De Broeders van Maastricht in Bussum
Nico Guns en Jos van Eijden
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
In de Gooise gemeente Bussum staat al sinds 1911 een kloostergebouw van de congregatie van de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van de H. Maagd Maria, ook bekend onder hun Latijnse naam Congregatio Fratrum Immaculatae Conceptionis Beatae Mariae Virginis, ofwel kortweg FIC. Binnenkort is dat dus 110 jaar geleden. In Bussum zijn er nog maar weinig mensen die weten dat in het imposante pand aan de Vitusstraat ooit de Broeders van Maastricht woonden. Toch hebben de broeders in Bussum ook nu nog herkenbare sporen nagelaten. Dit artikel schetst hoe hun aanwezigheid begon en eindigde.
Een blijde tijding
In 1907 richtte het bestuur van de St.-Vitusparochie, toen nog de enige parochie in Bussum, een verzoek tot het hoofdbestuur van de congregatie in Maastricht om in de zich sterk uitbreidende gemeente de leiding op zich te nemen van het rooms-katholiek onderwijs aan jongens. Het rooms-katholiek onderwijs aan Bussumse meisjes was in die tijd toevertrouwd aan de congregatie van de Zusters van Onze Lieve Vrouw van Amersfoort. Zij waren gehuisvest in Mariënburg aan de Brinklaan, een meisjespensio naat (kostschool) annex klooster. Vanaf 1902/1903 verzorgden de zusters ook het onderwijs aan Bussumse meisjes, in de Mariaschool en de Henricusschool, gelegen in de Mariastraat vlakbij de St.-Vituskerk. Het congregatiebestuur in Maastricht nam een voor de parochie en pastoor Meuleman verblijdende beslissing: hij zou enige broeders voor zijn school krijgen. Die zouden met het op 1 mei (!) 1908 startende nieuwe schooljaar hun onderwijs in Bussum beginnen.
Het eerste onderkomen van de broeders in 1908 |
Het ‘zwarte gevaar’
Aangezien de eerste broeders pas op 28 april 1908 arriveerden, was hun dus amper oriëntatie- en voorbereidingstijd gegund. Onder begeleiding van congregatie- overste broeder Ildefonsus Stans stapten zij op station Naarden-Bussum verwachtingsvol uit de trein, waar vervolgens niemand – ook niet van het kerkbestuur – hen stond op te wachten. Tijdens hun wandeling naar het centrum werden zij wel honend nageroepen: ‘Kaik, daar heb je nou het zwarte gevaar!’
Ja, ook in het van oudsher katholieke dorp Busssum woonden destijds papenhaters. Het gezelschap schreed onder veel bekijks naar de Kapelstraat, waar voor hen op nummer 5 een huis was gehuurd. Broeder-overste reisde nog dezelfde dag door naar Amsterdam. Toen was de kleine communiteit op zichzelf aangewezen: klooster-overste broeder Eustatius Van Eijck, broeder Hilarius Cappers, broeder Simon van Kessel, broeder Hyacinthus Oliemans en broeder Evodius Raaymakers.
De eerste dagen
Hun eerste werk was de slaapgelegenheid in orde maken, waarna zij een goede nachtrust genoten. Er waren in het nieuwe huis weliswaar al verschillende zaken aanwezig, maar alles moest nog worden geordend. Op 30 april werden tevens drie schoollokalen in orde gebracht in het overigens nog in aanbouw zijnde schoolgebouw aan de St.-Vitusstraat op het terrein van de kerk. De volgende dag, 1 mei, vond het aannemen van nieuwe leerlingen plaats. Er werden niet minder dan 110 leerlingen ingeschreven, een bewijs dat er in Bussum grote behoefte bestond aan een rooms-katholieke jongensschool.
Lang verbleven de broeders niet in het eerste huis in de Kapelstraat, want het bleek zeer ongeschikt te zijn. Al na een jaar verhuisden zij naar een pand aan de deftige Brinklaan op nummer 148, dat het kerkbestuur in orde had gemaakt, dit keer wel rekening houdend met de wensen van de broeders.
Toch van harte welkom
Op 4 mei 1908 werd de naar de heilige Willibrordus vernoemde school plechtig ingewijd. Duidelijker dan bij hun aankomst bleek toen dat de broeders wel degelijk welkom waren: behalve het kerkbestuur waren ook de burgemeester en wethouders, de gemeentesecretaris en enkele leden van de gemeenteraad aanwezig, alsmede enkele hoofden van openbare scholen en de schoolopziener dr. Gunning. De school mocht zich in een zodanige toeloop van leerlingen verheugen, dat de klooster-communiteit al het volgende jaar met twee broeders moest worden uitgebreid, namelijk broeder Siardus Beukers en broeder Bernardinus Rooswinkel. Het schoolgebouw waarvan nog maar een gedeelte klaar was, moest in dat jaar verder worden afgebouwd. Bij het begin van het nieuwe schooljaar in 1909 telde de school al 225 leerlingen.
Inzegening van Klooster St. Jozef, Vitusstraat 4 in Bussum,
|
Geen centrale verwarming
Op 20 november 1910 gaf het kerkbestuur aan architect G. J. Vos uit Bussum de opdracht een ontwerp te maken voor een ‘echt’ broederhuis aan de St.-Vitusstraat nabij het in aanbouw zijnde schoolgebouw, eveneens op het terrein van de kerk. In het ontwerp was de aanleg van centrale verwarming opgenomen. Het congregatiebestuur in Maastricht ging met alles akkoord, maar toen de plannen terugkwamen van de bisschop bleek dat de centrale verwarming uit het bestek was geschrapt. Monseigneur verklaarde zich daar principieel tegen. Blijkbaar was hij zelf ook niet anders gewend dan in een ongerieflijk steenkoud bisschoppelijk paleis te wonen.
Op 11 januari 1911 werd aan de laagste inschrijvers, de aannemers Mosterman en Van Nes uit Amersfoort, de bouwopdracht gegund voor de som van f 53.600.-. Op 30 maart legde pastoor Meuleman plechtig de eerste steen. Zeven en een halve maand later (kom daar tegenwoordig nog eens om!), op 26 augustus 1911, deden de broeders hun intrede in hun nieuwe tehuis.
Een onbegrijpelijke fout van architect en aannemer was dat zij aanvankelijk de slaapzaal waren vergeten, wellicht vanuit de veronderstelling dat de broeders dag en nacht werkten in de wijngaard des Heren. Tijdens de bouw moest dat alsnog worden goedgemaakt, hetgeen de kosten onaangenaam hoger maakte. Maar zelfs voor die meerprijs werd een schandalig slechte bouw prestatie geleverd: jarenlang sliepen de broeders op een zaal waar bij regen en dooiweer het water naar binnen stroomde! Na enige tijd moesten zelfs aan de binnen kant van de slaapzaal goten worden gemaakt om de afvoer van het hemelwater te regelen. Die onhoudbare toestand duurde voort tot er ten langen leste voor de broeders kamertjes werden gemaakt.
Inzegening van de Willibrordusschool en de Vitusschool in 1911 |
De plechtige inwijding
Het nieuwe klooster, dat vernoemd werd naar St. Jozef, kreeg zijn sacrale wijding op 28 augustus 1911.
De dag begon met een plechtige hoogmis in de St.-Vituskerk, opgedragen door pastoor Meuleman. Na de mis zegende deze eerst de nieuwe klaslokalen van het schoolgebouw en daarna het broederhuis.
Het Broederhuis in 1920 |
Er was veel belangstelling, zowel van geestelijken en broeders als van autoriteiten en inwoners van Bussum. De speciaal voor deze gelegenheid door broeder Landelinus van Gool getekende en gecalligrafeerde oorkonde kreeg een ereplaats in de vestibule van het nieuwe huis, waar hij altijd heeft gehangen. De Willibrordusschool kreeg net als bij de meisjesscholen was gebeurd, een tegenhanger: de Vitusschool – de ene was voor kinderen ‘met schoenen’, de andere voor de kinderen ‘op klompen’.
Zo zetten de broeders dus vanuit het klooster hun onderwijs- en opvoedingstaken voort, die zij ruim vijftig jaar zouden volhouden. Gaandeweg groeide hun aantal tot achttien. Er gebeurde in die decennia bijzonder veel, waarover in het nog te verschijnen boek van Guns & Van Eijden uitgebreid verslag zal worden gedaan.
Het afscheid
Wij nemen een grote sprong naar 1960, toen de broeders afscheid van Bussum moesten nemen. Het vernieuwde beleid van de congregatie bracht met zich mee dat er broeders moesten worden vrijgemaakt voor missioneringstaken in ontwikkelingslanden. Men vertrouwde erop dat Bussum het wat het onderwijs betrof inmiddels zelf wel aankon.
Hoe diep de broedergemeenschap verweven was geraakt met het wel en wee van de Bussumse dorpswereld, bleek bij het afscheid in de zomer van 1960. Niemand in Bussum dorst toen nog van ‘het zwarte gevaar’ te spreken. Leden van alle gezindten hadden tal van feestelijkheden op touw gezet. Zo was er op zondagmiddag 24 juli een receptie waarvan elke minuut werd uitgebuit door honderden mensen die de broeders hartelijk en ontroerd vaarwel kwamen zeggen.
Een kroniekschrijver merkte op: ‘Er waren zelfs protestanten bij.’ ’s Avonds om acht uur haalde het jeugdmuziekgezelschap van ViJos de broeders van huis mét vlaggen, ‘maar zónder instrumenten’, want in Bussum was toentertijd op zondag nog elk openbaar stukje muziek taboe. ViJos was het in 1957 door de broeders opgerichte jeugdmuziekgezelschap van jongens (en later ook meisjes) van de Vitus- en de Jozefschool (en verkeert anno 2020 in volle bloei). Bij de kerk schreden de broeders, verwelkomd door bruidjes, misdienaars en geestelijkheid, de rijk versierde en stampvolle St.-Vituskerk binnen. De kroniekschrijver constateerde: ‘Het hele bestuur van het protestantse tamboer- en pijperkorps Prins Maurits was aanwezig!’ Onder luid orgelspel wees men de broeders een plaats op het priesterkoor.
De pastoor sprak tijdens het lof over tevreden aanvaarden van het vertrek der broeders, omdat de missie hen nodig had, en over dankbaar gedenken van alles wat de broeders in Bussum in die 52 jaren hadden gedaan. Uiteraard memoreerde hij het goede onderwijs, maar daarnaast ook de hulp aan noodlijdenden, het werk in het woonwagenkamp, het vormingswerk voor de jeugd, en – buiten schoolverband – hun inspanningen voor de Instuif, voor tafeltennisvereniging Good Luck, de oprichting van SDO (de rooms-katholieke sportvereniging Samenspel Doet Overwinnen) en het al genoemde ViJos, alsmede de kostbare hulp bij parochiële hoogtijdagen: eerste en plechtige communie, H. Hartfeest, Kerstmis en Pasen, enzovoort. Namens de dankbare ouders overhandigde de pastoor aan elk der achttien broeders een tweedelig brevier. Na afloop van de plechtigheid gingen de broeders naar de pastorie, waar het kerkbestuur de broeders een afscheidsavond aanbood.
Bij het afscheid van de broeders op maandagavond 25 juli 1960: onder
|
Een indrukwekkende hulde
De volgende dag, maandag 25 juli, werden de broeders ’s avonds om half acht afgehaald door de voorzitter van het actiecomité. Op het schoolplein was voor hen een tribune opgericht. Alles was versierd met verlichting en vele honderden mensen stonden op en langs de speelplaats opgesteld. Het werd een indrukwekkende hulde. ViJos opende het défilé. Achter hen aan kwamen de Vitusscholen, de harmonieën St.-Jozef en Crescendo met de St.-Jozefschool, daarna het tamboer- en pijpercorps Prins Maurits (senioren) met leden van SDO, de zangvereniging Cecilia, en tot slot Prins Maurits (junioren) met leden van Good Luck. Tussen de muziek door waren er toespraken.
Zo kwam na 52 jaren een einde aan ‘het huis in Bussum’. De vruchten van het broederwerk leven echter voort: ViJos, SDO en Good Luck floreren als nooit tevoren en ook de St.-Vitusschool bestaat nog steeds. Duizenden door de broeders onderwezen en opgevoede Bussumse jongens hebben hun steentje bijgedragen aan voorspoed en welvaart in ons land, in het bijzonder in Bussum en het Gooi.
Dit artikel verscheen eerder in een wat uitgebreidere versie in Oriëntatie FIC, het contactblad van de Broeders van Maastricht. Nol Verhagen bewerkte het artikel in overleg met de auteurs voor BHT. De auteurs bereiden momenteel een boek voor dat in woord en beeld de gehele historie van de broeders in Bussum zal behandelen. Zij zouden daarvoor graag in contact komen met oud-leerlingen van de Willibrordus- en de Vitusschool en met (oud-)leden van ViJos, SDO en Good Luck die zich hun tijd bij de broeders nog herinneren, en met hen die nog in het bezit zijn van documenten of andere memorabilia uit die tijd. Stuur uw bericht naar |