Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 36, nummer 2 (september 2020), pag 24-27

Het Instituut tot Onderwijs van Blinden, Visio

Nol Verhagen

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting

In 2008 bestond het Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Blinden tweehonderd jaar. Ter gelegenheid daarvan schreef Jozef Vos in opdracht van dit instituut de geschiedenis, onder de titel Tastend door de Tijd. Twee eeuwen onderwijs en zorg voor blinde en slechtziende mensen. Het onderstaande artikel en de daarin opgenomen citaten zijn vrijwel geheel ontleend aan deze publicatie. 

Ook blinde kinderen moeten naar school

In 1932 vestigde zich in Huizen, maar feitelijk op de gemeentegrens van Bussum, het Instituut tot Onderwijs van Blinden, dat wij nu kennen als Visio. Dit Blindeninstituut was al opgericht in 1808 (in de Franse tijd) in Amsterdam. Het doel van het instituut was blinde kinderen in de gelegenheid te stellen zich te ontwikkelen tot volwaardige burgers, met een volwaardige deelname aan de maatschappij, lees: de arbeidsmaatschappij. De oprichters waren afkomstig uit de vrijmetselarij, een beweging die zich, op de vleugels van de verlichting, richtte op ‘verlichting uit de duisternis’. Niet voor niets was het laatste onderdeel van de ceremonie waarmee men in de vrijmetselarij werd ingewijd, het verwijderen van een blinddoek voor de ogen van de kandidaat-vrijmetselaar.

Het idee achter het Blindeninstituut was dat veel blinde kinderen in hun natuurlijke omgeving geen of weinig kans kregen zich normaal te ontwikkelen. Ook blinde kinderen moesten dus naar school en daar vooral beroepsmatige of vakmatige vaardigheden leren, die hen in staat zouden stellen een zelfstandig bestaan op te bouwen. De paradox was dat dit streven naar zelfstandigheid en integratie gerealiseerd moest worden door de blinde kinderen onder te brengen in van de buitenwereld afgesloten instituten. Deze paradox werd nog versterkt doordat in de praktijk de resultaten van al deze bemoeizorg nogal tegenvielen. Het lukte maar zeer weinig van de aan het Blindeninstituut opgeleide kinderen, kwekelingen genaamd, zich inderdaad zelfstandig in de maatschappij staande te houden. Het bleek dan ook al snel nodig om een Gesticht voor Volwassen Blinden op te richten om de kwekelingen na het verlaten van het Blindeninstituut op te vangen.

Behalve het Blindeninstituut was in 1880 in Bennekom ook de Prins Alexander Stichting opgericht, die zich specifiek richtte op blinde kinderen in de voorschoolse leeftijd, peuters en kleuters dus.In de decennia voorafgaande aan de vestiging in Huizen waren er behalve het neutrale Blindeninstituut ook katholieke en protestantse blindeninstituten ontstaan: het katholieke Sint Henricus in Grave (zie rectificatie) en het protestantse Bartiméus in Zeist. Sint Henricus bestond al vanaf 1859; Bartiméus was in 1919 opgericht, in het kielzog van het christelijk doofstommeninstituut Effatha in Leiden. Al deze instellingen waren het product van particulier initiatief en liefdadigheid.

 ‘Contact hebben met de geheele wereld’

De verhuizing in 1932 van het Blinden instituut naar het Gooi betekende een grote verbetering in de huisvesting. Het Gesticht voor Volwassen Blinden kreeg een apart woongebouw, met eigen kamertjes voor de bewoners en er kwam een arbeidsgebouw met modern ingerichte werkplaatsen en leslokalen voor de vakopleiding van de kwekelingen. Daarnaast waren er op het 8,5 ha grote terrein een hoofdgebouw met bestuurskamer, kantoren en klaslokalen, en internaten voor de oudere jongens en meisjes. (Het primaire onderwijs was intussen ondergebracht bij de Prins Alexander Stichting in Zeist). Verder bevonden zich op het terrein een apart muziekgebouw met concertzaal en dienstwoningen voor de directeuren van beide instellingen en voor de portier en de tuinman. Het geheel lag in een parkachtige tuin met een netwerk van paden, aangepast op het gebruik door blinde mensen. Met een schenking van koningin Wilhelmina en kroonprinses Juliana konden de gebouwen worden voorzien van een radio-aansluiting ‘zoodat onze verpleegden contact hebben met de geheele wereld’. Opmerkelijk is dat er gesproken werd over ‘verpleegden’. Het was immers juist de bedoeling om de cliënten, zoals wij ze nu zouden noemen, op te leiden en op te voeden tot een zelfstandig maatschappelijk bestaan. Ook het onderbrengen van het Blindeninstituut in een ver van de buitenwereld gelegen, afgeschermd gebied paste eigenlijk niet goed bij die doelstelling. 

Van intern naar extern

Het Blindeninstituut bediende op dat moment ongeveer tweederde van de 300 scholieren binnen het totale onderwijs aan blinde en slechtziende kinderen in Nederland. Geleidelijk aan vond er een differentiatie plaats tussen (algemeen) onderwijs en vakopleiding enerzijds en onderwijs aan blinde en aan (zeer) slechtziende kinderen anderzijds. Een aparte categorie werd gevormd door meervoudig gehandicapte blinde kinderen, in het bijzonder blinde kinderen met een verstandelijke beperking.

Voor al die groepen werden op den duur aparte voorzieningen gecreëerd. In Huizen kwamen de echt blinde kinderen terecht, terwijl de slechtziende kinderen, met een geheel ander didactisch programma, in Huizen bezocht, maar thuis bleef wonen – sommige ouders verhuisden daarvoor zelfs naar het Gooi. De tweede was dat in 1967 bij het Goois Lyceum een aparte brugklas werd opgericht voor de leerlingen van het Blindeninstituut die een ulo- of mavodiploma hadden behaald. Vanuit die brugklas konden ze dan doorstromen naar de vierde klas van havo of vwo.

Een beatkelder aan de Amersfoortsestraatweg

In het kielzog van de culturele revolutie van de jaren zestig en zeventig in de buitenwereld, veranderden ook de normen en waarden in de binnenwereld van het Blinden instituut. In 1968 vond er een modeshow plaats, waarvan verslag werd gedaan in alle Nederlandse kranten, in vier radio- en twee televisie-uitzendingen en in het bioscoopjournaal. Om de drempel tussen de leerlingen van het instituut en leeftijdgenoten van buiten het instituut te slechten, trachtte men in 1968 ‘via het organiseren van dansavonden in beatstijl […] de wederzijdse onbekendheid te doen verminderen’. Een oud kolenhok werd omgebouwd tot beatkelder. ‘De bedoeling van deze kelder is, dat de jeugd uit de omgeving, samen met de blinde jeugd er elke zaterdagavond komt beatdansen.
Tot nu toe lijkt dit een groot succes te worden.’ Er werd ook bier geschonken. Kennelijk sloeg het succes een beetje door, want in 1975 werden twee directeuren ontslagen. ‘Wat de directe aanleiding was is onduidelijk, maar uit mondelinge mededelingen kan men afleiden dat de beatkelder inmiddels een reputatie had opgebouwd als het Sodom en Gomorra van het Gooi.’

 Heroriëntatie

Ook in andere opzichten waren het turbulente tijden. De zorg, die lange tijd gecentraliseerd was geweest in een klein aantal gespecialiseerde instituten, waar de cliënt werd ‘opgenomen’, moest nu naar de cliënt worden gebracht. Er werd een proces van regionalisatie in gang gezet, waarbij de moeizaam verworven inhoudelijke specialisatie van de drie instituten in Huizen, Zeist en Haren (namelijk blinde en slechtziende mensen en mensen met een meervoudige handicap) weer ongedaan werd gemaakt. Het voert te ver om hier alle bestuurlijke en organisatorische perikelen uit de doeken te doen, waarmee deze regionalisatie gepaard ging. De uitkomst was dat de hele zorg voor blinden en slechtzienden een totale verandering onderging. De voormalige blindeninstituten, met hun nadruk op intramurale zorg voor blinde en slechtziende kinderen, werden omgevormd tot  serviceorganisaties die zorg op maat bieden aan een veel bredere doelgroep en met een veel uitgebreider pakket aan voorzieningen en faciliteiten. Een blik op de website van Visio (www.visio.org) is voldoende om dat duidelijk te maken. Terwijl de zorg werd gedecentraliseerd, werd de aansturing daarvan juist gecentraliseerd. In 1988 sloten de op dat moment vrijwel zelfstandige instituten in Huizen, Zeist en Haren zich aaneen onder de naam Visio. In het zuiden van het land vond enige tijd later bij de katholieke blindeninstituten een soortgelijk proces plaats. De neutrale en de katholieke organisaties vonden elkaar ten slotte in 2007, net voordat het Blindeninstituut zijn 200-jarig bestaan kon vieren.

Het isolement doorbroken

Visio in Huizen is nu de hoofdvestiging van een wijd vertakte organisatie met bijna 3000 medewerkers die zich profileert als ‘expertisecentrum voor blinde en slechtziende mensen’. Er is weinig wat nog herinnert aan het vroegere internaat. Voor zover cliënten op het terrein wonen – dat kan nog steeds – verblijven ze in kleinschalige units. Het isolement waarin de kwekelingen van het Blindeninstituut, ondanks alle goede bedoelingen, vroeger verkeerden, is definitief doorbroken.

 Bronnen

  • Jozef Vos, Tastend door de tijd. Twee eeuwen onderwijs en zorg voor blinde en slechtziende mensen. Amsterdam, 2008
  • Website Visio: www.visio.org