Skip to main content

Contactblad van de Historische Kring Bussum,  jaargang 6, nummer 2, september 1990) pag. 17-18


Een indruk van Bussum in 1828

A. Cramer

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel

In het gemeentearchief van Amsterdan bevindt zich het boekje "De Pelgrim der Nederlanden", geschreven door A. Cramer in 1828. Hierin wordt onder andere een uitstapje beschreven naar Naarden en Bussum. Het Naardense verhaal staat vol met bekende historische gebeurtenissen. Over Naarden in 1828 weet de schrijver niet meer te vertellen dan het volgende verhaal:

Omtrent Naarden zelf weet ik weinig verder te vermelden, als dat de uitspanningen voor den inwoner zeer klein zijn. Velen vergenoegen zich, in hun zondagspakje gestoken, langs de wallen te sukkelen, het Muider schuitje te zien afvaren of aankomen, te wandelen tot aan de gewezene herberg, Jan Tabak genaamd, nu in eene buitenplaats herschapen, en op den straatweg te drentelen, en hiermede is hun loopje dan ook ten einde. Het steeds in de vesting liggende garnizoen schenkt voortdurend eenige levendigheid aan de zoogenaamde Gooische hoofdstad.

Onze buurgemeente Bussum komt in het verhaal veel uitgebreider en interessanter vanaf, alhoewel .......:

Bussum, zoo als gezegd is, rangschik ik onder die kleine, welligt door velen onopgemerkte plekjes gronds, welke hun, die de eenzaamheid beminnen, genoegdoening kunnen schenken. Vandaar kan men onderscheidene wandelingen doen, maar alvorens die met U te ondernemen, lezer! wil ik nog een woordje zeggen, betrekkelijk het gehucht zelf. Men vindt er, zoo als gezegd is, goede menschen; maar daar goede zijn, worden ook kwade gevonden, niet waar? nu, kwade zoo zeer niet; maar de bleekerijen, gewoonlijk door vrouwen bestuurd, leveren er wel eens op, die zoo als men zegt, wat erg bij het hek zijn; een zwak der dames eigen van dien stempel. Een goede, brave bakker en zijn gezin reikt U daarentegen goed brood uit; een huis- en sieraadschilder daarnevens, schildert veel; maar niet altoos wat hij kan. Hij brengt stukken op de tentoonstelling, en moest dat aan eenen VAN OS of RAVENSWAAY, die te Hilversum en te 's Graveland woonachtig zijn, overlaten, menschen! wier penseel Nederland vereert. Herbergen vindt men er niet. Al belooft men er den reizenden man ook goed logies, is het er zeer slecht. Ratten en muizen dringen in het nachtelijk uur de stroo uit de matrassen weg, en schenken U geene rust. Een kroegje, het haasje genaamd, wordt nog al bezocht; de rozenboom daar tegen over, niet dan bij kermis-gelegenheden. Alsdan wordt er gedanst en wel eens gevochten, het werkvolk van de aangrenzende buitens, die 's Graveland stofferen, spelen er wel eens den baas, zoodat tusschen de rozen de doornen wel eens steken. Het zwaantje, een herberg aan de vaart, bij de intrede van Bussem gelegen, is even onbeduidend, als de andere herbegen. Men zal er evenmin goed rusten, en waarlijk jammer! Indien eene betere herberg daar ware, zoude men meerder gasten in dit gehuchtje aantreffen, alswaar weinige optrekjes verkrijgbaar zijn.

Eene roomsch-katholijke kerk, in den vorm eener boerenwoning, wordt zondags door de bevolking van deze religie veel bezocht. In de gereformeerde is sinds ruim derde half honderd jaren geene dienst gedaan; zij heeft het aanzien van een kapelletje, is 26 voeten lang en 18 voeten breed, en dient thans tot bergplaats van takkebossen, enz..... een houten torentje verheft zich even boven het dak, de school is een onaanzienlijk boerenhuis; de schoolhouder een boer. De landerijen leveren nog al wat op, en liggen digt onder Naarden; in het centrum van Bussum treft men eene aanzienlijke scheepsbeschuit— en broodbakkerij aan, die menig inwoner werk verschaft. Eene dubbele rij boomen schenkt den dorpeling een lommerrijk plekje na gedane werkzaamheden, in het open veld. Aan het einde van die laan op de heide, aan een spoor, dat naar Hilversum geleidt, vindt men een kerkhof, hetwelk door een ijzeren hek gesierd, en voorts door eenen opgeworpen dam omheind is.

Aardig is het in het morgen- en middaguur de met koperen bussen en vaten beladene ezels, meerendeels door vrouwen en jongens bestuurd, de stallen te zien uitdrijven, om naar de weiden te gaan,ten einde de melk der gemolkene koeijen in te zamelen. Zij gaan meerendeels aan gene zijde van Naarden, en komen troepsgewijze in het dorp terug.

Noot: Thans is er een nieuw schoolgebouw opgetrokken, waarin een gereformeerde Predikant den 3den Februarij 1828 voor het eerst gepredikt heeft.