Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 35, nummer 2 (september 2019), pag 41-46

Hoe wij ons in de jaren vijftig vermaakten

Rudolf Geel

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting

      
 
Het Willem de Zwijger College in 1958

In 1953 verhuisde ons gezin vlak voor de zomervakantie naar het Gooi, en wel naar het Rembrandtkwartier in Naarden. Aan het begin van het nieuwe schooljaar stapte ik de brugklas van het Willem de Zwijger Lyceum binnen en na die brugklas kwam ik terecht in klas twee gymnasium. Wij vormden een nogal gesloten groep. Met hbsers bijvoorbeeld gingen wij slechts sporadisch om. Anders was dit met de meisjes van de mms, die vanaf ongeveer ons zestiende ons wel degelijk wisten te boeien, met dien verstande dat de mooiste meisjes waren voorbehouden aan de stoere jongens van de hbs, die door de bank genomen een meer charmante uitstraling hadden. 

Dansles

Het bovenstaande dient als inleiding tot het onderwerp van dit stuk: het jeugdvermaak in Bussum. In twee gym ging zeker de helft van onze klas op dinsdagmiddag na schooltijd naar dansles bij dansschool Martin, waar de oude heer Martin nog altijd de scepter zwaaide, al liet hij de lessen over aan een jongere collega. Toch hield hij onze vorderingen streng in het oog. Als hij vond dat je bijles nodig had, moest je – als jongen – in de armen van de oude heer zelf de passen oefenen die je verkeerd deed. Bij dit contact speelde hij dus de rol van de leidende man, hetgeen door ons jongens niet als een pretje werd ervaren. Bovendien leerde je niets van je rol als meisje. De heer Martin was een kleine dikke man, altijd gekleed in een keurig pak. Wel stonk hij verschrikkelijk uit zijn mond naar haring, zodat wij in zijn armen rond hannesten met afgewend gezicht.

Hoogtepunt van ons bestaan als leerling-dansers was het jaarlijkse bal, waarvoor ik mijn eerste vriendinnetje (dat ook op dansles zat) van huis haalde. Bij het betreden van Concordia kregen de jongens een corsage aangereikt, die zij met trillende handen bij hun dame mochten aanbrengen. Er was altijd een echt orkest, en wij dansten uitsluitend de foxtrot, zelfs als er een tango, rumba of Weense wals ten gehore werd gebracht. Deze feesten hadden een bedeesd en keurig karakter: de corsages zaten aan het einde van de avond nog steeds vast op hun plaats.

Ik herinner mij goed hoe wij naar de belangrijke avond toe leefden. Na het eerste jaar schreven wij ons ook gezamenlijk in voor de vervolgcursus op zaterdagavond, waar onze dansvaardigheid werd aangeslepen, hoewel wij in het algemeen nog niet verder waren dan de foxtrot. Slow, slow, quick quick, slow, als ik het mij goed herinner, en omdat wij niet echt genoeg kregen van dit tijdverdrijf meldden wij ons ook voor het derde jaar, waarin wij als jongens het dansen overigens voor gezien hielden: wij sloten ons meestal op in de kleedkamer om te pokeren. En die arme meisjes maar op ons wachten, hopend dat wij hun ten dans uitnodigden met een buiging, waarna zij een kniksje maakten. Wij droegen natuurlijk wel bij iedere les een colbertje en penny shoes.

Mocht een jongere dit stuk lezen, dan moet zij of hij wel denken: wat een burgertrutten. Dat was ook wel een beetje waar. Onze Bussumse uitgaanswereld was uiterst onschuldig. Na afloop van een feest bracht je je meisje naar huis. Bij de voordeur kreeg je een hand als afscheid. Verder durfden wij niet te gaan. Als avondvermaak fietste ik vaak langs het huis van mijn gedroomde geliefde, maar die zat waarschijnlijk aan haar bureau. Als leerlinge van het gymnasium in Hilversum had zij natuurlijk volop huiswerk, dat zij daar niet van elkaar overschreven, zoals bij ons de gewoonte was.
Bij haar huis zonder nadere aankondiging aanbellen was een handeling die mijn moed verre te boven ging. 

      
Concordia in de jaren vijftig
 

De bioscoop

De dansles was in principe ons eerste vermaak. De dingen die wij verder deden waren in die jaren bijna uitsluitend dorpsgericht. Naar de bioscoop gingen wij naar in Hilversum, waar het filmaanbod groter was en de sfeer een klein beetje minder dorps. Toch beschikte Bussum met Novum, Flora en Concordia voor een zo kleine plaats over voldoende mogelijkheden om films te zien. Maar in eigen dorp naar de film gaan vonden wij ook niet feestelijk genoeg, niet echt ‘uitgaan’. Dan maar liever op de fiets naar Hilversum.

Eenmaal trakteerde de school ons in Concordia op een film voor alle leerlingen. Dit was vanwege een jubileum. Ik reken deze eenmalige filmvoorstelling wel zeker tot het vermaak. Ja, dat was een aangenaam uitje. Roman Holiday met Audrey Hepburn. De film loopt een beetje droevig af. Het verhaal is in wezen tragisch, maar dat heb ik pas veel later ontdekt. 

Onschuld

Van de school hielden wij alleen als wij er niet naartoe hoefden. Ieder jaar kregen wij wel een paar keer ijsvrij. De winters waren er toen nog naar. Op de fiets over de Loodijk naar de Molen, waar wij opstapten. En na afloop door de soms bittere kou weer terug. Echt verwend waren wij niet.

Was alles wel echt zo onschuldig? Onder ons jongens ging de mare rond dat er boven Novum aan de Vlietlaan een bordeel was gevestigd. Een van mijn klasgenoten was daar naar eigen zeggen naar binnen geweest en had een dame aangetroffen in zeer schaarse kledij. Hij kon er leuk en spannend over vertellen. Die hoerenkast wilden wij ook wel eens van binnen zien. Maar wij durfden er nauwelijks langs te fietsen. En zo bleef het verhaal in stand. Nog recentelijk kwam ik iemand tegen die vertelde dat er boven de ijszaak Dolomiti een bordeel was. Is nader onderzoek iets voor de Historische Kring? 

De Grote Avond

Een volgend hoogtepunt in het jaar vormde in mijn middelbare schooljaren de Grote Avond van de school, meestal bestaande uit een toneelstuk onder leiding van de leraar Oude Talen, de heer Van Opstal. Hij was een bijzonder aardige en zelfs leuke man, die eigenlijk artiest had willen worden. Had hij dat maar gedaan! In ieder geval was hij een geïnspireerde toneelman. Het eerst stuk dat ik van hem zag heette Om Nausikäa en voor de hoofdrol had hij beslag laten leggen op een van de mooiste meisjes van de school. Daar konden wij nog lang over napraten.

       
 
De Grote Avond 1975

Vanaf de derde klas konden wij naar de Grote Avond met bal na. Dat was vooral de eerste paar jaren een belevenis van jewelste. Vanaf de vijfde klas begonnen wij uit te botten tot de beschaafde zuiplappen die wij op feestjes uithingen. Drank was natuurlijk verboden. Een van mijn klasgenoten voerde een plat flesje Vieux in zijn achterzak mee, waarmee hij eens uitgleed. Dit was het hoogtepunt van de verder saaie avond. Over vermaak gesproken! Ik herinner mij nog letterlijk hoe de conrector de dag na zo’n Grote Avond onze klas binnenkwam en de tekst uitsprak: ‘Er is weer met drank geknoeid en er gebeurden vieze dingetjes in de hoeken.’ Tot op de dag van vandaag vraag ik mij af waar de achterbakse conrector op doelde. Hij bracht het nog tot een zeer hoge post op een ministerie.

Net als de dansschool huurde het Willem bands in om het feestgevoel op te luisteren. Als jazzliefhebber vielen zo omstreeks 1958 mijn ogen bijna uit mijn hoofd toen de indertijd beroemde dixielandband The Down Town Jazz Band bleek aan te treden, onder leiding van de latere hoogleraar Roefie Hueting. Hoe was het mogelijk dat de keurige christelijke school het eertijds beroemde jazzorkest voor ons had binnengehaald? Uit de prachtige biografie over F.B. Hotz van Aleid Truijens [voetnoot 1] leerde ik dat dixielandmusici voor zeer lage gages moesten spelen. Misschien was de Dutch Swing College Band een uitzondering, maar die waren dan ook beroemder dan beroemd. Dus de school haalde uiteindelijk een koopje binnen. ‘Caledonia, Caledonia’, schalde het vanaf het podium over de dansende menigte. En dan tilden wij onze danspartner op, tenminste als wij sterk genoeg waren. 

Muziek

Op een zondagmiddag werd er in de tuinzaal van Concordia een jazzmiddag georganiseerd met het trio van Pim Jacobs, zang Rita Reijs. Zij was niet lang daarvoor, in 1957, weduwe geworden, nadat haar man, de befaamde drummer Wessel Ilcken was overleden aan een hersenbloeding. Ik weet nog goed hoe ik, met deze wetenschap, naar de toen pas 33 of 34 jaar oude flamboyante zangeres keek. Ik vond haar geweldig. Maar in mijn hoofd speelde steeds de gedachte dat zij weduwe was. Niet al te lang overigens, want zij verbond zich tot aan diens dood aan de leider van het trio, Pim Jacobs.

                    
       
   

Mijn vader vond het overigens niet goed dat ik op zondagmiddag naar jazzconcerten ging. Hij kocht wel kaarten voor mij voor concerten van Dave Brubeck op doordeweekse dagen, in het Concertgebouw. Na afloop kon ik dan met de trein naar huis. Eenmaal ging hij op zaterdagnacht mee naar een concert van het Modern Jazz Quartet, ook in het Concertgebouw. Voor de zekerheid ging onze buurman, hoofd van de politie in Naarden, met ons mee. Je wist het maar nooit met die lawaaimakers. Pa keek dan ook zijn ogen uit toen vier uiterst beschaafde heren in smoking het podium betraden. Terug gingen wij met de auto.

Maar muziek op zondagmiddag, dat bleef een taboe. Dat had de Heer kennelijk verboden. Verder was hij helemaal niet streng voor ons. Hij vond het sowieso goed dat wij op zondagmiddag naar Ajax gingen. Dat was andere muziek.

Op een zondagmiddag gaf de beroemde pianist Mischa Mengelberg met zijn kwartet een concert in Blaricum, bij de AMVJ (Algemene Maatschappij voor Jongeren). De basis was protestants-christelijk. Mijn vader was lid van die club van geweest. Hij had daar naar eigen zeggen het basketbal uitgevonden. Dus alweer een obstakel uit de weg geruimd. Ik kon verder mijn gang gaan. Het was overigens heel bijzonder dat zo’n moderne en experimentele musicus als Mengelberg in het Gooi kwam spelen. Voor uitjes van dien aard moesten wij gewoonlijk naar Amsterdam. 

Zaterdagavond

Ten slotte nog iets over de vrije weekends. Op zaterdagavond werd er vanaf mijn 16de dan wel 17de jaar geregeld iets georganiseerd. Altijd mocht een van ons van haar of zijn ouders de zolder gebruiken, waar een schaarse verlichting en opgehangen visnetten voor een artistieke sfeer zorgden. Het ging hier om zeer rustige feestjes, en voor zo ver ik mij herinner werd er niet of nauwelijks gezoend. Wij praatten met elkaar, en leerden op die manier de eigenaardigheden van het andere geslacht kennen. Op mijn 18de besloot ik definitief schrijver te worden. Vaak kwamen mijn vrienden op zaterdagavond bij mij thuis, waar ik ze vergastte op mijn werken. Dat moet uithoudingsvermogen hebben gevergd. 

Mosselen eten bij Warmolts

       
 
De bistro van Warmolts aan de Nassaustraat 

Het zal de lezer zijn opgevallen dat dit stuk nogal wat anekdotes bevat. Uiteindelijk is dat wat er overblijft van het verleden. Terwijl wij ons probeerden te amuseren, krabbelde Nederland op na de oorlog. Ons leven als scholier liep nogal gelijk op met het nog altijd voorzichtige leven van onze ouders. Onze primaire en heftige emoties traden pas aan het licht na het eindexamen. Dat was onze bevrijding.

Het hoogst haalbare tijdens onze schooltijd was uit eten gaan bij Warmolts, welke firma op de hoek van de Nassaulaan en de Nassaustraat een delicatessewinkel/annex bistro exploiteerde. In die dagen kon je deze zaak nog opbellen voor de boodschappen en dan kwamen ze met de auto een ons gekookte worst brengen. Mijn moeder vond dat zeer overdreven, maar onze overburen, die zichzelf chique vonden, maakten graag gebruik van deze dienst.

Het bijzondere van Warmolts was hun bodega die zich vanaf de winkel ver in de Nassaustraat uitstrekte. Zij hadden een specialiteit: mosselen in verschillende uitvoeringen. Het was echt een klein feestje als we daar met het gezin naartoe gingen. Ach ja, van exquis eten wisten wij toen nog niets. Toch zou ik er wat voor over hebben om daar nog een keer binnen te mogen stappen, zij het niet speciaal om mosselen te eten. Het was een wat burgerlijke tent, en dat paste precies in mijn dagen als jongen.

Naar Amsterdam

Ik heb in dit stuk geschreven over het ‘vermaak’ van de groep middelbare scholieren waartoe ik zelf behoorde. Er was natuurlijk nog ander vermaak, maar dat was voorbehouden aan de enkelingen die van hun vader een zeilbootje hadden gekregen, waarmee zij zich op het water en ’s avonds en ’s nachts aan de wal amuseerden. En er waren natuurlijk figuren die zich met hun Puch snel van het ene naar het andere oord des vermaaks konden verplaatsen. Maar zij vormden uitzonderingen op de zich per fiets door de Gooise wereld verplaatsende meerderheid.

Wij lazen boeken en gingen naar toneelvoorstellingen en films, zoals naar de jaarlijkse vertoning in de Uitkijk in Amsterdam van Die Dreigroschenoper van Weill en Brecht, in de filmuitvoering uit 1931 van G.W. Pabst.
Op de vrije donderdagmiddag liftte ik vaak naar Amsterdam, om het Stedelijk Museum te bezoeken. Op die manier ontgroeiden wij, ieder op zijn eigen wijze, de school.

Dat ik mij in mijn eigen nadagen bezighoud met de geschiedenis van de plaats waar ik alweer bijna vijftig jaar woon, heb ik toch aan die niet al te opwindende jeugd te danken. ‘O dood ga mij in Bussum nog voorbij’, dichtte mijn plaatsgenoot Willem Brandt. De dood heeft geen gehoor gegeven aan dit poëtische verzoek. 

Noot

1. Aleid Truijens, Geluk kun je alleen schilderen F.B. Hotz – het leven. Amsterdam, 2011.