Brabanders, handelaren, kost schoolmeisjes en kamermuziek:
de bewoningsgeschiedenis van Nieuwe ’s-Gravelandseweg 21
Eric Bor
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
Johanna Tindal Hallungius,
|
Het rijksmonument Nieuwe ’s-Gravelandseweg 21 in Bussum heette in 1901 villa JoRuLo, een samenstelling van de eerste twee letters van de namen Johanna, Rudolphina en Louis: de eerste bewoners van de villa. Louis Tindal Hallungius liet de villa bouwen die nu algemeen bekend is als de Tindalvilla. Over de geschiedenis van deze villa en haar bewoners volgt hieronder meer.
De villa vlak na voltooiing (Gemeentearchief Bussum) |
Louis Tindal Hallungius uit Steenbergen (Noord-Brabant) liet in 1900 een huis bouwen in het Bussumse Spiegel, dat hij in 1901 met zijn vrouw Rudolphine en zijn dochter Johanna betrok. Louis was de zoon van Jan Simon Hallungius en Johanna Cornelia Tindal. Het huwelijk van zijn ouders eindigde in een scheiding en zijn opa van moederskant liet driekwart van zijn aanzienlijke vermogen na aan Louis als zoon uit het eerste huwelijk. Louis liet daarna de achternaam van zijn moeder toevoegen aan zijn eigen achternaam, wat in 1881 per Koninklijk Besluit werd toegestaan. Louis leende het geld dat hij had geërfd uit tegen 5 tot 7%, hetgeen hem ruim voldoende inkomen opleverde om een villa te laten bouwen in Bussum, in de buurt van de familieleden van zijn moeder.
Tekening van de Tindalvilla door Willem Zijlstra (juli 2021) |
De villa werd door de Bussumse architect Gerrit Jan Vos ontworpen in de destijds zeer populaire Art Nouveau-stijl en werd heel degelijk uitgevoerd met (voor die tijd nog bijzonder!) spouwmuren waarin Engelse ventilatieroosters waren aangebracht. De villa had verder zowel binnen als buiten talrijke versieringen in het houtwerk, in de hal marmeren lambriseringen, stevige parketvloeren en gebrandschilderde bovenlichten. Op het dak kwamen twee ‘follies’ (gekkigheden) die in die tijd in zwang waren: een grote en een kleine toren.
De villa omstreeks 1918 (HKB) |
Het personeel bestond uit een huishoudster, twee dienstbodes en een koetsier. Deze laatste woonde in het op enige afstand achter het huis gebouwde koetshuis, waarin twee paarden en twee koetsen waren ondergebracht. Vermoedelijk verzorgde hij ook de orangerie, de tuin en de elf (!) haarden in de villa.
In 1913 besloten Louis en Rudolphina terug te gaan naar Brabant. Zij kochten een herenhuis in het centrum van Breda, dat zij in augustus 1913 betrokken. De villa in Bussum werd verkocht.
Holt
De koper was Theodoor Holt uit Den Haag. Hij was getrouwd met Antoinette Tombrock, wier zussen Cisca en Helena respectievelijk getrouwd waren met Willem Vroom en Anton Dreesmann, die al langer in Bussum woonden. Vroom en Dreesmann hadden in heel Nederland manufacturenwinkels, die als zelfstandige NV’s door familieleden werden geëxploiteerd. Hun zwager Theodoor Holt was de directeur van de NV Vroom en Dreesmann in Den Haag. Ongetwijfeld lag de wens van Holts vrouw Antoinette om dicht bij haar zussen te wonen ten grondslag aan hun vestiging in Bussum.
Toen Antoinette in juli 1918 na een lang ziekbed overleed, kocht haar man binnen drie maanden een villa bij Sint-Anna bij Nijmegen waar hij al snel ging wonen.
Johan Hendrik David Koppe
|
Koppe
Het duurde even voordat de villa in Bussum werd verkocht. Mejuffrouw A.J.C van Schaik bewoonde in die periode tijdelijk de villa. In 1920 trok Johan Koppe er als nieuwe eigenaar met zijn gezin in.
Het scheepjesraam (foto: Eric Bor) |
Koppe behoorde tot een familie van Amsterdamse expediteurs. Zijn zoon Jan Gijsbert had in 1910 de eerste steen gelegd voor het gebouw voor scheepsagentuur van de familie aan de De Ruijterkade nr. 76-77 in Amsterdam (inmiddels afgebroken). Een gedenksteen aan deze eerstesteenlegging is ingemetseld in de gang van de Tindalvilla.
Het is heel goed mogelijk dat ook de gekleurde glas-in-loodramen met voorstellingen van schepen in de bovenlichten van een kamer aan de voorzijde van de villa in opdracht van Koppe zijn aangebracht.
In 1923 trouwde Koppes zoon Jan Gijsbert in Bussum met de dochter van een andere Amsterdamse expediteur, Johan Glasius, en in 1926 trouwde Koppes dochter met de zoon van diezelfde Glasius. Na het huwelijk van hun dochter verkochten Koppe en zijn vrouw de Bussumse villa. Ze gingen terug naar Amsterdam.
Het echtpaar Keg in 1930
|
Keg
De nieuwe eigenaar, die in 1926 de villa betrok, was Cornelis Keg. Hij kwam uit Zaandam en was daar al tientallen jaren de directeur-eigenaar van de firma C. Keg. Zijn grootvader was in 1832 een koloniale handel gestart, die later was uitgebreid met een groothandel. De firma handelde onder meer in petroleum, exporteerde peulvruchten naar Nederlands Oost-Indië en bezat een filiaal in Amsterdam. Omstreeks 1900 was het bedrijf bekend om de verpakte levensmiddelen onder eigen naam. Na de Eerste Wereldoorlog werd de groothandel uitgebreid met een eigen koffiebranderij, verpakkingsafdelingen voor koffie en thee, en een detailhandel, gevestigd in Het Wapen van Friesland op de Dam in Zaandam.
Keg was de derde Keg met de voornaam Cornelis die het bedrijf leidde. Voordat hij de villa betrok, liet hij in het hele huis centrale verwarming aanleggen. Hij woonde in Bussum tot 1934. Hij droeg in dat jaar de leiding van het bedrijf over aan zijn zoon Cornelis, verkocht de villa en vertrok naar Duitsland.
Luitgardeschool
De villa werd in 1934 aangekocht door de Luitgardeschool. Deze in 1917 opgerichte school was een particuliere christelijke driejarige hbs en kostschool voor meisjes. De school bood na de driejarige hbs een programma aan van extra Frans, Duits en Engels, en daarnaast handvaardigheid en huishoudelijke vakken als koken en strijken. De villa op ’s-Gravelandseweg 11, waarin de school vanaf 1917 was gevestigd, bood te weinig ruimte voor het groeiende aantal leerlingen, waardoor verhuizing noodzakelijk was.
Leerlingen en personeel van de Luitgardeschool op 8 november 1934 |
De kamers van de van Keg gekochte villa werden gebruikt als leslokalen en directiekamer. De torens gingen eraf en er kwam op de eerste etage een stolpraam bij. Het dichte gedeelte van de grote toren werd herplaatst op het balkon en twee grote ramen uit dat gedeelte werden een windscherm. Van het koetshuis werd een klaslokaal gemaakt voor kooklessen. Ook de moestuin en de orangerie waren in gebruik voor lesdoeleinden. De villa kreeg een botanische naam: huize Datura (naam van een geslacht van planten uit de nachtschadefamilie).
Op de foto van de school in november 1934 valt op dat de bogen boven de ramen (rollagen) toen wit waren geschilderd. Op het dak van de kamer rechtsboven zitten nog cirkelvormige ornamenten op de zinkrand, die later verdwenen zijn. Ook de sierkoppen (balkeinden) en de pergola op het grote balkon zijn later verdwenen. Verder valt een slordige plantengroei tot in de dakgoot op, die door vervuiling met bladeren en verstopping van de staande pijpen hier en daar wat schade had veroorzaakt.
Bekende oud-leerlingen van de Luitgardeschool zijn de schrijfster Fritzi Harmsen van Beek en de beeldend kunstenares Marthe Röling. In de jaren dertig gaf Rien Marsman-Barendrecht, de vrouw van de dichter Hendrik Marsman, er Nederlands. In 1962 moest de school zijn deuren sluiten, omdat er nauwelijks meer meisjes voor deze particuliere school werden aangemeld. De laatste directrice van de school, mevrouw J.J.van Eijbergen, behield de villa. Zij verhuurde de benedenverdieping als kantoor, behield zelf de eerste etage en verhuurde op de verdieping daarboven enkele kamers aan jonge vrouwen. In december 1984 overleed mevrouw Van Eijbergen. De villa werd vervolgens door haar erven te koop gezet.
Hans Roelofsen en Reina Boelens (foto: Hans Roelofsen) |
Drie kopers
De aangrenzende villa Berensberg stond ook al enige tijd te koop. Een mysterieuze brand op de zolder van deze villa maakte naar de mening van de gemeente sloop onafwendbaar. Na de dood van mevrouw Van Eijbergen vatten projectontwikkelaars het plan op om beide villa’s te slopen en te vervangen door een groot appartementengebouw, zoals ook elders in het Spiegel al betreurenswaardig vaak gebeurd was. De gemeente zag hierin een mogelijkheid om veel meer Bussumse woningzoekenden aan een woning te helpen. In de villa zat echter nog een kantoor en mevrouw Meijer-Taranovski, een vriendin van de overleden mevrouw Van Eijbergen, die namens de erven de villa bewaakte, kweet zich zo goed van haar taak dat zij al spoedig de ‘waakhond’ werd genoemd.
In augustus 1986 werd de villa verkocht aan drie gezinnen tegelijk. De eerste winnaar van de Nederlandse Muziekprijs, solo-bassist van het Nederlands Philharmonisch Orkest Hans Roelofsen, die een grote salon wilde om kamerconcerten te kunnen geven, kocht met zijn vrouw Reina Boelens (sopraan) de benedenverdieping. Doordat er een splitsingsvergunning was aangevraagd konden Reina’s collega Gerrie de Vries (mezzo-sopraan) en haar man, de componist Klaas de Vries, de eerste verdieping kopen. De zolder werd verdeeld tussen de nieuwe bewoners van de villa. Tandtechnieker Jan Koopman kocht het koetshuis, samen met een afgesplitst deel van het terrein.
Het koetshuis na de verbouwing door J. Koopman
|
Restauratie
Jan Koopman bleek van alle markten thuis. Hij maakte van het koetshuis een woonhuis en verrichtte in de loop van dertig jaar het meeste restauratiewerk aan de villa. Met een woningverbeterings subsidie werden de goten en de daken van de villa en het koetshuis gereviseerd. De rode rollagen boven de ramen werden onder de witte verf vandaan gehaald, het stucwerk van de muren hersteld en geschilderd, de luiken hersteld, verdwenen pilaren op het grote balkon en bij het toegangshek werden aan de hand van oude foto’s gereconstrueerd en vertrek na vertrek werd zorgvuldig gerestaureerd, van boven naar onder. De oude plafonds werden hersteld, de parketvloeren geschuurd en de prachtige details van het interieur weer zichtbaar gemaakt.
13 april 2021: de toren wordt geplaatst
|
In 1987 werd de Tindalstichting opgericht, die het mogelijk maakte om met podiumsubsidie kamermuziekavonden en openluchtconcerten te gaan organiseren. De eerste manifestatie vond plaats in de tuin achter de villa met een uitvoering van de opera Die Zauberflöte: een voorstelling die in die tijd door het land trok en waarin Reina Boelens een van de hoofdrollen vertolkte. Sindsdien traden talrijke vermaarde musici op tijdens de kamermuziekavonden in de suite op de begane grond van de villa.
In 2004 verkocht de familie De Vries wegens vertrek naar Antwerpen de bovenverdieping. Deze werd overgenomen door Herman Felderhof en Merti Tummers. Voordat zij de woning betrokken, werd er voor hen een eigen opgang gecreëerd en werden er betonvloeren tussen de verdiepingen aangebracht, die zorgden voor een veel betere geluidsisolatie. Met een tussenmuur werden de woningen en zolders van elkaar gescheiden. Herman en Merti scheidden echter al vrij spoedig en sindsdien bewoonde Merti de bovenverdieping alleen. Zij zette de bovenverdieping in 2017 te koop om in Naarden kleiner te gaan wonen. Toen een Bussumse projectontwikkelaar zijn oog op de bovenverdieping liet vallen, maakten Hans Roelofsen en Reina Boelens gebruik van hun recht op eerste koop en kochten de bovenwoning. Ze brachten daarna stilistische en technische verbeteringen aan op deze verdieping en op zolder. Sinds december 2017 verhuren ze de bovenverdieping.
Torens
Bij mijn bezoek ten bate van dit artikel leidde Hans me honderduit vertellend rond in de villa en natuurlijk klommen we ook naar de nieuwe toren. Hans vertelde hierover dat hij al vanaf 2004 met het idee rondliep de torens op het huis te reconstrueren. De Bussumse architect Gerrit Priester maakte om niet een gedetailleerde bouwtekening van de grote toren en architect Fred Hofman leverde een tekening van de kleine toren. In 2019 ontmoette Hans de jonge restaurateur Rob de Jong, die onmiddellijk enthousiast was over het torentjesproject en zelfs enige verbeteringen in de ontwerpen voorstelde.
27 juni 2021: vier trompettisten blazen hoog van de toren
|
Dankzij de inzet van Rob de Jong tezamen met enkele enthousiaste vaklieden en met behulp van crowdfunding en subsidies kwam de kleine toren in 2020 tot stand. In 2021 lukte het Hans op dezelfde manier de grote toren te laten vervaardigen. Op 13 april jongstleden hees een kraan het in de tuin geassembleerde torenhuisje op de gerenoveerde basis midden op het gebouw, op de plek waar in 1901 de oorspronkelijke toren stond. Op 27 juni bliezen vier trompettisten letterlijk hoog van de toren. Zij speelden door de geopende ramen van de toren ‘Fanfare for an Angel’ van J. Stephenson, als start van een concert van acht blazers in de achtertuin van de villa.
De Tindalvilla anno 2021 (foto: Hans Roelofsen) |
Onder de aanwezigen waren burgemeester Han ter Heegde en wethouder Nico Schimmel. Deze laatste zwaaide Hans en Reina in zijn toespraak terecht veel lof toe voor het terugbrengen van de torens op de villa en voor de talrijke Tindalconcerten die zij in de afgelopen vierendertig jaar hebben georganiseerd. De Tindalvilla oogt nu weer net als in 1901, misschien zelfs mooier.
Bronnen
- Gemeentearchief Bussum,
- Archief Historische Kring Bussum,
- Stadsarchief Amsterdam,
- Stadsarchief Breda,
- Gelders Archief,
- diverse kranten
- en informatie van Hans Roelofsen.