Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 36, nummer 3 (december 2020), pag 34-36

Schrijvers die op het Willem zaten

Eric Bor

Klik hier voor de PDFversie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting

Onder de duizenden leerlingen die in de loop van de afgelopen 100 jaar op het Willem de Zwijger College hebben gezeten, is – tot tevredenheid van hun leraren Nederlands – een aantal als schrijver bekend geworden. Hieronder aandacht voor enkelen van hen. 

Paul Biegel (1925-2006)

Frederik van Eeden schreef in zijn dagboek op 4-12-1922 over het gezin Biegel: ‘Een gelukkig gezin. Acht kinderen, allen gezond en mooi. Innige liefde onder elkaaren vrede […] Een van de weinige katholieke gezinnen met hoge beschaving in Bussum.’ En op 14-3- 1923: ‘Ik was bij mevrouw Biegel-Povel, in het gelukkige roomse gezin. Een echt lieve vrouw. Ze klaagde over de scheidsmuur tussen rooms en niet-rooms. En toch voelde ze de noodzaak, met het oog op de gevaren van gemengde huwelijken.’

Paul was het negende en laatste kind. Zijn grootvader was de bouwmagnaat Joseph Biegel, naar wie de Kom van Biegel is vernoemd. De katholieke Paul ging naar het Christelijk Lyceum, het latere Willem de Zwijger College. Hij beschreef in zijn debuutverhaal* hoe hij tijdens de oorlog als negentienjarige zesdeklasser vermomd als vrouw op bezoek ging bij een ondergedoken vriend om samen muziek te maken: ‘Mijn gezicht moet verbleekt zijn onder de rouge, telkens wanneer we langs Duitsche soldaten kwamen, en mijn hoofddoek gleed een keer bijna af, maar toch was ik in staat de vreemde gewaarwording te realiseren dat niemand je nakijkt, ofschoon je je heel mal uitgedost voelt. We bereikten behouden het doel, en het gezicht van mijn vriend was onbetaalbaar. Ik wreef mijn rouge af, hij stemde de cello, en al spelend vergaten we de buitenwereld en hadden alleen nog maar aandacht voor de moeilijkheden in de sonate. Maar midden in de hoogere sferen van het adagio stuift de dochter des huizes binnen: “Jongens, moffen!” Weg Beethoven, weg cello, naar de schuilplaats op zolder. Een heerenhoed verdwijnt achter in de kast, scheergerei is altijd al verstopt. We klimmen in een gat in de vliering, luik dicht, klem erop, en daar zitten we, in een aardedonker hok, waar ik nooit eerder in ben geweest.’

Later werd Biegel bekend als kinderboekenschrijver. Zijn werk leverde hem onder meer twee Gouden Griffels en vier Zilveren Griffels op. Hij overleed in 2006.

*Paul Biegel, ‘Mannen van “Gevaarlijken Leeftijd” Avontuurlijke Herinnering aan 1944’, in: The Knickerbocker Weekly, 2-9-1946

Rudolf Geel (1941)

Toen Rudolf Geel in de vierde klas zat, schreef hij in de schoolkrant Climax, behalve stukjes over jazz, bijzonder experimenteel proza, geïnspireerd op Het boek ik (1951) van Bert Schierbeek. Hij leverde dergelijk proza ook in als opstel, maar zijn lerares Nederlands kon dat niet waarderen: hij kreeg er steevast een onvoldoende voor. Toen in zijn verhaal in de Climax op een keer een gedachte aan schaars geklede jongedames voorkwam, werd hij terstond uit de redactie gezet.

Nadat hij voor zijn examen geslaagd was, ging hij Nederlands studeren en schreef hij zijn frustraties van zich af in de autobiografische sleutelroman De weerspannige naaktschrijver (1965), waarvan het middelste deel zich afspeelt op het ‘Vader des Vaderlands College’. Rudolf werd wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit van Amsterdam, was van 1968 tot 1982 redacteur van De Gids en schreef behalve zijn wetenschappelijk werk talrijke romans en verhalenbundels.

Geel maakt zich regelmatig boos over de achteloze wijze waarop met het Bussums erfgoed wordt omgegaan.* Zo schreef hij in 1990: ‘Stoeten burgemeesters, wethouders, gemeenteraadsleden en pressiegroepen hebben Bussum veranderd in een onpersoonlijk randstedelijk woongebied. De hei is niet veel groter meer dan het perk waarin men zijn honden uitlaat en graafmachines hebben de laatste vogelbroedgebieden bouwrijp en dus levenloos gemaakt. Vrolijk is het allang niet meer in Bussum. Komende generaties zullen het ons aanrekenen dat wij ons niet tegen de verloedering hebben verdedigd, dat wij het hebben toegelaten toen het Spieghel werd ontsierd met afzichtelijke flatgebouwen, fantasieloze scholen, detonerende bungalows. Zij zullen ons erom nawijzen dat wij geen visie hebben getoond.’

 *Rudolf Geel, ‘De Gooise uitdragerij’, in: Annetje Schölvinck-Stork, Geletterd Bussum, Naarden 1990 

Frans Willem Verbaas

Toen Frans Willem Verbaas op het Willem de Zwijger College zat, woonde hij in Almere-Haven. Na het behalen van zijn eindexamen in 1980 ging hij theologie studeren. In 1982 debuteerde hij in het blad Plug (uitgave van de Stichting Cultureel Jongeren Paspoort) met het verhaal ‘Over de realiteit in de wereld’. De locatie van het verhaal is heel herkenbaar: ‘Met een zinloos gevoel keek ik rond, over het stationsplein, dat in de vier jaar dat ik hier al op de bus wachtte niets was veranderd; het station, de bomen, de bushaltes, de aan het plein grenzende villa’s, die als kantoren werden gebruikt, de sigarenzaak, de damesmodezaak en de snackbar. Alles al vier jaar hetzelfde. Op de snackbar bleven mijn ogen rusten […] Nergens had ik ooit zo’n echte snackbar gezien als aan het stationsplein te Bussum.’

Daarna hoorden we heel langs niets van Frans. Hij werd predikant en schreef artikelen in het Friesch Dagblad en Hervormd Nederland. In 2005 won hij de verhalenwedstrijd van het Nederlands Dagblad en in 2006 volgde zijn eerste roman: Sneeuw in Afrika. Sindsdien verschenen verscheidene romans. 

Liz Ditters (1967)

Op het Willem de Zwijger College was tekenen het favoriete vak van Liz Ditters. Het verbaasde dan ook niemand dat zij ging studeren aan de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg. Daarna maakte ze onder andere illustraties voor agenda’s en kalenders.

In 2012 verscheen een fraai door haar zelf geïllustreerd boekje voor peuters: Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet. Nu verschijnen er regelmatig gedichten van haar in het tijdschrift Dichter (gedichten voor kinderen van 6 tot 106, Uitgeverij Plint). Voor het themanummer Vriendschap (kinderboekenweek 2018) schreef ze het gedicht ‘Sorry’, dat ook als Plintposter is verschenen. Het gedicht op blz. 35 is een hommage aan de favoriete schrijver uit haar jeugd, Paul Biegel. Het is speciaal voor deze gelegenheid geschreven. 

Floortje Peneder (1977)

Op twaalfjarige leeftijd kreeg de net op het Willem de Zwijger College ingeschreven Floortje Peneder leukemie. ‘Zondag 13 augustus 1989. Het is nu 5 uur ’s nachts, maar ik wil wel even vertellen wat ik heb. Ik heb dus te weinig rode bloedcellen en te weinig bloedplaatjes en te veel verkeerde witte bloedcellen. Dat alles bij elkaar heet leukemie.’

Tussen verschillende behandelingen in het ziekenhuis leek de ziekte steeds even weg en ging zij naar school, maar de ziekte won uiteindelijk. Op 2 maart 1993 overleed Floortje. De laatste woorden in haar dagboek schreef zij drie dagen eerder. Het is een testament:
‘Al mijn spulletjes gaan naar Geertje [haar zus E.B.]. Flapoor gaat naar mijn ouders. Mijn grootste wens is dat mijn gedichten worden uitgegeven. Opdat mensen het misschien wat beter begrijpen.’ 

Floortjes ouders hebben haar wens vervuld. Haar gedichten staan tussen fragmenten van haar dagboek in het boek Het dagboek van Floortje Peneder, dat precies een jaar na haar dood verscheen. Het boek, dat naderhand ook in het Duits en in het Turks uitkwam, is door zeer velen gelezen. 

Philip Huff (1984)

Philip Huff studeerde na het doorlopen van het Willem de Zwijger College filosofie en geschiedenis in Amsterdam en Berlijn. Hij publiceerde verhalen en essays in het Nederlands en in het Engels in tal van binnen- en buitenlandse tijdschriften.

Zijn debuutroman Dagen van gras verscheen in 2009. De hoofdpersoon is een jongen van achttien die probeert grip op zijn leven te krijgen, maar verslaafd raakt aan wiet en paddo’s. Beschrijving van een paddotrip: ‘Je voelt de behoefte je ervaring over te brengen. Dus begin je te praten. Je zegt: “Abrikoos”, en je houdt een kleine schelp omhoog. Je spreekt over de kleur van die schelp; een schelp die eerst dof was maar nu is opgelicht tot een glimmende, gloeiende abrikoos. Ook de textuur is veranderd: de kalk is een wollige stof vol pluisjes geworden. Woldraden die gloeien.’
Muziek speelt een grote rol in het boek, bijvoorbeeld als ‘While my guitar gently weeps’ opklinkt: ‘Met z’n drieën golven we mee met de Beatles: mijn vader, Tom en ik. We zijn een ei, een gouden ei, een ei zoals het ei van mijn grootvader, en we glijden door de ruimte. We zijn muziek, we zijn maat en melodie, we zijn de trillingen die van de snaren van Clapton afkomen. We zijn de stem van George Harrison. We zijn samen in het geluid. We zijn een.’

Na dit debuut schreef Huff nog vier boeken. Hij schreef daarnaast verscheidene filmscenario’s, ook voor de korte film ‘Bosrandgeluk’ (2020), die hij zelf regisseerde. Hij woont afwisselend in New York en Amsterdam. 

Bronnen