De bevolking van Bussum sedert 1890 (vervolg)
J.H. van Stuijvenberg
Klik hier voor de PDF versie van dit artike
De bevolkingsontwikkeling van Bussum gedurende de laatste eeuw valt in twee perioden uiteen. De eerste van 1890 - 1960/70 vertoonde een spectaculaire stijging der bevolking van 3618 inwoners in 1890 tot 41.787 in 1970, zij het dan deze toeneming procentueel steeds afnam. Met 42.074 personen bereikte de bevolking in 1966 de hoogste stand.
De tweede periode omvat de jaren zeventig en tachtig. Zij vertonen het tegengestelde beeld: de bevolking daalde permanent van 41.787 inwoners in 1970 tot 31.748 in 1989, dus met bijna 10.000 inwoners - waarlijk geen gering getal.
De periode 1890 -1970
Het blijkt dat de bevolkingsgroei een vrij stabiel beeld vertoonde. Zij slingerde zich, uitgedrukt per 10-jarige periode, tussen de 6.100 en 4.800 personen. Slechts de jaren negentig uit de vorige eeuw, doch vooral de jaren zestig bleven beneden deze absolute cijfers. Procentueel nam de bevolkingsstijging af van 108% in de jaren negentig, toen er dus méér inwoners bijkwamen, dan er al woonden tot 17%%% in de jaren vijftig.
De bevolkingsstijging was het resultaat van het vestigings- en geboorteoverschot. Op het laatste wordt nog teruggekomen. Tot 1930 lag het vestigingsoverschot boven de 3.500 per 10 jaar. Daarna nam het af tot 1076 in de jaren vijftig. Aanvankelijk kwam het leeuwendeel van de totale stijging op rekening van het vestigingsoverschot: 70% in de jaren negentig. Daarna liep dit aandeel vrij geleidelijk terug tot 20% in de jaren vijftig. Omstreekt 1935 waren vestigings-en geboorteoverschot ongeveer aan elkaar gelijk, ieder 50%.
Wat bracht velen ertoe zich in Bussum te vestigen? Bussum ontwikkelde zich tot een fraai forensendorp, met aantrekkelijke en goedkope woongelegenheid. Vooral - niet uitsluitend - de vestiging van Amsterdammers riep de villawijken het "Spieghel" en het "Brediuskwartier" in leven. De bouwaktiviteit die daaruit voortvloeide en de noodzaak te voorzien in de levensbehoeften van de Bussummers trok voorts veel handeldrijvende en ambachtelijke middenstanders aan. Deze ontwikkeling werd slechts zo nu en dan vertraagd. Zo in 1907 en 1908, toen er een lichte economische depressie heerste en het aantal vestigingen daalde. Verder in 1928 en 1929. In deze jaren overtrof het aantal vertrekkende personen het aantal vestigingen.
In tegenstelling tot wat men wellicht zou verwachten heeft er in Bussum een steeds vrij omvangrijk vertrek van inwoners plaatsgevonden. Zo stonden er tegenover de 22.774 personen, die zich van 1910 -1920 in Bussum vestigden, 19.270 die eruit vertrokken. Voor de jaren veertig bedroegen deze cijfers resp. 27.086 en 25.544. De hoge vertrekcijfers waren voor de Hervormde Kerk in 1902 aanleiding om af te zien van het beroepen van een tweede predikant: de bevolking werd te vlottend geacht, de financiële basis te weinig stabiel. Tegen 1910 werd aan arbeiders, die naar het duitse Roergebied emigreerden, waar volop werk was, door de Hervormde Diaconie en het Burgerlijk Armbestuur wel bijgedragen tot de verhuiskosten.
Het geboorteoverschot vormde de tweede bron van bevolkingstoeneming. Gedurende de gehele onderhavige periode overtrof het aantal geboorten in toenemende mate het aantal sterfgevallen; in de jaren vijftig bedroeg het geboorteoverschot 4.177, het hoogst per 10 jaar. Parallel daaraan steeg het procentuele aandeel van het geboorteaccres in de totale bevolkingstoeneming tot niet minder dan 80% in de jaren vijftig.
De periode 1960/70 - heden
In de jaren zestig sloeg het vestigingsoverschot in een vertrekoverschot om, voor het eerst in 1963. Het was gering en bedroeg voor deze gehele periode slechts 288. Nog een tweede symptoom dat op verandering in de bevolkingsontwikkeling wees, deed zich voor: 1967 vertoonde voor het eerst een sterfteoverschot. Weliswaar werden het vertreksaldo en de sterfteoverschotten meer dan gecompenseerd door de geboorteoverschotten, zodat de totale bevolking in dit decennium nog met bijna 2.500 personen toenam, doch een proces van bevolkingsdaling was ingezet. De jaren zestig vormden in dit opzicht overgangsjaren.
In de volgende decennia trad er te Bussum een gevoelig bevolkingsverlies op. In de jaren zeventig en tachtig bedroeg het sterfteoverschot 2.040, het vertrekoverschot 7.524 personen. In totaal liep de bevolking dus met bijna 10.000 inwoners terug. Daarvan werd ongeveer 80% veroorzaakt door het vertrekoverschot, 20% door het sterfteoverschot.
Waarheen zijn de Bussumse bewoners weggetrokken? Naar Almere en naar de meenten van Huizen en Blaricum. Zij vonden daar nieuwe woon- en leefgemeenschappen met aantrekkelijke nieuwe huizen. Het vertrek van bewoners heeft zich niet gelijkmatig over het dorp Bussum voorgedaan. In het "Spieghel" werd het gecompenseerd door hervestigingen. Elders, speciaal in de "oude kern" van het dorp ten Oosten van de spoorbaan, vond slechts een geringe hervestiging plaats. De verlaten woningen kregen daar vooral een bestemming als eenmansbedrijven, speciaal van adviserende aard.
Daarnaast had echter de gezinsverdunning veel invloed. Deze kwam tot uiting in een sterke daling van de gemiddelde woningbezetting. Bijvoorbeeld in het geval, dat de kinderen naar Almere of elders verhuisden, maar de ouders achterbleven, of als moeder met de kinderen wegtrok en de vader achterbleef. Het geboortetekort moet vooral worden toegeschreven aan de sterke daling der geboorten die omstreeks 1970 begon, waarschijnlijk mede onder invloed van het gebruik van de pil. Omstreeks 1980 stabiliseerde de teruggang zich op krap tweederde van het peil vóór 1970. Het aantal geboorten is sindsdien jaarlijks ongeveer gelijk gebleven, met een heel lichte stijging in de afgelopen twee jaar. De sterfte bleef tussen 1971 en 1980 vrij stabiel, zij liep in de achter ons liggende jaren iets op. Het sterfteoverschot bleef dus bestaan.
Het bovenstaande samenvattend zien wij, dat de bevolking van Bussum gedurende de laatste honderd jaar spectaculair is gestegen. In absolute cijfers. Procentueel nam de stijging echter af en veranderde tenslotte in een daling. In de bevolkingstoeneming overwoog het vestigingsoverschot, zij het procentueel in afnemende mate. Het geboorteoverschot nam toe, ook procentueel en overtrof omstreeks 1935 het vestigingsoverschot. De bevolkingsdaling, die na 1970 optrad, stelt Bussum voor grote problemen. Hun oplossing betreft echter de toekomst.
Gaarne dank ik de heer J.C. Stavenuiter, hoofd van de afdeling bevolking, de medewerk(st)ers van deze afdeling en mevrouw drs. F. Bodisco Massink voor de welwillende medewerking die ik van hen heb ondervonden.