What’s in a Name? Straatnamen in de Godelindebuurt
Guusje Hent
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
Het toekennen van straatnamen is sinds de Gemeentewet van 1851 een taak van de gemeente. Voor die tijd vertelden de straatnamen vaak iets over de aard van de straat: Kerkstraat, Huizerweg. In de 19de eeuw kozen degenen die een bepaald gebied tot ontwikkeling brachten, vaak ook de straatnamen. Vanaf de 20ste eeuw bepaalde de gemeente steeds meer zelf de naamgeving. Meestal deed de directeur Gemeentwerken een voorstel en stemde de gemeenteraad hiermee in. De gemeente Gooise Meren heeft nu een staatnamencommissie, die advies uitbrengt aan het college van burgemeester en wethouders. Sinds kort maak ik deel uit van die commissie en sindsdien kijk ik met veel meer interesse naar de namen van straten.
Een goede straatnaam moet aan veel eisen voldoen. Voor de herkenbaarheid is het goed als de straatnamen in een buurt een zekere samenhang vertonen. Het achtervoegsel (-straat, -weg, -laan, steeg, -pad, enz.) moet passen bij het karakter van de straat, dus geen ‘boulevard’ voor een klein straatje, geen ‘pad’ voor een doorgaande weg. Personen kunnen pas worden vernoemd als ze zijn overleden, maar dat geldt weer niet voor leden van het Koninklijk Huis.
|
|
Oude paden en wegen door de Godelindebuurt (collectie Heyne) |
Tussen Huizerweg en Ceintuurbaan
Dit artikel gaat over de wijk die ligt tussen de Huizerweg, de Amersfoortsestraatweg, de Lorenztweg en de Ceintuurbaan. In dit gebied liepen vanouds al enkele wegen. De Huizerweg liep van de Brink naar Huizen. De Amersfoortsestraatweg was de verbindingsweg van Amsterdam via Naarden en Laren naar Amersfoort – deze weg heette overigens ter hoogte van Bussum tot ver in de 20ste eeuw de Naarderstraatweg.
De Voormeulenweg liep vanaf de dorpskern naar de Amersfoortsestraatweg, de Achtermeulenweg volgde min of meer parallel daaraan dezelfde richting. Vermoedelijk gaat de benaming van deze wegen terug op een molen, maar we weten niet waar die heeft gestaan – hij is op geen kaart te vinden.
Van de Achtermeulenweg is nu niets meer terug te vinden. Verder was er de Barle Postweg, op de plaats waar nu het Beatrixplantsoen is.
Het Nieuwe Plantsoen, alias het Beatrixplantsoen, voorheen
|
Tot de grenswijziging van 1902 behoorde dit gebied aan de gemeente Hilversum en was het nauwelijks ontwikkeld. In 1893 kwam er aan de Huizerweg een leerlooierij, de Koelit, die verschrikkelijk stonk. De verdedigingswerken van Fort Werk IV en V met hun Verboden Kringen maakten het vrijwel onmogelijk het gebied te bebouwen. Vanwege het grote gebrek aan arbeiderswoningen plande de Algemene Arbeiders Bouwvereniging Bussum (AABB) hier in 1918 toch een wijkje, in een hoekje dat net buiten de Verboden Kringen viel. De rest van het gebied kon pas ontwikkeld worden nadat de Vesting Naarden in 1926 uit de Nieuwe Hollandse Waterlinie was geschrapt en de Kringenwet hier dus niet langer van toepassing was.
Raadsverslag over de vernoeming van straten
|
De gemeente deelt het gebied in 4 wijkjes in: Godelindebuurt, Waltherlaan, Dondersstraat en Bloemenbuurt. Deze indeling houd ik hieronder aan.
Godelindebuurt
De eerste straten, de Adelheidstraat, de Luitgardestraat, de Keizer Ottostraat en de lage nummers van de Voormeulenweg, zijn vanaf 1918 bebouwd. De architect was K.P.C. de Bazel. De AABB, ontwikkelaar van dit buurtje, stelde aanvankelijk de namen Trotski, Marx en Gorter voor. Het gemeentebestuur vernoemde de straten echter naar historische figuren uit de geschiedenis van het Gooi.
Otto I de Grote werd in 962 tot keizer gekroond. Zijn zoon Otto II en zijn kleinzoon Otto III volgden hem tussen 973 en 1002 als keizer op. Ons gebied, toentertijd Naerdincklant of Nardingerland genoemd, maakte deel uit van hun rijk. De machthebber in het Gooi, graaf Wichman II van Hamaland (in Wikipedia wordt hij Wichman IV genoemd), was een leenman van Otto I. We mogen aannemen dat Otto I de naamgever is van onze Keizer Ottostraat.
Wichman had twee dochters, Adelheid (of Adela) en Liutgard, en een zoon, Wichman jr. Adelheid van Hamaland was de oudste dochter, maar zij had de toorn van haar vader gewekt. Na het overlijden van zijn zoon in 966 en daarmee het wegvallen van een opvolger, stichtte Wichman het Jufferenstift Elten en schonk hij tweederde van zijn persoonlijke bezittingen en de grafelijke rechten, waaronder Nardinckland, aan het klooster. Zijn jongste dochter Liutgard werd daar abdis. Het klooster was aan Sint Vitus gewijd. Adelheid heeft haar achterstelling lange tijd aangevochten, maar de erfenis werd door keizer Otto III bekrachtigd en zo werd Elten een rijksstift.
Braakliggend terrein ten zuiden van de Godelindestraat, 1925 |
Nadat de Kringenwet buiten werking was gesteld, kon ook de rest van het gebied bebouwd worden. De Godelindestraat, de Godelindedwarsstraat, de Korte Godelindestraat en de Godelindebreestraat werden door de AABB gerealiseerd en vernoemd naar Godelinde. Zij was in 1280 abdis van het klooster in Elten en verkocht de wereldrijke rechten van Nardincklant, het gebied waarin Bussum lag, aan Graaf Floris V.
Deze Godelinde was in Bussum al eerder vernoemd als Gudela, maar dat werd niet als zodanig herkend door de gemeenteraad. Ook de namen van graaf Wichman en Floris waren al eerder vergeven in het Spiegel. Het was oorspronkelijk de bedoeling een Eerste, Tweede en Derde Godelindestraat te benoemen. Bij nader inzien meende men dat dat verwarring zou geven, maar de huidige naamgeving is ook niet ideaal. De Korte Godelindestraat is niet kort, de Godelinde Breestraat is niet breed en het geheel loopt zodanig door elkaar dat er weinig logica in is te bespeuren.
Waltherlaan
In 1923 volgde de bouw van het eerste deel van de K.P.C. de Bazelstraat en de Hildegondestraat. De architect van deze woningen, De Bazel, was net overleden en om hem te eren werd een straat naar hem vernoemd. Hij heeft hier en in de Godelindebuurt in totaal 143 woningen ontworpen. Veel minder duidelijk is de keus voor de namen Hildegonde en Walther. De naam Hildegonde kan teruggaan op een dochter van graaf Wichman, maar waarschijnlijker is dat zowel Hildegonde als Walther afkomstig is uit de Duitse sage ‘Waltharius Manufortis’ uit de 10de eeuw, waarin wordt beschreven hoe Walther van Aquitanië en zijn verloofde Hildegonde in 434 door Atilla uit het Hunnenland werden gevoerd en gegijzeld.
De Radboudlaan, gezien vanaf de K.P.C. de Bazelstraat |
Ook over de naamgeving van de Lothariuslaan bestaat onduidelijkheid. Er zijn diverse keizers met de naam Lotharius geweest, maar die waren geen van allen de naamgever van onze Lothariuslaan. Dat was namelijk Lotharius van Frankrijk, een oom-zegger van keizer Otto I en een neef van keizer Otto II. Gelukkig is er over de naam Radboud geen misverstand mogelijk. Hij was van 899 tot 917 bisschop van Utrecht. Radboud is de patroon van de katholieke wetenschapsbeoefening en daarom is de katholieke universiteit van Nijmegen ook naar hem genoemd. Hij heeft geen connecties met de andere hoogwaardigheidsbekleders die hier genoemd zijn, behalve dat hij in het begin van de 10de eeuw een onopgehelderd conflict heeft gehad met een van de voorvaderen van Wichman van Hamaland.
Het lijkt erop dat bij de naamgeving van de straten in deze buurt maar wat is gegrasduind in de geschiedenis, niet eens speciaal die van het Gooi. De vernoeming naar Hildegonde en Walther is in elk geval wel origineel, want er zijn in Nederland geen andere straten naar deze figuren genoemd. Naarden en Bussum hebben maar weinig straten met dezelfde naam, wat bijzonder mag worden genoemd. Wel komen in beide gemeenten de namen van keizer Otto en Godelinde voor, wat laat zien hoe belangrijk de geschiedenis van Elten voor de naamgeving van onze straten is geweest.
Dondersstraat
Na 1930 werd begonnen met de bouw van deze zogenoemde professorenwijk, waarin zes belangrijke wetenschappers zijn vernoemd. Deze wijk vormt qua bebouwing, bewoning en vernoeming een mooi geheel.
Hendrik Antoon Lorentz (1853-1928) was een natuurkundige, die zeer belangrijk werk heeft gedaan. Samen met Pieter Zeeman deed hij onderzoek naar de bouw en de werking van atomen. In 1902 ontvingen zij samen de Nobelprijs voor de natuurkunde.
Deze eer viel in 1913 ook Heike Kamerlingh Onnes (1853-1926) ten deel, eveneens een natuurkundige, bekend om zijn onderzoek naar de eigenschappen van materialen bij zeer lage temperaturen. ‘Door meten tot weten’ was zijn slagzin.
Jacobus Hendrik van ’t Hoff (1852-1911) was een scheikundige, die baanbrekend onderzoek deed naar de bouw van moleculen en naar de thermodynamica. Hij kreeg in 1901 de eerste Nobelprijs voor de scheikunde, zijn naam is nog steeds verbonden aan de wet van Van ’t Hoff. In zijn geboortestad Rotterdam staat een standbeeld van hem.
Franciscus Cornelis Donders (1818-1889) was een specialist op het gebied van de oogheelkunde. De huidige indeling, verklaring en correctie van oogafwijkingen als bijziendheid, verziendheid en oudziendheid zijn door hem bedacht. Hij was medeoprichter van het Ooglijdersgasthuis in Utrecht.
Hendrik Zwaardemaker (1857-1930) was hoogleraar in Utrecht. Hij deed onderzoek naar smaak en reukzin, maar is vooral bekend geworden door zijn onderzoek naar gehoorapparaten.
Hector Treub (1856-1920) ten slotte, was hoogleraar in Leiden en wordt gezien als de grondlegger van de moderne verloskunde in ons land. Hij schreef, niet tot ieders genoegen, over geboortebeperking. Een aardig detail is dat Treub toevallig in de trein zat die op 13 september 1918 bij Weesp verongelukte, waarna Treub de eerstehulpverlening organiseerde. Bij de ramp kwamen 41 passagiers om het leven.
In het midden links de Karbouwstraat en omgeving in aanbouw op de
|
Tot deze buurt worden ook de straten gerekend die bebouwd werden nadat leerlooierij de Koelit in 1932 was afgebrand. Ter herinnering aan de fabriek kregen de straten de namen Bison-, Karbouw- en Wisentstraat, naar Amerikaanse, Indische en Europese runderen die hun huiden aan de voormalige leerlooierij geleverd hadden.
De oude Barle Postweg veranderde in Prinses Beatrixplantsoen na de geboorte van de prinses in 1938. Tijdens de oorlogsjaren, toen alle straten die verwezen naar het Koninklijk Huis of naar joodse medeburgers een andere naam kregen, was dit het Willem de Zwijgerplantsoen.
Bloemenbuurt
De directeur Gemeentewerken stelde voor de straten in deze buurt te vernoemen naar het sterrenstelsel. De gemeenteraad koos echter voor vernoeming naar de Gooise flora en fauna. Nu is er geen typische Gooise flora, er zijn alleen bomen en planten die hier meer voorkomen dan elders. De namen die uiteindelijk zijn gekozen, hebben echter weinig te maken met de oorspronkelijke flora van het Gooi. De goudenregen is een cultuurstruik, de meidoorn komt meer voor in de duinen en de vogelkers komt in het hele land voor. Iris en papaver zijn namen voor kweekproducten – dan waren gele lis en klaproos beter geweest. Alleen de kamperfoelie, brem en gentiaan voldoen min of meer aan het uitgangspunt. In het oorspronkelijke plan, dat al in 1932 werd vastgesteld, waren er drie straten naar vogels genoemd.
Op een kaart uit 1940 staan nog de vogelnamen, die later naar
|
De Goudenregenstraat was aanvankelijk de Merelstraat, de Vogelkersstraat was de Nachtegaalstraat en de Kamperfoeliestraat was de Lijsterstraat. In de oorlog is de bouw van de wijk stil komen liggen en in 1949 is er een nieuw stratenplan gekomen, waarbij de vogelnamen verdwenen. Deze vogels hebben nu hun naam gegeven aan lanen in de Oostereng.
De Meidoornstraat was oorspronkelijk als plantsoen gepland. De naam Zilverschoon is pas veel later toegevoegd, wellicht als verwijzing naar de leeftijd van de beoogde bewoners, namelijk ouderen.
Straat, weg of laan?
In Bussum zijn straten die met ‘weg’ worden aangeduid vanouds doorgaande wegen. Een uitzondering daarop is de J.H. van ’t Hoffweg, die niet echt een doorgaande weg is. De Kamerlingh Onnesweg is ook geen doorgaande weg, maar die was aanvankelijk wel als zodanig gepland, over het Sportpark heen, achter Fort Werk IV langs. Dat is de reden dat de eerste even nummers van de weg beginnen bij nummer 44, en dat de nummers 2-42 ontbreken.
In het Brediuskwartier, het Prins Hendrik-park en in het Spiegel zijn alle straten lanen. De Westereng heeft straten, de Oostereng heeft lanen. Het onderscheid heeft duidelijk te maken met het verschil in meer of minder deftige bebouwing. In het beschreven gebied tussen Huizerweg en Ceintuurbaan zijn maar drie lanen, de Loharius-, de Walther- en de Radboudlaan. Straten die qua bebouwing in de rest van Bussum het achtervoegsel ‘laan’ hebben, zijn hier gewoon ‘straat’. Dit is echt in afwijking van het geven van straatnamen in Bussum. Vaak heeft de directeur Gemeentewerken in de jaren dertig van de vorige eeuw erop aangedrongen straten ‘laan’ te noemen, maar het College gaf in die tijd de voorkeur aan het achtervoegsel ‘straat’.
Bronnen
- Historische Kring Bussum, In Bussum hebben straten namen. Europese bibliotheek, Zaltbommel (1995)
- H.A. Kos, ‘Graaf Wichman belicht’, in: Vrienden van het Gooi, 1998 nr. 3
- Rene Dings, Over straatnamen met name, Nijgh en Van Ditmar (2017)