Skip to main content

Contactblad van de Historische Kring Bussum,  jaargang 7, nummer 2 (september 1991) pag. 47-51+54-58


Lambertus Zijl

J, Nuis

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting 

Op 11 september 1991, om 20.00 uur, houdt mevr. Madelon Broekhuis in de bibliotheek aan de Dr. Abr. Kuyperlaan een lezing over beeldend kunstenaar Lambertus Zijl. Hieronder volgt een artikel compleet met foto's, die de heer J. Nuis over L.Zijl leverde.
Voor reacties en vragen: de heer J. Nuis, Graaf Willem de Oudelaan 187, 1412 AS Naarden, telefoon (02159-) 46037.
 

Lambertus Zijl (Kralingen 16 juni 1866 -Bussum 8 januari 1947)

Lambertus Zijl is al heel jong en heel praktisch aan zijn kunstenaarsloopbaan begonnen. Op 10-jarige leeftijd met zijn ouders naar Amsterdam verhuisd, ging hij na de lagere school twee jaar lang naar de z.g. "tusschenschool", waar 's avonds, in de uren dat de meisjes handwerkten, de jongens tekenles kregen. Hier trof hij in de tekenmeester B.W. Wierink, de latere dierentekenaar en directeur van de avondschool voor den Werkenden Stand, iemand die jongelui, bij wie hij aanleg meende te ontdekken, zoals bij Lambertus Zijl, wist aan te moedigen en te bezielen.

Het eigenlijke vakonderwijs voor Zijl begon, toen hij in 1880 naar de een jaar daarvoor door Dr. P.J.H. Cuypers in het leven geroepen Kunstnijverheid Teekenschool Quellinus in de Vondelstraat ging, waar onder leiding van directeur Colinet het beeldhouwersvak in al zijn omvang beoefend werd. In de praktijk leerden de leerlingen daar modelleren, beitelen in hout en kappen in steen. Met deze praktische kennis ging de jonge Zijl in 1883 de werkplaats in om zich verder in zijn vak te bekwamen. Hij kwam terecht bij de steenhouwersfirma Van de Bossche & Crevels, die veel ornamentaal en ook figuraal beeldhouwwerk voor gebouwen maakte. Een deel van zijn leertijd mocht hij nog gebruiken om met een beurs van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen de Rijksschool voor Kunstnijverheid te bezoeken.

      
 
Lambertus Zijl, naar een schilderij door
Jan Veth, 1888 (uit Lambertus Zijl,
R.W.P. de Vries Jr,
uitg. Kroonder, Bussum, 1946).

Zo kreeg hij de mogelijkheid om naar levend model te boetseren en ook de geschiedenis van de beeldende kunsten en de anatomie te bestuderen, kortom, zich meer algemeen te vormen. Daar, op de zolderverdieping van het Rijksmuseum, trof hij een aantal leerlingen, waaronder Gerrit Willem Dijsselhof (1866-1924), Theodoor Willem Nieuwenhuis (1866-1951) en Jozef Mendes da Costa (1863-1939), die met elkaar een actieve groep vormden en veel van elkaar leerden. Zij richtten onder de zinspreuk "Labor et Ars" een vereniging op, kortweg L.E.A. genoemd, om met elkaar vraagstukken over kunst en samenleving te bespreken, maar waarbinnen men ook elkaars werk bekritiseerde en peinsde over nieuwe mogelijkheden.
Zijl sloot zich spoedig bij deze vriendenkring, die op zaterdagavonden op de bovenverdieping van het atelier van Mendes da Costa zijn bijeenkomsten hield, aan. Hij maakte een van zijn eerste penningen voor deze groep.

Geïntroduceerd door Dijsselhof, trof Lambertus Zijl in het atelier van de schilder-etser Maurits van der Valk aan de Amsteldijk vele schrijvers, schilders en architecten. Onder hen de letterkundigen Willem Kloos (1859-1938), Frank van der Goes (1859-1939), Herman Gorter (1864-1927) en de schilders isaac Israëls (1865-1934), Jan Veth (1864-1925) en George Breitner (1857-1923).
Zijl heeft daar in 1885, zoals hijzelf zegt, de Nieuwe Gids geboren zien worden. De Nieuwe Gids is het door de literaire Beweging van '80, de Tachtigers, opgerichte tijdschrift, dat onder leiding van Kloos nieuwe artistieke opvattingen verkondigt over literatuur en beeldende kunsten. Zijl heeft in zijn jonge jaren kennelijk in een inspirerende omgeving gewerkt. 

Jozef Mendes da Costa en Lambertus Zijl, 1887

Aan het einde van de opleiding, in 1887, oriënteerden de jonge kunstenaars zich op hun toekomst. Voor Lambertus Zijl leidde dat ertoe dat, misschien meer toevallig door een samenloop van omstandigheden dan door dezelfde kunstopvattingen of persoonlijke inzichten, Mendes da Costa en hij een compagnonschap sloten tot het maken van ontwerpen voor beeldhouwwerken en voortbrengsels voor kunstnijverheid, "de firma Mendes da Costa & Zijl, beeldhouwers". Na enig eigen origineel werk en werk in opdracht, zoals een volledig theeservies in de Louis XV-stijl, gingen hun wegen in 1892 weer uiteen.

Mendes da Costa, die vanuit een beredeneerde, exacte achtergrond werkte, en Zijl, die zich kenmerkte door een spontane genialiteit, pasten niet echt meer elkaar. In dat zelfde jaar, op 9 juni 1892, trouwde Lambertus Zijl met Hendrika Goossen, in 1864 in Zeist geboren. Het echtpaar kreeg drie kinderen, Agneta Willemijntje (Nita en Anita genoemd, 7 april 1893), Johannes Gijsbert Hendrik (Hans, 22 juli 1895) en Willemijntje Lamberta (Wil, 7 october 1897). Van alle drie de kinderen zijn bronzen babykopjes bewaard gebleven, van Anita bovendien het beeldje "Staand meisje".

Daar de opdrachten voor groot beeldhouwwerk nog maar zeer spaarzaam voorkwamen, zocht Zijl zijn weg ook in de "kleinkunst" en maakte hij modellen voor zilverwerk voor de Amsterdamsche firma Hoeker. Zijl's werk bestond uit Lodewijk XV-candelabres, Lodewijk XIV-serviezen, maar ook uit ontwerpen van eigen vinding, zoals bekers en bokalen, schalen en sieraden, deels ook voor de aan het eind van de eeuw opgerichte kunstnijverheidswerkplaats "Amstelhoek" (waar W. Penaat zijn eerste meubelontwerpen zou maken en J. Eisenhoeffel zijn edelsmeedwerk).

Het publiek kreeg van deze dingen weinig te zien. Dat was anders met het grotere beeldhouwwerk. De bekende bouwmeester H.P. Berlage, die Zijl vermoedelijk kende van het atelier van Maurits van der Valk, vroeg hem namelijk het versierende beeldhouwwerk aan het gebouw voor de Algemeene Maatschappij voor Levensverzekering en Lijfrente op het Damrak te Amsterdam te maken. Dit werd een gebeurtenis in de kunstwereld. Hier zag men weer het verband tussen beeldhouwkunst en bouwkunst. Zijl begreep, en terecht, dat zijn werk een deel moest zijn van het geheel, dat zijn kunst het gebouw moest tooien en de hoofdpunten van de architectuur moest accentueren, maar steeds samenhang met Berlage's schepping.

Het werk van Lambertus Zijl voor dit gebouw, dat in 1894 gereed gekomen is bestond uit twee bisonkoppen "geheel berekend tot het dragen van den enormen bovenlast", twee figuren, man en vrouw, "symbolen van het leven ...die met het balcon ... één geheel maken", en gebeeldhouwde draagstenen met als motief de haan, uil, valk en duif als symbolen voor de waakzaamheid, wijsheid, scherpziendheid en vrede. Op de top van de gevel kwam een pelikaan, zinnebeeld van opofferende ouderliefde. Al met al symbolen voor lijf en leven en de verzekering daarvan. Daarnaast waren er zes en na de uitbreiding van het gebouw in 1905 in totaal veertien in steen gehouwen medaillons van personen, die voor de levensverzekeringskunde grote verdiensten hebben gehad, zoals medici en statistici. Bekende namen in dit verband zijn Spinoza, Van Swinden, Boerhaavef Christiaan Huygens, Hudde, Halley, Pascal en Gauss.

In deze samenwerking met Berlage toonde Zijl zich een artiest met een zeer persoonlijk inzicht, die daarbij toch duidelijk zijn taak als versierend beeldhouwer begreep, terwijl het toch typisch zijn werk bleef. Dat men het geheel als een succes beschouwde, bleek uit commentaren uit 1894 in vaktijdschrift en krant.

     
Berlage, reliëf aan de Beurs,
Damrakzijde.
 

Dit eerste werk van Zijl's "bouw-beeldhouwkunst", zoals men dit zou gaan noemen, werd gevolgd door menig andere opdracht, niet alleen voor Berlage's architectuur, maar ook voor gebouwen ontworpen door andere architecten, als Poggenbeek en later Staal, Kropholler, De Bazel en Kromhout. Wel een bewijs dat men inzag dat Zijl's beeldhouwwerk niet louter aan het gebouw zat, maar er één geheel mee vormde.
Dit is een van de grote verdiensten van dit versierende beeldwerk, dat als een apart onderdeel van Zijl's oeuvre wordt beschouwd. Op het werk aan het gebouw van de levensverzekeringsmaatschappij volgde dat aan het gebouw voor "De Nederlanden van 1845" op het Rokin hoek Muntplein in Amsterdam en aan de gebouwen voor "De Nederlanden van 1845" en de firma Meddens in Den Haag, met Berlage als architect. Met andere architecten droeg Zijl bij aan een school, een kerk, ziekenhuizen, stadhuizen en banken. 

Het meest bekend is de samenwerking met Berlage aan de Beurs op het Rokin, in 1903, met o.a. de hoekfiguur Gijsbrecht van Amstel, omschreven als het "zo zuivere voorbeeld van de bouw-beeldhouwkunst". Een mooi werk is ook het reliëf- portret van dr. H.P. Berlage aan de Beurs, dat Zijl in 1926 in opdracht van de Gemeente Amsterdam maakte voor de 70e verjaardag van Berlage. Het gebouw van de Algemeene is na het faillisement in 1922 overgegaan in handen van C&A en in februari 1963 afgebrand en daarna gesloopt. Van de eerder genoemde veertien medaillons van de voor de levensverzekeringskunde zo belangrijke personen zijn er dertien gered. Verloren gegaan is Johannes Hudde, wiskundige en burgemeester van Amsterdam (1628-1704). Die dertien zijn thans aangebracht in het trappenhuis van de nieuwbouw van het Centrum voor Wiskunde en Informatica te Amsterdam.

     
 
Het huis van Zijl aan de Breedelaan te Bussum;
(naar foto uit Zijl-documentatie in Drents Museum, Assen)

In 1903 verhuist Lambertus Zijl met zijn gezin naar Bussum, waar hij een huis met atelier betrekt aan de Breedelaan 2.

     
Hendrika Zijl-Goossen met Nita, circa
1993 (naar foto uit Zijl-documentatie
in Drents Museum, Assen)
 

Een volgende samenwerking van Lambertus Zijl was die met Carel Adolph Lion Cachet. Zij kenden elkaar o.a. van de bijeenkomsten in het atelier van de schilder-etser Maurits van der Valk.
Lion Cachet was binnenhuis architect en hij ontwierp meubels, kamer betimmeringen en scheepsinrichtingen. Zijl maakte voor die meubels en de wanden de inlegpanelen, in de vorm van reliëfs. De opdrachten voor de scheepsinrichting kwamen vanaf het begin van deze eeuw tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog van de Stoomvaart maatschappij Nederland, de Koninklijke Paketvaart maatschappij en de Koninklijke Java-China Paketvaartlijn. Eén van de eerste schepen, waarvoor een opdracht verkregen werd, was het S.S. "Grotius" van de Maatschappij Nederland. Voor de binnnenbetimmering, die aan Lion Cachet opgedragen werd, maakte Zijl een aantal bronzen reliëfs voor o.a. de wandbekleding van het trappenhuis. Zo'n 30 jaar later maakte Zijl een paneel voor de rooksalon van de Boissevain, een stoomschip van de K.P.M.

      

 Zijl is ook met zijn ander werk gewoon doorgegaan, zo maakte hij vele portretbusten, o.a. van Lion Cachet (1931), en reliëfs, o.a. van Prinses Juliana (1926) en J. Boissevain van de K.P.M. (1938) en, voor het m.s. "Oranje" van de St. mij Nederland, reliëfs in marmer van de Koningin-Moeder en van Prinses Beatrix (1938). Tot zijn werk behoren ook kleine plastieken, gevelstenen en grafmonumenten.

Zo werd in october 1911 op de Algemene Begraafplaats te Bussum het grafmonument voor de op 9 october 1910 in die plaats overleden dichter Adriaan van Oordt (geb. Dresden 19 februari 1865) onthuld. Zijl heeft boven de tekst in een klein vierkant medaillon een treurende zittende figuur aangebracht. "Het geheel staat in de schaduw van een treuriep. De heer C.A.J. van Dishoeck hield eene inleidende rede; de heer Herman Robbers verrichtte, na een indrukwekkende lofrede, de formaliteit der onthulling.", vermeldt De Prins van 14 october 1911. Het grafmonument is er nog. Van dit monument is minstens één (langwerpig) ontwerp bewaard gebleven. Op de Begraafplaats in Naarden is in 1927 een eenvoudig grafmonument geplaatst voor de dirigent en musicus Johan Schoonderbeek (1874-1927), dirigent van het Toonkunstkoor te Bussum (1899-1921) en oprichter en dirigent van de Bachvereniging, die met de uitvoeringen van de Matthauspassion in de Grote Kerk van Naarden begonnen is. En in Laren is in 1943 op de Begraafplaats een steen van de hand van Lambertus Zijl aangebracht op het graf van de echtgenote van zijn vriend en biograaf R.W.P. de Vries

     
 
Zijl bij het kleimodel voor het Zangers-
relief in de Grote Kerk te Naaiden,
circa 1928: naar foto uit Zijl-documentatie
in Drents Museum, Assen.

Omstreeks 1928 heeft Zijl gewerkt aan een bronsreliëf, Zangers, dat bestemd was voor de Grote Kerk te Naarden, misschien wel in verband met de Matthauspassion. Van dit reliëf is bekend dat het in ieder geval de ontwerpfase van levensgroot kleimodel bereikt heeft. Ook is er een brons van klein formaat, maar of het tot een brons van levensgrote afmetingen gekomen is, is niet bekend. Volgens een kenner van de Grote Kerk te Naarden is het in ieder geval nooit tot plaatsing in de Grote Kerk gekomen. Overigens hebben voor de afbeelding de dochters Nita en Wil model gestaan. De foto, waarnaar Zijl werkte, is bewaard gebleven.

Hoewel Zijl de Maarschalkbank in de Haarlemmerhout had gemaakt, liet een grote opdracht voor een fontein of voor een vrijstaand monumentaal beeld elders op zich wachten. Totdat in de dertiger jaren een prijsvraag werd uitgeschreven voor een standbeeld voor de Koningin-Moeder. Zijl had een schetsontwerp en een enkel detailkopje ingestuurd. Een aantal andere kunstenaars had echter vrij uitvoerige monument-ontwerpen ingestuurd. Niet alleen het grote publiek, maar ook de beoordelingscommissie zag in de globale schets van Zijl niet hoe het er zou uitzien als het voltooid en uitgevoerd zou zijn. Zodat Zijl's ontwerp verdedigd moest worden.

Het was Zijl's collega en vroegere "firmant" Mendes da Costa, die overtuigend aantoonde dat dit monument zowel door zijn bouw als door zijn persoonlijke opvatting het beste was van alle inzendingen. En wie nog mocht twijfelen aan details bij de uitvoering, die toonde hij, onder goede belichting, het kleine portretkopje van de Koningin-Moeder, dat Zijl als detail bij zijn inzending mee gestuurd had. Zijls ontwerp werd met de eerste prijs bekroond, maar de commissie had zich het recht voorbehouden eventueel een ander ontwerp te doen uitvoeren. En zo gebeurde het, dat Den Haag een ander monument van de Koningin-Moeder zou krijgen, dat meer op de smaak van het publiek gericht was.

Toch zou Zijl's ontwerp uitgevoerd worden. Een Amsterdams comité droeg hem in mei 1935 op het monument te maken ter plaatsing op het Emmaplein. Zijl toog met volle inzet aan het werk. Hij vond een oude dame die ten naastebij de statuur van de Koningin-Moeder had, kleedde deze in een zwarte japon, met het bekende weduwekapje op. Van het huisarchief van H.M. kreeg hij tal van portretfoto's en- face en en-profil en zo modelleerde hij aanvankelijk op kleine schaal, later op de helft van de ware grootte, de zittende figuur van Koningin-Moeder Emma. Het was een omvangrijk werk, dat hem en de hakkers van het monument gedurende zeer lange tijd bezig heeft gehouden. Het monument is op 16 juni 1938 door Koningin Wilhelmina onthuld.

Tijdens en na de oorlog was er geen groot werk voor hem mogelijk en werkte hij aan kleine reliëfs, portretjes en dierenbeeldjes. Gedurende zijn gehele leven heeft Lambertus Zijl bijzonder veel kleinplastiek vervaardigd. Veel daarvan is bewaard gebleven en is voor een deel onder de hoede van de Stichting Schone Kunsten rond 1900. Deze stichting is in 1964 opgericht om "een representatieve keuze uit het werk van kunstenaars uit de genoemde periode, dat nog in familiebezit was, bijeen te houden en in een museum onder te brengen". De collectie van de stichting omvat inmiddels meer dan vijfduizend objecten en is ondergebracht in het Drents Museum te Assen. Werk van Lambertus Zijl is het laatste jaar te zien geweest in een serie tentoonstellingen in achtereenvolgens het Drents Museum te Assen, Museum Kempenland te Eindhoven en het Dordrechts Museum. Ter gelegenheid van die tentoonstellingen is in een serie van het Drents Museum een voortreffelijke monografie over Lambertus Zijl verschenen.

Lambertus Zijl overleed te Bussum op 8 januari 1947. Hij ligt met zijn vrouw Hendrika Goossen en hun dochter Agnita Willemijntje begraven op de Algemene Begraafplaats te Bussum.