Contactblad van de Historische Kring Bussum, jaargang 6, nummer 1, mei 1990) pag 33-34
Geboorte en sterfte te Bussum sedert ongeveer 1890
J.H. van Stuijvenberg
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
In 1890 telde de gemeente Bussum 3.168 inwoners. Dit aantal liep vervolgens nagenoeg ononderbroken op tot 42.074 in 1966 en bereikte daarmede zijn hoogste stand. Daarna trad er een terugval in op tot 32.039 in 1987 en kwam toen weer ongeveer op het peil dat in 1945/1946 was overschreden. De bevolkingsontwikkeling is de resultante van enerzijds de geboorte en de vestigingen, waardoor de bevolking toeneemt en anderzijds van de sterften en het vertrek, die het aantal inwoners doen afnemen.
Wij zullen thans de invloed nagaan, die de geboorte en sterfte gedurende de afgelopen 100 jaar op de grootte van de Bussumse bevolking hebben gehad.
Het geboortecijfer geeft het aantal geboorten per jaar per 1.000 inwoners aan. Gemiddeld bedroeg het 42,1 in de jaren 1889 -1891. Dit was hoog. Het lag ongeveer op het peil van de middeleeuwen. Dit wijst erop dat de natuur bijna ongeremd zijn gang kon gaan. Het sterftecijfer beliep in deze jaren 21,3. Het geeft het aantal sterften gemiddeld per jaar aan per 1.000 inwoners. Het was betrekkelijk laag. Het representeerde de sterfte van een bevolking, die voordien veel lager was geweest; in 1850 telde Bussum nog geen 1.000 inwoners.
Omstreeks 1890 was het geboortecijfer in Bussum dus hoger dan het sterftecijfer: 42,1 tegen 21,3. Tengevolge van het geboorteoverschot vertoonde de bevolking een natuurlijke aanwas. Twintig jaar later, omstreekt 1910, was het geboortecijfer gedaald van 42,1 tot gemiddeld 25,4. Deze daling was het gevolg van een bewuste beperking van het aantal geboorten, die in West-Europa omstreeks 1870, 1880 begon, zij het niet gelijkmatig.
Zij wortelde in een veranderde houding van de mens tegenover de natuur en het leven. Voorheen voelde de mens zich een onderdeel van de natuur en aanvaardde wat er over hem beschikt was.Geleidelijk ging de mens zich echter tegenover de natuur plaatsen en trachtte deze te beheersen: geboortebeperking vloeide daaruit voort. Deze, met enkele woorden weergegeven tendentie, deed zich ook te Bussum voor en zette zich in de laatste 100 jaar door.
Ook het sterftecijfer daalde van 21,3 omstreeks 1890 tot 11,6 omstreeks 1910 en was dus bijna gehalveerd. Deze ontwikkeling ging daarna in een wat gematigd tempo door. Zij was een gevolg van een betere medische verzorging, die vooral tot uiting kwam in een vermindering van de kindersterfte, waarop nog wordt teruggekomen.
De geschetste gang van zaken is in de loop van deze eeuw aanvankelijk niet veranderd. Het geboortecijfer bleef teruglopen, totdat het tussen ongeveer 1930 -1960 een zekere stabilisatie vertoonde tussen 16 en 19; speciaal in de na-oorlogse jaren onderging het een zekere stijging, in 1946 zelfs tot 25,4. Ook het sterftecijfer daalde na 1910 verder; het stabiliseerde zich van 1920 -1960 op ongeveer 7 à 9. Een lichte stijging ervan deed zich in de oorlogsjaren voor, tot 16,l zelfs in 1945, het jaar van de beruchte hongerwinter.
Gedurende al deze jaren bleef het geboortecijfer echter boven het sterftecijfer liggen, zodat de Bussumse bevolking een natuurlijke stijging onderging. Daarin trad en wijziging op in de jaren zeventig, om precies te zijn in 1971. Voor het eerst was toen het aantal geboorten langer dan het aantal sterften.
Het geboortecijfer bedroeg toen 11,4, lager dan het ooit geweest was. De daling ging voort en bereikte met 8,2 in 1983 het dieptepunt. De invloed van het gebruik van de pil als anti-conceptiemiddel komt hierin wellicht tot uiting. Daarnaast kan de veroudering van de Bussumse bevolking de daling der geboorten hebben teweeggebracht. Vervolgens steeg het geboortecijfer weer tot 10,7 in 1989, maar het bleef beneden het sterftecijfer dat doen gestegen was tot 13,3. Sedert het midden van de jaren zestig stond tegenover het dalende geboortecijfer namelijk een stijgend sterftecijfer. Dat bewoog zich in de jaren zeventig rond de 11 à 12 en bereikte in 1986 met 14 zijn hoogtepunt.
Het gevolg van deze ontwikkeling is geweest dat na 1971 het aantal geboorten in Bussum niet meer voldoende was om de sterfgevallen aan te vullen. De natuurlijke bevolkingsaanwas was omgeslagen in een bevolkingsteruggang. Van 1971 - 1989 vonden er 8.715 sterfgevallen plaats, tegenover 6.139 geboorten. De sterftestijging en de geboortevermindering veroorzaakten dus sedert 1971 een bevolkingsteruggang van 2.576 personen. De totale Bussumse bevolking verminderde in deze jaren van 40.634 in 1971 tot 31.748 in 1989, dus met 8.886 zielen.
Hoe stond het met de vestiging en het vertrek? Daarop zal een volgende keer worden ingegaan.
Gaarne dank ik allen, die zo vriendelijk zijn geweest mij bij het vervaardigen van dit artikel behulpzaam te zijn.