Skip to main content

 

Contactblad van de Historische Kring Bussum,  jaargang 6, nummer 1, mei 1990) pag 15-16


De hongerwinter 1944/1945 

G. Langemeijer

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeelding is aanklikbaar voor vergroting

 

De voedsel-uitdeelpost

Ieder heeft zo zijn eigen soms kleine herinneringen aan dat gruwelijke oorlogsjaar. Het voedsel dat men via bonnen toegewezen kreeg was totaal onvoldoende. Velen ondernamen verre voedseltochten om iets extra's te bemachtigen en dat deed men op fietsen zonder luchtbanden. Inplaats van die banden had men met twee ijzeren krammen een rubber tuinslang in de velg van het fietswiel gelegd.
Maar lang niet iedereen kon voedseltochten maken of beschikte over ruilmateriaal. Bovendien het was een riskante onderneming.

Gelukkig Bussum kreeg een gaarkeuken! Zo tegen het middaguur werd bij ons een gemal (eetketel) gebracht. Meestal bestond de inhoud uit een dubieuze soep of pap. De inhoud was precies berekend op een volle soeplepel per persoon. Wij waren dus aangewezen als uitdeelpost en dat was een hoogst verantwoordelijke zaak. Men moest streng de hand houden aan een lijst waarop het aantal porties per gezin vermeld stond. In het begin was het een gezellige bezigheid. Er werd nogal gelachen om de grappen en opmerkingen over het eten. Het waren bovendien buurtgenoten.

      
De oude Tekenschool, in de oorlog distributiekantoor
 

De kwaliteit van het voedsel werd steeds minder en de honger groter. Men keek steeds scherper toe bij het oplepelen. "U vertelt zich", kregen we wel eens te horen. We besloten de mensen zich zelf te laten bedienen en zelf mee te tellen maar zoiets gaat gauw vervelen. We gooiden het op de toer van vertrouwen en zo gebeurde het dat onze porties er nogal eens bij inschoten.
We kregen argwaan tegen een overigens heel aardige oude heer. Toen hij weer aan het lepelen was hielden we ons wat afzijdig en vroegen na afloop of we even mochten kijken in zijn pannetje. Geschrokken hield de man het pannetje zo erg scheef dat er flink wat soep uitvloeide. Het was een akelig gezicht en we boden aan er iets bij te doen. "Neen, neen", stamelde de oude man verlegen en ging gebogen heen. Dat trieste beeld staat ons nog steeds voor ogen. Hij is niet meer teruggekomen.

De allesbrander

Over kolen, gas en elektriciteit kon men toen niet meer beschikken. Voor eten koken en warmte was men aangewezen op hout dat de allesbrander zeer snel (te snel zelfs omdat het nat was) verslond. Nu lag er voor ons huis een parkje waar wij in onze jeugd door de politie uit werden gestuurd als we er in speelden. Aan de andere kant lag de Gooi- landschool waar we in 1940 onze radio en koper moesten inleveren. In de hongerwinter en ook reeds daarvoor waren er duitse militairen ingekwar- tierd. Eerst jonge soldaten die nog gedrild moesten worden en iedere dag luid marsmuziek zingend door het Spiegel marcheerden, later kwamen veel oudere soldaten.

Bij het zien van die oudjes besloten wij jongens om vroeg in de ochtend in het parkje "zachtjes" te gaan zagen. Het ging prima maar de bomen dicht bij de Gooilandschool leken ons beter. En zo gebeurde het dat we daar een boom omzaagden. We vreesden wel de klap als de boom zou omvallen. Wie schetst onze verbazing toen de boom viel dat we niets hoorden, sterker nog dat we de boom niet konden vinden.
Na lang zoeken in de duisternis ontdekten we dat de boom was gevallen op een schuilkelder van de Duitsers. (Op die plaats ligt nu een kinderspeelplaats). Zonder aarzelen klommen we op de schuilkelder en begonnen de boom in stukken te zagen. De Duitsers bleven vredig slapen of misschien interesseerde het hun niet. Dit laatste zal wel het geval zijn geweest want op klaarlichte dag trokken veel Bussummers naar 'Bussums Bloei" gelegen aan de Nieuwe 's Gravelandseweg ter hoogte van de Zandzee. Dat hele bos werd toen omgezaagd. Het bos dat er nu ligt is ontstaan door heel dunne boompjes die men liet staan.