Klacht over wangedrag uit 1883
Ina de Beer
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
Komt het voor dat een burger in onze gemeente zich ergert aan wangedrag van derden dan is er altijd wel een instantie waar een klacht kan worden gedeponeerd.
Denkt U nu niet dat dit alleen in onze huidige, soms rommelige samenleving voor komt. Onderstaande brief, gedateerd 4 januari 1883, getuigt van het tegendeel. Omdat de brief is geschreven, heb ik de inhoud getypt om het lezen wat makkelijker te maken.
Onderwerp: Onderwijs.
Amsterdam, 5 januari 1883.
Edelachtbare Heer,
Gisteren morgen kwam ik te Bussum, om aldaar mijn jongste zoontje te begraven. Bij het inrijden van het dorp passeerden de twee rijtuigen, waarin de lijkbezorger met het lijkje en mijne Vrouw en ik met mijn broeder gezeten waren, de dorpsschool, op het oogenblik dat deze uitging.
In een oogwenk waren beide rijtuigen omringd door de schooljeugd, die, als gold het eene openbare vermakelijkheid, lagchende en tierende de rijtuigen volgden. Om aan dit stuitende en met den ernst van het oogenblik op schrille wijze contrasteerende tooneel een eind te maken zag mijn broeder zich genoodzaakt het rijtuig te verlaten en dat, de schooljeugd zoveel mogelijk op een afstand houdende, tot aan de begraafplaats te voet te volgen.
Ik acht mij verplicht U, als hoofd der politie in de gemeente Bussum van het voorafgaande in kennis te stellen. Al is het gebeurde niet te herstellen, misschien zal de mededeeling daarvan U aanleiding geven om zorg te dragen dat plechtigheden als deze in 't vervolg in genoemde gemeente kunnen worden verricht, zonder dat 't gevoel der daarbij betrokken personen op zoo pijnlijke wijze wordt aangedaan als gisteren bij mijne betrekkingen en mij het geval was.
Van Ued achtb.
de d.d. dienaar
w.g.
Aan den Edelachtbaren Heer Burgemeester der gemeente Bussum.