Skip to main content

Contactblad van de Historische Kring Bussum,  jaargang 5, nummer 3, december 1989) pag 31-35


Gesprek met de heer CHRIS DE BRUIN

Ina de Beer

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting 

In het Contactblad van mei  j.l. besteedde de heer A.Q. de Flines aandacht aan Huize "Godelinde". Enkele dagen later rinkelde de telefoon, aan de lijn de 80-jarige heer Chris de Bruin die vertelde veertig jaar werkzaam te zijn geweest in de "Godelinde-Stichting", thans Huize "Godelinde". Reden hem een bezoek te brengen.

Christiaan de Bruin werd op 22 augustus 1909 in Haastrecht geboren. Met zijn moeder, vader was reeds overleden, broertjes en zusjes verhuisde hij op jonge leeftijd naar Bussum, waar hij werk vond bij de Gebrs. Emmer, een metaalfabriek in de Nassaustraat. De crisisjaren waren er de oorzaak van dat De Bruin in 1930 werkloos werd. Niet zonder trots vertelt hij dankbaar te zijn geweest toen hem werd gevraagd in de "Godelinde-Stichting" te komen werken. Kort daarna volgde zijn vaste aanstelling als huisbediende en portier. Hij was graag bereid te vertellen over zijn werk in die jaren.

"Hoe begon de dag voor U"?
Iedere morgen om acht uur -veelal eerder- was hij op zijn werk. Dagelijks schrobde en dweilde hij de zwarte en witte tegels van de twee vleugels van de "Godelinde-Stichting". Ook de tuinstoelen werden wekelijks onder handen genomen. Het poetsen van koper behoorde eveneens tot zijn taak; tijdens zijn werkzaamheden droeg hij een grijze stofjas. Terwijl de crisis in die jaren om zich heen greep vertelt De Bruin "dik tevreden geweest te zijn met zijn weekloon van twaalf gulden".
In de vooroorlogse jaren woonden weinig Bussummers in de "Godelinde- Stichting", want die wilden niet in dat tehuis; wel mensen van standing, van buiten, o.a. Friesland, maar ook Amsterdammers brachten daar hun levensavond door. De kamers van de bewoners waren zeer klein. Een tafel, stoel en bed waren veelal het enige huisraad. Maar aan ingelijste foto's van hun dierbaren ontbrak het zeker niet. Om zich te kunnen wassen beschikten zij over een wasbak en lampetkan. Het waswater werd in het gemeenschappelijk toilet geleegd. 

 

    

  foto: Chris de Bruin

Pepermuntjasje

Iedere morgen om acht uur werd de bel geluid, tijd voor de bewoners zich naar de eetzaal te begeven. Op een buffet, gemaakt door meubelmaker Steenhouwer, stonden kop en schotels die eigendom van de bewoners waren. Voor het middagmaal dekte De Bruin de tafels, gemaakt van lange planken die op schragen steunden. Bij de bewoners die de warme maaltijd op hun kamer gebruikten, werd dit door hem bezorgd. Voor die gelegenheid verwisselde hij de grijze stofjas voor een fantasiepantalon met wit overhemd en zwarte stropdas waarover hij een rood-wit gestreept jasje droeg, door de bewoners "het pepermunt jasje" genoemd, een grapje dat De Bruin best kon waarderen. Tijdens mijn bezoekjes hing het rood-witte jasje aan de kapstok.

Onooglijk gebouwtje

Was er in de "Godelinde-Stichting" een sterfgeval dan wist De Bruin wat van hem verwacht werd. De overledene werd op een plank gelegd waaraan riemen bevestigd waren. Met een hulp werd het stoffelijk overschot voorzichtig de trap afgedragen naar het lijkenhuisje. Eerder had De Bruin het gebouwtje van binnen geschrobd en gedweild. "Het was een onooglijk gebouwtje, van buiten lelijk maar van binnen was het er prachtig". De inmiddels overleden bewoonster, mevrouw De Leeuw zorgde voor de hoge kandelaars en kaarsen. Was de overledene katholiek, dan plaatste De Bruin er een bidstoel bij. Luidde de bel driemaal dan liep hij naar het kantoor van de directrice Van der Kous.
Om de bewoners mee te delen dat er een bewoner was gestorven, legde zij een met de hand geschreven tekst op een antiek plateau, waarmee De Bruin zich naar de bewoners begaf om devtekst voor te lezen. Ofschoon de directrice zeer streng was, zegt hij haar ook zeervrechtvaardig gevonden te hebben. Zij overleed in 1949. Waren er veel spinnenwebben in het gebouwtje dan was dat een goed teken, er was geen dode te betreuren. Moest het dan toch weer in gebruik genomen worden, dan "moest ik eerst de boel ragen en de witte en zwarte tegels schrobben". Om afscheid te kunnen nemen van een
medebewoner werd het stoffelijk overschot opgebaard in het midden van de hal waarbij ook familieleden aanwezig uaren. 

Jan Puf en de autobus

De moestuin en het bloemenbed werden verzorgd door de inmiddels over- leden tuinman Piet van Zanten. Regelmatig plukte De Bruin bloemen om bewo- ners met een ruikertje te verrassen. Ook de hal werd wekelijks van verse bloemen voorzien. Als de bonen en snijbonen geplukt waren brak een drukke periode aan. Om de bonen af te halen en te breken, de snijbonen de draaien werden enkele bewoners ingeschakeld. In de gang naar de keuken stond een ingebouwde bank. Manden vol geplukte bonen werden door De Bruin op een lange tafel gezet, vJaarna de bewoners zittend op de bank, al keuvelend de sperziebonen door de handen lieten gaan. Die gang naar de keuken werd al gauw omgedoopt tot "autobus". Daarna waren de snijbonen aan de beurt. De Bruin vertelt: "Op de tafel werden snijmachientjes geschroefd en dagen achtereen stonden de bewoners snijbonen te draaien". Aan sociale kontakten ontbrak het dan ook niet in de "autobus". Ik vraag De Bruin of deze manier van aanspraak de vereenzaming in de huidige bejaardencentra zou kunnen opheffen, in ieder geval verminderen. Hij knikt instemmend.
Na al die drukte was het karwei nog lang niet geklaard. "Jan Puf moet weer voor de dag komen" riep dan het hoofd van de huishouding. De Bruin zette "Jan Puf" - de weckketel-gereed en samen met de tuinman werd het fornuis gestookt tot de benodigde temperatuur was bereikt. Daarna kon het wecken beginnen. "Dat gebeurde zó precies en zó hygiënisch'' merkt De Bruin op. De met soda gereinigde grote en kleine weckflessen werden gevuld en met een witte doek afgedekt, daarna gesloten met twee op maat gemaakte plankjes en verzwaard met grote stenen. In de kelder stonden de rekken waarin de weckflessen werden bewaard. De grote bruine Keulse potten werden gebruikt voor het inmaken van o.a. zoute bonen. Dagelijks werd de voorraad gekontroleerd. "Daarna kwam het bestuur een kijkje nemen om de nieuwe voorraad te bewonderen" . En Jan Puf? ... die mocht uitpuffen tot de nieuwe oogst zich weer meldde.

    
  De recreatie-zaal voor vrouwen

Hokkerig

Het kost enige moeite om De Bruin over de oorlog te laten praten. De Duitse bezetting deed meerdere malen vergeefse pogingen de "Godelinde-Stichting" te vorderen. "Maar het ketste af, zij vonden de indeling te hokkerig, de kamers waren veel te klein". ... .

    
De recreatie-zaal voor mannen  

Gedurende het laatste oorlogsjaar werd de eetzaal door gebrek aan brandstof niet meer gebruikt. Daarom mochten de bewoners in de keuken aan tafel gaan om het schaarse voedsel te eten. "Het huis werd kouder en het voedsel slechter, het is een verschrikking geweest tijdens de hongerwinter" herinnert De Bruin zich.
Het wasgoed van de bewoners werd door het personeel op de hand gewassen en daarna opgehangen aan in de keuken bevestigde lijnen. Met hoge kachels die werden gestookt met een rantsoen blokken hout werden niet alleen de ziekenafdeling, maar ook de conversatiezaal voor dames verwarmd. Ook de kamer waar de heren van hun rokertje konden genieten. 

Met de feestdagen in zicht werden zij verrast met een extra sigaar. Hoe zij daaraan kwamen? Onderstaande brief geeft hierop antwoord.

 Rijksbureau voor Tabak en Tabaksprodukten %-Gravenhage,                                                                                     29 november 1943 

Godelinde-Stichting
Huizerweg 51
Bussum

inzake: éénmalige verstrekking van sigaren zonder inlevering van rantsoenen
...........................................................

Hierdoor deel ik U mede, dat mijn bureau over een partij sigaren beschikt welke niet meer in den handel mogen worden gebracht. Ik heb gemeend deze sigaren voor de a.s. feestdagen in december ter beschikking te moeten stellen van die instellingen, welke maandelijks een toewijzing rooktabak door bemiddeling van mijn bureau van de firma Erftemeijer en Co. Amsterdam ontvangen. Het juiste aantal sigaren is nog niet bekend, doch vermoedelijk zal dit per verpleegde 15 stuks bedragen, terwijl de prijzen variëren van 6 tot 15 cent per stuk. Ik verzoek U mij binnen 7 dagen mede te delen, of U voor een toewijzing uit meergenoemde sigaren in aanmerking wenscht te komen. Mocht Uw antwoord hierop bevestigend luiden, dan zult U in den loop van december onder rembours een zending sigaren van diverse prijzen voor de in Uw inrichting verpleegden ontvangen. Teneinde een vlotte afwerking te bevorderen gelieve U Uw antwoord te richten aan mijn bureau "ter attentie van den heer Venekamp".

 
   

Het waterfornuis werd zo genoemd omdat het in de hongerwinter ook werd gebruikt om water te verwarmen voor de kruiken, zodat de bewoners in hun koude kamer tenminste in een verwarmd bed konden slapen. "De mensheid heeft van al deze verschikkingen nóg niets geleerd", verzucht De Bruin. 

Hoe nijpend de situatie in de "Godelinde-Stichting" werd, blijkt uit een circulaire van 12 maart 1945. Het bestuur vraagt hierin begrip voor de enorme problemen rond de distributie van voedsel en het grote tekort aan brandstoffen. We lezen dan: "Daarom geven wij U nogmaals dringend in overweging, indien U een onderkomen kunt vinden bij verwanten of kennissen, de Stichting zoo mogelijk per 1 april a.s. te verlaten". En verderop vervolgt de circulaire: "Wij verzoeken dringend aan U allen, voor zover U ná 1 april in de Stichting verblijf wenscht te houden, gelaten deze moeilijken tijd te dragen en te trachten opgewekt te blijven. Dit is de eenige manier om de moeilijkheden het hoofd te bieden, die naar wij toch allen van harte hopen nu spoedig voor een beteren toestand plaats zullen maken". 

Hoe zeer de heer Chris de Bruin met hart en ziel betrokken was bij het wel en wee van de "Godelinde-Stichting" merk ik als hij met de hand op zijn hart zegt: "Het huis draagt een speciaal plekje in mijn hart".