedroeg die subsidie bijvoorbeeld maar ƒ 25,-. Er werden drie tuinleiders (onderwijzers) en een hoofdtuinleider aangesteld. Deze laatste was bovenmeester Siderius, die daarvoor voor het hele seizoen ƒ 50,- kreeg (boven op die vergoeding van ƒ 2,- per anderhalf uur).

In het begin kregen alleen kinderen van leden van de vereniging een tuintje, later konden ook andere kinderen meedoen. Het leergeld bedroeg ƒ 2,- per kind voor leden en ƒ 2,50 voor niet-leden. De kinderen kwamen twee keer per week van 16.15 tot 17.45 uur. De inschrijving ging honderd jaar geleden net als nu: ‘Op den aangegeven dag houden een paar bestuursleden en de hoofdleider zitting in het gebouwtje om hen in te schrijven.’ Er was plaats voor ongeveer 150 kinderen. In het begin waren de kinderen ouder dan nu, tussen de 10 en 15 jaar. Aanvankelijk kregen alleen jongens vanaf de 6de klas en hoger een tuintje, maar na een paar jaar werden ook meisjes toegelaten: ‘Met het oog op toezicht, worden jongens en meisjes zoveel mogelijk op verschillende dagen toegelaten.’ Voor de begeleiding van de meisjes werd een vrouwelijke kracht gevonden, die onder hoofdleider Siderius werkte. Deze laatste was belast met het inkopen, het organiseren van het terrein, het lesgeven, het maken van het jaarverslag en de begroting voor het nieuwe jaar.

In de notulen van 1921 is sprake van een gemeentewerkman die met een vuurwapen ‘opruiming onder de kraaien en andere schadelijke vogels’ houdt. In 1925 waren er 120 jongens- en 40 meisjestuintjes. Er werden prijzen uitgeloofd voor de best onderhouden tuintjes. De sfeer was er een van orde en van bevoogding, maar ook van liefde en opgewektheid. ‘De ouders zien hun kinderen thuis komen met een flinke kleur en een prachtige gezonde eetlust. Door den prettige omgang worden schuwe kinderen geheel anders.’ [voetnoot 2]

 
Onderricht op het terrein aan de Hooftlaan
       

1930–1940

In 1931 kreeg de vereniging een terrein te huur aan de Huizerweg ‘ten Zuiden begrensd door het hooge stuk grond tegenover de leerfabriek [waar nu de Bisonstraat en de Wisentstraat liggen], ten Oosten door ene kwekerij [de huidige gemeentewerf ], ten Noorden door de sloot langs het wandelpad. Een mooi beschut gelegen terrein, vlak bij een kinderrijke, zich uitbreidende buurt’. Het terrein was destijds groter dan nu, want later moest een gedeelte worden afgestaan voor een nieuw zwembad, op de plaats van de huidige kinderboerderij. In 1931 mat het terrein 100 bij 150 m, opgedeeld in perceeltjes van 30 m2. Er kwam een gebouwtje voor het opbergen van gereedschappen, meststoffen enz. Bij regenachtige dagen kregen kinderen er theorieles. Daarnaast was er een klein gebouw voor de leiders, die vanaf een overdekt terras zicht op de tuin hadden.

       
 
Aan het werk op de tuin aan de Hooftlaan

In dat jaar bedroeg het aantal leden van de vereniging 140 (ouders), 177 kinderen kregen een tuintje. Het waren financieel gezien moeilijke jaren, ook voor de tuintjes. Iedereen werd gemaand zuinig te zijn, maar desondanks was er een tekort van meer dan ƒ 1600,-, dat gelukkig teniet werd gedaan door een subsidie van de Provinciale Staten van Noord-Holland.

Er werd les gegeven over kunstmest en stalmest en de werking daarvan, over de opvolging van de gewassen en wisselbouw, over het winnen en bewaren van grond en over het behandelen en oogsten van groenten. Behalve de tuinlessen waren er lessen in bloemschikken – er werden prijzen uitgereikt voor de mooiste resultaten. Het verslag van de hoofdleider uit 1936 geeft een goed beeld van wat er zoal verbouwd werd: ‘Spinazie, tuinbonen, radijs, raapstelen, sjalotten, vroege en late sperciebonen en andijvie deden het dat jaar alle zeer goed, postelein echter slecht en bloemkool matig. IJver en gedrag der kinderen waren “zeer goed”.’ 

1940–1950

In 1943 was er vanwege de voedselschaarste als gevolg van de oorlog een grote vraag naar de tuintjes. Daarom werd besloten dat van ieder gezin maar één kind een tuintje mocht hebben. In die oorlogsjaren, waarover overigens in de notulen merkwaardig genoeg niets wordt gezegd, was sprake van ‘schaarschte van diverse zaden, voornamelijk sperciebonen’. Van 1944 tot en met 1948 zijn er geen notulen. In het verslag van de Kring Noord-Holland van 1945 staat echter dat Bussum 165 leerlingen een tuintje kon geven en dat 140 leerlingen moesten worden teleurgesteld. In april 1945 bleek alle personeel ondergedoken te zijn, mest was niet verkrijgbaar, zaad aanvankelijk evenmin, zodat de kinderen ‘zonder leiding als kleine volkstuinders hebben gewerkt’, veelal met teleurstellend resultaat. In 1949 stond het voortbestaan van de tuintjes op het spel vanwege geldtekort. Gelukkig verhoogde de gemeente de subsidie, zodat de tuintjes konden worden behouden.

                     
 
Groepsfoto’s; datum onbekend
     

1950–1960

De jaren vijftig waren jaren van grote groei en van wachtlijsten: de kinderen stonden in de rij, want de tuintjes werden beschouwd als een nuttige vrijetijdsbesteding. Er was geld voor organische mest, er waren zeer gunstige oogsten en mooie bloemen. Het ledental van de vereniging groeide naar 247.

Vanaf 1954 werd de inschrijving voor de tuintjes uitbesteed aan de scholen. Zij bepaalden wie voor een tuintje in aanmerking kwam en ondersteunden het tuinwerk met veel animo. Een derde van de beschikbare grond werd gebuikt voor de teelt van bloemen. De kinderen kwamen twee keer per week, van half vijf tot zes. Als een leerling met vakantie ging, moest hij/zij zelf zorgen dat zijn/haar tuintje zo lang door een ander werd onderhouden. In die jaren was de heer L. de Beer, onderwijzer aan de Sint Aloysiusschool, de hoofdtuinleider. In 1953 overleed de heer Freni, die 28 jaar lang secretaris en penningmeester was geweest en die in het jaarverslag van 1954 een ‘kindervriend’ wordt genoemd.

       
Een prominent lid van de HKB aan het werk in de jaren vijftig
 

1960–1970

De oogst was goed in 1960 en de kijkdag voor de ouders werd een ware plukdag. Gemiddeld werd zo’n 5 pond sperziebonen van uitstekende kwaliteit van de tuintjes gehaald. Er werden nog steeds prijzen uitgeloofd voor de mooiste tuintjes. De kinderen, nu in de leeftijd van 9 tot 14 jaar, kwamen nog steeds twee middagen per week op hun tuintje werken. Ze kregen in deze tijd een rapport met cijfers voor hun opkomst, de wijze van zaaien en het schoonhouden en bijhouden van hun terreintje.

1970–1980

In het jaarverslag van 1979 staat dat interne ruzies veel mensen hadden doen afvallen binnen het bestuur. Helaas ontbreken notulen waaruit de aard van de onenigheid, het verloop van de ruzies en de toedracht van het bestuurlijke conflict zouden kunnen blijken. Ook een speurtocht in de plaatselijke pers levert geen nadere informatie op. In elk geval stond de toekomst van de tuintjes op het spel. Wethouder Witteveen voorkwam erger.

1980–1990

Op initiatief van VVD-wethouder Witteveen, die de tuintjes een warm hart toedroeg, werd een nieuw bestuur gevormd met Alle Wedman als voorzitter, Hans Uylenburg als secretaris/penningmeester en Piet Eijpe als hoofdtuinleider. In 1981 koos dit bestuur voor een nieuw beleid. De tuin werd verdeeld in kleinere eenheden: er werkten voortaan 16 kinderen in door hagen gescheiden segmenten. De sfeer was daardoor intiemer en overzichtelijker. De tuinen en het huisje kregen een grote opknapbeurt. Het bestuur maakte lesbrieven en de gemeente maakte een ambtenaar, de heer Barlo, vrij om de kinderen één dag per week les te geven. Ook de manier van inschrijving werd veranderd: de scholen trokken zich terug en de vereniging ging weer zelf op het terrein inschrijven, zoals dat ooit was begonnen.

Er was een zeer gedreven bestuur met grootse plannen, zoals de aanleg van een natuurtuin, verdeeld in zes landschappen. Maar doordat alles met vrijwilligers moest gebeuren, bleek dit niet haalbaar. Om kosten voor stalmest of korrelmest uit te sparen werd het plan opgevat om zelf compost te maken. Het huisje werd geschikt gemaakt als leslokaal en expositieruimte. Er waren in die jaren leuke initiatieven, zoals het bouwen van een veldoventje van chamottestenen, zodat de kinderen van hun eigen graan brood konden bakken. Maar de vrijwilligers ervoeren het tuinwerk als erg zwaar. Gelukkig kon in 1989 de heer Fokker, gepensioneerd tuinman, zich als vrijwilliger voltijds aan de tuintjes wijden, wat het aanzien van de tuintjes enorm ten goede kwam..

1990–2000

Als gevolg van de concurrentie van allerlei andere buitenschoolse activiteiten, liep het aantal kinderen terug. Theo Fokker was vrijwel dagelijks op de tuintjes. In 1992 waren er 187 kinderen. Dat jaar moest de vereniging een stuk grond afstaan op de plaats van het huisje. Maar ze kreeg er een nieuw huisje voor terug, even groot als het oude, dat voor ƒ 300,- per jaar werd gehuurd van de gemeente. In 1997 werd de tuin nog iets kleiner, omdat er een stukje grond werd afgestaan aan de Bussumse vereniging van Krielkippenfokkers.

Omdat de scholen geen bemoeienis meer hadden met de tuintjes werd de naam van de Vereniging Schoolwerktuinen Bussum veranderd in Kindertuinen Bussum. Het inschrijfgeld werd verhoogd van ƒ 19,- naar ƒ 20,-, en in 1995 verder opgetrokken naar ƒ 25,-. De open dagen in juli met gebak, courgettebrood en zoetzuur in potjes waren een succes, evenals de pompoendagen. De jaarlijkse uitgaven bedroegen inmiddels ƒ 10.000,-.

2000–2010

In 2000 werd de vereniging een stichting. De Bussumse Kindertuinen hadden nu geen leden meer, alleen een bestuur en medewerkers. Theo Fokker, Piet Eijpe, Henk Splint en later Frans Haverkort en Arjen Verbeeten waren in deze jaren dagelijks op de tuin. Het was een technisch sterk team, dat zich samen met voorzitter Karel Sterk inzette voor meer mechanische hulpmiddelen op het terrein. Bij de opheffing van de R.K. Werkliedenvereniging St. Joseph ontving de stichting in 2001 geld voor tuinmachines: een smalspoortrekker, een losse tuinfrees, een aanhangwagen en een eg. Firma Rebel in Huizen legde kosteloos een waterput aan en de Rabobank financierde een groot gedeelte van de mechanisatie van de grondbewerking. Piet Eijpe, Gerard van Eijk en Karel Sterk zetten de huidige heemtuin op, met in het midden een kruidentuin.

       
   
 
   
 
 
Foto’s Jaap van Hassel, 2018
   

2011–2018

De inmiddels 82-jarige Theo Fokker werkte vrijwel iedere dag op de tuin. Zuinigheid met vlijt: hij zaagde in de winter van oude panlatten en pallets 600 paaltjes ter afbakening van de terreinen. De tuintjes werden milieubewuster, plastic zakken werden vele malen hergebruikt, en uiteindelijk in de ban gedaan. Van donaties van de Rabobank en de Lakeman Foundation werd een Kiotitractor aangeschaft.

In 2013 overleden echter kort na elkaar Piet Eijpe (46 jaar op de tuinen) en Theo Fokker (40 jaar op de tuinen), beiden leermeesters en drijvende krachten. In 2015 overleed ook Anneke Haverkort, die het huisje verzorgde en jam maakte voor de pompoenenmarkt.

Op 20 juni van dat jaar vond de feestelijke opening plaats van de nieuwe schuur, die door Herman Klück, Karel Sterk, Arjen Verbeeten en Jan van Hoorn eigenhandig was gebouwd. 

Tot slot

Er is momenteel een schitterend terrein met 11 groepen enthousiaste kinderen en een goed georganiseerd team van 42 vrijwilligers, met een solide financiële positie en met ondersteuning van de gemeente Gooise Meren. De toekomst van de Bussumse Kindertuinen ziet er goed uit! 

Noten

* Met dank aan Nol Verhagen voor zijn hulp bij de redactie van deze tekst
1. K. Dilling, De School- en Werktuin in Nederland, zijn beteekenis en verbreiding. Zutphen,1923.
2. A. Schuttevaer (Rijkstuinbouwconsulent te Zutphen), Wenken voor leiders van school- en werktuinen en tevens voor particulieren die in eigen tuin groenten en bloemen wenschen te kweeken.