Roofovervallen in Bussum
Koos Ruijzendaal
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
Mogen dan tegenwoordig gewapende roofovervallen aan de ….
nauwelijks de voorpagina's van de kranten halen, er is een ….
gelijke overvallen landelijk opschudding brachten. In 1926 …..
zich hebben afgevraagd waar het met hun rustige dorp naar toe ….
in nog geen 3 maanden tijd 2 gewapende roofovervallen plaatsvonden.
De eerste gewapende overval vond plaats op 30 april 1926. Op het Bussumse station zijn de spoorwegbeambten Nijhof en Roos bezig met het tellen van de opbrengst van de verkoop van treinabonnementen voor de maand mei. Bussum telt vele forensen en de opbrengst van de abonnementenverkoop is zoals gebruikelijk dan ook aanzienlijk. Om kwart over 11 die avond zijn ze klaar. Ze hebben hun werk verricht in de wachtkamer derde klasse. De opbrengst bedraagt ongeveer fl. 8000,- in voornamelijk papiergeld. Op het moment dat ze het geld willen opbergen komt er plotseling een circa 30-jarige man de wachtkamer inrennen. Hij draagt geen masker, hij heeft zijn gezicht donker geschminkt. De man richt een revolver op de beide spoorwegbeambtes en schreeuwt "handen hoog". Nijhof en Roos deinen verschrikt achteruit, de overvaller grist het geld van de tafel en rent weg in de richting van het Prins Hendrikpark.
De Bussumsche Courant' van 4 mei 1926 schrijf "Alle ogen in Nederland zijn op Bussum gericht. In ons dorp zelf doen de meest wilde geruchten de ronde. De één weet te vertellen dat de dader in Haarlem woont, weer een ander weet te vertellen dat de dader met de buit naar het buitenland is gevlucht" . Op het station drommen reizigers samen om de inmiddels landelijk bekende 'wachtkamer derde klasse'
Ondanks het uitgebreide politieonderzoek blijft de dader spoorloos. Sommige instellingen beseffen dat een dergelijke overval ook op hun gepleegd kan worden. De direktie van de Boazbank aan de Brinklaan laat n.a.v. de stationsoverval de bank binnen verbouwen. Er komt een betere afscheiding tussen bankpersoneel en publieksruimte. De ironie wil dat juist de Boaz bank het toneel zou worden van de volgende roofoverval.
In de middag van 22 juli 1926 stapt een ongeveer 25-jaar oude man het gebouw van de Boazbank aan de Brinklaan binnen. Hij heeft een briefje van Fl.10,— bij zich en verzoekt of men dit voor hem kan wisselen. De direkteur, hr. Joosten, opent hiervoor de brandkast. Terwijl hij dit doet, trekt de man een pistool. Joosten kijkt recht in de loop van het wapen. De overvaller eist geld. Joosten is te verbouwereerd om te reageren. De overvaller begint vervaarlijk te vloeken en te dreigen. Een vrouwelijke loketbediende raakt in paniek, begint te schreeuwen, en dreigt in zwijm te vallen. De overvaller maakt gebruikt van de verwarring en springt over de balie. Hij gaat een worsteling aan met Joosten en geeft Joosten een klap met de loop van het pistool op zijn hoofd. De man grijpt in de brandkast ongeveer Fl. 9000,- en rent naar buiten. Daar springt hij op een fiets en gaat er vandoor in de richting van het prins Hendrikpark. Joosten rent hem achterna en slaat buiten alarm.
Toevallig fietst op het ogenblik van de overval een 15-jarige jongen op de Brinklaan. Hij is ooggetuige van de gebeurtenissen bij de bank. De 15-jarige Hansen is niet bang uit gevallen. Hij fietst schreeuwend achter de overvaller aan. In de Eslaan probeert hij de overvaller van zijn fiets te duwen. Hierbij verliest de dader Fl. 900.- maar hij ontkomt behendig.
Hansen gelooft de dader later nog gezien te hebben terwijl hij de Brediusbrug over fietste. Een urenlange speurtocht van de politie in de buurt levert echter niets op.
Wederom stond geheel Bussum op zijn kop! 'De Gooi- en Eemlander' spreekt over Amerikaanse gangstermethodes in Bussum. Uiteraard denkt iedereen meteen terug aan de stationsoverval, nog geen 3 maanden eerder. Ook de politie ziet duidelijk verband omdat in beide gevallen de opgegeven signalementen met elkaar overeenstemmen.
Commissaris de Wilde looft een beloning uit van Fl. 500,- voor aanwijzingen die leiden tot de arrestatie van de dader. De volgende dag wordt in een Weesper café iemand gearresteerd die in een dronken bui vertelt meer te weten over de overval. Als de Weesper verhoord wordt als hij weer nuchter is blijkt hij alleen maar een dronken zwetser te zijn geweest.
De Bussumse recherche had ondertussen al een verdachte voor de stationsoverval op het oog. Het is een zekere E., een bekende van de politie die op de dag van de stationsoverval in Bussum werd gesignaleerd. In de dagen voor de bankoverval werd hij weer in Bussum gesignaleerd, maar op grond van nadere aanwijzingen (o.a. het signalement klopte niet) komt men tot de conclusie dat E. de bankoverval niet gepleegd kan hebben. Men ging echter speuren in de kennissenkring van E. en kwam hierin een woonwagenkamp bewoner, een zekere B.N. tegen. N. handelt in paarden en vloerkleedjes. Opvallend is dat hij daags na de overval een andere woonwagen van Fl. 175,- gekocht heeft. Een foto van N. wordt aan Joosten en Hansen getoond. Beide zijn er vrij zeker van dat de man op foto de overvaller is. Dit volstaat om een arrestatiebevel tegen N. uit te vaardigen. Een grote politiemacht is aanwezig als N. in de nacht van 26 op 27 juli in het woonwagenkamp aan de Spaarndammerdijk in Amsterdam wordt gearresteerd. De 32-jarige N. is hevig verontwaardigd als hij wordt gearresteerd. Op verzoek van de politie is Joosten aanwezig bij de arrestatie. Als de heftig protesterende N. Joosten ziet is zijn reaktie opvallend: hij zwijgt in alle talen. Maar als hij afgevoerd wordt, begint hij heftig te vloeken. Joosten verstijfd, het gevloek doet hem denken aan het gevloek dat de overvaller een week eerder gebruikte. In de woonwagen van N. vindt men een zgn. toneelrevolver. Hoewel er niet mee geschoten kan worden past de loop precies op het lidteken dat Joosten op zijn hoofd heeft.
Op grond van de redelijke verdenkingen die tegen N. bestaan wordt hij overgebracht naar Bussum. In de loop van de avond van 27 juli arriveert de verdachte op het station van Bussum. Burgemeester De Bordes zelf is aanwezig. Bij het toegestroomde publiek gaat een hoera op als de verdachte in een arrestantenauto wordt afgevoerd naar het politieburo. Op het politieburo wordt ook Hansen met N. gekonfronteerd. Ook Hansen gelooft in N. de man te herkennen die hij vruchteloos achterna fietste.
N. zelf zegt een alibi te hebben. Ten tijde van de overval was hij aanwezig op de paardenmarkt in Zaandam. Dat alibi blijkt echter niet te kloppen. Overigens heeft een confrontatie tussen N. en de beide spoorwegbeambten Nijhof en Roos geen resultaat: beiden kunnen hem niet duidelijk herkennen als de stationsovervaller
Ook de Amsterdamse politie begint belangstelling te krijgen voor N. Dit in verband met een nooit opgeloste overval op een geldloper in de Linnaeusstraat. De getuigen hiervan kunnen N. echter niet herkennen. Ook de politie uit Haastrecht stuurt mensen naar Bussum. Dit vanwege twee overvallen op boerderijen waarbij Fl. 200,- werd buitgemaakt. Het signalement van deze overvaller klopt echter niet met dat van N.
Op 10 augustus 1926 doet de politie wederom een grote inval in het woonwagenkamp aan de Spaarndammerdjjk in Amsterdam. Een 20-tal rechercheurs doen, beschermd door een grote politiemacht, huiszoekingen bij familieleden van N. Er wordt echter niets gevonden.
Enige vrienden van N. verklaren dat deze de overval nooit gepleegd kan hebben omdat hij ten tijde van de overval bij hen was. De politie heeft echter zulke sterke aanwijzingen tegen N. dat men besluit hem voorlopig vast te houden als verdacht van de overval op de Boazbank. De stationsoverval kan men hem niet ten laste leggen omdat de beide spoorwegmannen hem niet herkend hebben.
N. krijgt een advokaat toegewezen. Dit wordt mr. F.A. Kokosky. N. zelf blijft heftig ontkennen ook maar iets op zijn geweten te hebben.
Nu begint ook de politie van Weesperkarspel belangstelling te krijgen voor N. In juni 1926 is er 's avonds een bejaarde vrouw op straat overvallen en met een hamer op het hoofd geslagen. Toevallig loopt de burgemeester van Weesperkarspel samen met een politieagent in de buurt. Beide rennen op de overval af waarna de dader er vandoor gaat. Op de plaats van het misdrijf vindt men een zaklantaarn. Deze blijkt gekocht te zijn bij een plaatselijke rijwielhandelaar. De burgemeester en de politieagent herkennen N. ogenblikkelijk als dader van de overval. De rijwielhandelaar herkent N. 100% zeker als degene die de zaklantaarn bij hem heeft gekocht. De oude vrouw zelf en een meisje dat ooggetuige is geweest herkennen hem echter niet.
Op 3 september 1926 wordt N. vrijgelaten. Dit nieuws slaat in Bussum in als een bom. De rechter-commissaris zegt dat er geen enkele reden is om N. nog langer vast te houden. "Er is geen enkel steekhoudend bewijs in welke zaak dan ook tegen hem geleverd" aldus de rechter-commissaris. De Bussumse politie zegt de vrijlating onbegrijpelijk te vinden en er van overtuigd te zijn dat het beslist nog eens tot een proces tegen N. komt.
Op 18 september 1926 komt N. in de Nassaulaan het kantoor van 'De Gooi— en Eemlander' binnenwandelen. Hij vraagt - en krijgt een onderhoud met de hoofdredakteur.
Deze vraagt hem uiteraard wat hij komt doen en wat hij wil.
N, : "Ik wil dat jullie in je krant vermelden dat ik die overval niet gepleegd heb en dat ik ten onrechte 6 weken in de cel heb gezeten. Mijn handel is hieraan kapot gegaan. Niemand koopt nog een kleedje van me. Ik loop nou met zeep te venten. En dat terwijl ik onschuldig ben aan die overval "
Redakteur: "Joosten en Hansen hebben je toch duidelijk herkend? "
N. : "Joosten zei dat ik het geweest zou kunnen zijn. In het politieburo zei hij tegen Hansen: Kijk, dat is hem, Die jongen dorst toen niet meer te zeggen dat ik het niet was. Maar wat is herkenning door Joosten waard? Ik ben vanmorgen op de Brinklaan wezen wandelen tot ik Joosten tegenkwam. Die liep langs me heen en herkende me geeneens"
Redakteur: “Het alibi dat je opgaf voor de overval op de Boazbank klopte niet".
N. "Ik was die dag wel degelijk op de paardenmarkt in Zaandam geweest, alleen vergiste ik me in de tijd"
Redakteur: "Je kocht anders wel daags na de overval een andere woonwagen".
N. : "Zuiver toeval. Ik had dat geld omdat ik 2 dagen eerder een paard had verkocht. Dat is nagegaan door de recherche en niet neer tegengesproken".
Redakteur: "En de overige dingen waar je van verdacht werd?".
N. "De politie heeft gewoon een hekel aan me. Als er iets gebeurd wat ze niet kunnen oplossen geven ze mij de schuld om zo te proberen hun eigen eer te redden. Maar niemand heeft mij als de dader herkend. De stationsmensen niet, die oude vrouw uit Weesperkarspel en al die anderen ook niet. Van die gebeurtenis in Weesperkarspel kreeg ik alleen de schuld omdat ik toevallig 3 weken eerder met mijn woonwagen in de buurt heb gestaan. Toen heb ik ook die zaklantaarn gekocht. Die ben ik later kwijtgeraakt maar niet bij die overval. Daar weet ik niets van af. Maar woonwagenbewoners zijn automatisch verdacht, ook al als ze allang uit de buurt zijn".
Redakteur: "Misschien is dat wel waar, maar je bent beslist geen lievertje".
N. "Nee, ik heb in totaal 4 jaar gezeten voor inbraken. Ik heb daarbij echter nog nooit geweld gebruikt. Het verhaal dat die wond op het hoofd van Joosten veroorzaakt is door dat neppistool dat ze bij mij vonden is niet waar. Ik kan niet eens vechten met die hand van mij", en hij laat de redakteur een door een ongeluk misvormde linkerhand zien waarvan hij de vingers nog nauwelijks kan buigen.
Naschrift:
De beide roofovervallen van 1926 zijn nooit opgelost. N. heeft dan ook nooit terecht gestaan en van hem is nooit meer wat gehoord. Of hij het nu wel of niet gedaan heeft is bijna 65 jaar na dato uiteraard door niemand meer na te gaan. N. is een pseudoniem. Oudere Bussumers weten misschien nog hoe de dader echt heette. In 't Gooi wonen echter nog mensen met dezelfde achternaam. Hoewel zij beslist geen familie zijn is toch besloten de naam niet voluit af te drukken.
Bron: De Gooi- en Eemlander en de Bussumsche Courant van 1926