Bussum als proeftuin van multikunstenaar Wim T. Schippers
Jan Schippers
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
Hij werd geboren in Groningen op 1 juli 1942, maar Willem Theodoor Schippers laat zijn eerste kunstzinnige sporen na in het Bussum van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Aan zijn vader heeft Wim een paar keer gevraagd: ‘Waarom verwekte u een kind midden in de oorlog? En ben ik als baby niet verwisseld?’ Wat dit laatste betreft, was het antwoord: ‘Ik heb je in mijn eigen huis geboren zien worden, dus van verwisseling kan geen sprake zijn.’ Op de eerste vraag kreeg hij geen duidelijk antwoord. Wim voelde zich in het gezin met vier kinderen een buitenbeentje. Als middelste kind had hij geen privileges zoals de oudste, de jongste en de enige dochter. Zo zag hij dat.
Het ‘landje’
Het jonge gezin maakte in Groningen in de laatste maanden van de oorlog zware gevechten mee. Kort na de bevrijding verhuisde het gezin naar Amsterdam en in 1948, via een woningruil, naar Bussum. Daar werd een huis aan de Lothariuslaan betrokken, die toen aan de uiterste rand van het dorp lag. De woning maakte deel uit van een blok van acht aan het eind van de laan, vlakbij de latere Ceintuurbaan. Die weg was toen grotendeels een zandpad langs korenvelden, stukken bos en de Bussumerheide.
In het gebied stond ook nog een woonwagenkamp. Aan de achterzijde van het huis was een ‘landje’, zoals er toen veel in Bussum te vinden waren. Er liepen soms wat paarden rond en het was een mooi gebied te vliegeren en kuilen te graven en voor sommige kinderen om hun eerste seksuele ervaringen op te doen in geïmproviseerde tentjes. Opa Schippers, op wie Wim zeer gesteld was, deed soms mee met vliegeren en stortte in zijn enthousiasme bij het achteruitrennen eens in een kuil.
Schoolfoto van Wim op de Julianaschool |
Wim vertoefde in die jaren graag in de brede grasbermen van de nabijgelegen Rijksstraatweg. Daar verzamelde hij stukken metaal afkomstig van auto’s, zoals spiegels, spatborden en wieldoppen. Hij was gefascineerd door auto’s. Daarom zond hij een brief naar de Fordfabrieken in Amerika en kreeg tot zijn verrassing een groot pakket per post terug, met o.a. foto’s van ontwerpen van futuristische auto’s. Als beeldend kunstenaar maakte hij later assemblages van gevonden metalen voorwerpen, en twee keer stelde hij een auto tentoon: In ‘Sonsbeek buiten de perken’ (1971) kwam een grote betonnen Amerikaanse slee tegen een boom te staan en ook werd door hem een ‘voorgedeukte’ en overgespoten taxi tentoongesteld, die om in Parijs had rondgereden. Voor de Fred Haché-show (1971/1972) liet Wim een stoet oldtimers door de tv-studio rijden.
Huize Schippers had een grote zolder en daar organiseerden de oudste kinderen toneeluitvoeringen die door kinderen uit de buurt graag werden bezocht. Wim en zijn oudere broer hadden ook veel bekijks door als grote poppen door de buurt te wandelen. Wim was heel dik aangekleed en zag eruit als een zwalkend omaatje.
Wim met zus Thea en spreeuw Spekkie in 1953 |
Spekkie
De zomer van 1953 stond in het teken van de uit het nest gevallen spreeuw Spekkie. Die was genoemd naar een gelijknamige spreeuw in een boek van W.G. van de Hulst. De kinderen Schippers brachten de vogel met liefde groot en leerden hem (in de gang) vliegen. Hij kreeg eerst in melk geweekt brood en later levende krekels van het ‘landje’. De spreeuw liet zich dat allemaal welgevallen en leefde mee met het gezin door in en uit de woning te vliegen. Aan die mooie zomer kwam een eind toen Spekkie door de jongens in het nabijgelegen Crailose Bos was ‘opgelaten’ om hem te laten meevliegen met een grote zwerm naar het zuiden trekkende spreeuwen. Hij leek gehoor te geven aan de lokroep van de natuur, maar een maand later meldde hij zich weer. Hij was gewond, waarschijnlijk toegetakeld door een kat en liet kort daarna het leven. De vogel kreeg een grafje met houten gedenkteken in de tuin: ‘Hier rust Spekkie – 1953-1953’. Wim kreeg desondanks een liefde voor katten. De aardige kater Peter werd de lieveling van het gezin na de onberekenbare poes Mollie.
Kunstwerk in de tuin van het VPRO-gebouw te Hilversum |
Drollen
De buurt kreeg in die tijd steeds meer te maken met allerlei kattenkwaad: her en der werden geadresseerde pakjes neergelegd. Er zaten vaak oude batterijen of iets anders zwaars in, en vaak was vader Schippers het slachtoffer. Hij opende steeds maar vriendelijk en zuchtend de deur om de pakjes in ontvangst te nemen. Wim maakte in die tijd ook zijn eerste nep-drollen van ontbijtkoek, pindakaas of ander materiaal en glimmend gemaakt met boter. Een drol van onmenselijk grote omvang (en in principe eetbaar) werd op de stoep van de buren gelegd.
Met afgrijzen werd de drol met een spade verwijderd en in de tuin begraven, uiteraard gniffelend gadegeslagen door de maker. De drol liet een grote vetvlek op de stoep achter. Later zou Wim voor een tentoonstelling een grote gestileerde drol laten maken die nu de tuin van het VPRO-gebouw in Hilversum siert. En nog veel later trok hij aandacht met zijn Pindakaasvloer.
Het gezin Schippers met poes Mollie en een bevriende dame |
Trompet, koor en radio
De kinderen Schippers kregen allemaal pianoles van vader Schippers. De oefeningen van W. Petri en de quatre-mains van Diabelli waren niet van de lucht. Wim maakte aardig vorderingen in zijn pianospel, maar hunkerde toch naar een eigen instrument. Zijn voorkeur had de trompet. Om die te kunnen bespelen zat er voor hem niets anders op dan lid te worden van Harmonie Crescendo. Hij kreeg daar les en een instrument te leen. Minder plezierig vond hij de optredens bij feestelijkheden waarbij hij in uniform, mét pet, al musicerend door de Bussumse straten moest lopen. Op verzoek van zijn moeder liet hij zijn trompet over het ‘landje’ achter het huis schallen om mij voor het avondeten binnen te halen. Meestal gingen de andere spelende kinderen dan ook direct naar huis. Een keer speelde hij in de Verlosserkerk trompet tijdens een kerstdienst van de zondagsschool waar zijn vader bij betrokken was. Wim bleef de trompet altijd trouw. Hij begon jazz te waarderen en speelde later mee met de Instant Composers Pool met onder anderen Mischa Mengelberg en Han Bennink.
Als lagereschoolkind maakte Wim deel uit van het Hervormd Kinderkoor in Bussum onder leiding van Piet Kiel sr. Het koor trad regelmatig op in o.a. bejaardenhuizen in Bussum en omstreken. Wim zong diverse keren solo, onder andere met het liedje ‘Weet je wel wat lachen is, lachen is gezond’. Met het koor maakte hij in Hilversum zijn radiodebuut bij de NCRV, onder meer in het programma Jeugdland.
Wim deelde later met zijn oudere broer op hun zolderkamers een zelfgemaakte radio met materiaal afkomstig van Radio Velt op de Huizerweg. Er kwam een enorme draadantenne op het dak. Favoriete zenders waren o.a. Radio Luxemburg en American Forces Network (AFN) in Duitsland. Het was de bloeitijd van de middengolf. De radio was voor de jongens een vrijzinnige tegenhanger van de brave radiodistributie in de huiskamer. Later, tussen 1984 en 1991, presenteerde Wim als radiomaker het roemruchte RonFlonFon met Jacques Plafond.
Wim met zijn jongere broer Jan in 1954 |
Kerk
Radio-uitzending met Hervormd Kinderkoor in de jaren vijftig |
Het gezin Schippers kerkte eerst in de Vredekerk aan de Huizerweg, en vanaf 1953 werd de Verlosserkerk aan de Ceintuurbaan het centrum van het kerkelijk leven van de familie. Toen werden ook al snel de schaduwkanten van het vrije Bussumse leven zichtbaar. De verplichtingen van zondagsschool, catechisatie en de zondagse kerkgang vielen bij Wim niet goed. Thuis was het al niet anders met bidden voor en na het eten en daarna een Bijbellezing. Deze activiteiten werden door Wim steeds meer ondermijnd. Zijn relatie met de kerk werd allengs baldadiger, waarin ik hem volgde.
Samen trapten wij voor en tijdens de dienst lol in de kerk. In het aangebouwde Trefpunt gooiden wij de jassen van kerkgangers op de grond, vlak voor de dominee en de ouderlingen van dienst na een gebed in de consistorie hun intrede in de kerk zouden doen. Alles moest eerst worden opgeraapt en opgehangen voordat de dienst kon beginnen. Wij waren intussen de kerk in geglipt. We hadden ook uitgevonden dat we tijdens de dienst de lange kerkbanken konden laten schudden en golven. Ook stopten we voorzichtig collectegeld in de plooien van jassen van kerkgangers die voor ons zaten. Als die dan tijdens een gebed opstonden viel het geld rinkelend op de grond met alle gedoe eromheen. Verder gooiden we chocoladeflikken in de collectezakken of offerblokken. We zorgden er ook voor dat het leek alsof vader tijdens de dienst een detective-romannetje zat lezen. We lieten het boek Moord op Rijm voorzien van vaders naam achter in een kerkbank. Prompt werd het boek als gevonden voorwerp genoemd in de Bussumse Kerkbode, mét de naam van de zogenaamde eigenaar. Dat vader zo te kijk kwam te staan nam hij ons wonderlijk genoeg niet kwalijk. Hij was over het algemeen erg mild, behalve als het over het geloof ging. Wim stoorde zich aan verzuchtingen als ‘ik ben niet boos, maar wel verdrietig’, achteraf door hem bezien als calvinistische emotionele repressie. Wim had eens tegen zijn vader gezegd dat hij kunstenaar wilde worden. De zuinige reactie was: ‘Maar dan moet je wel heel goed zijn.’ Wims wapenspreuk ten aanzien van alle mogelijke uitdagingen werd later: ‘Waarom zou uitgerekend ik dat niet kunnen?’
De Verlosserkerk aan de Ceintuurbaan |
Wim had een grote hekel aan lange gebeden ‘die tijdens de preek nog weer eens dunnetjes werden overgedaan’. Hij vertelde eens dat hij tijdens zo’n eindeloos gebed tot God had gebeden met het verzoek om de dominee te laten ophouden met bidden. Een tegengebed dus. Ook stelde hij voor om per jaar maar één keer te bidden om het God wat makkelijker te maken: ‘Al die opstijgende gebeden kan hij nooit aan.’
Onze vader was ouderling van de hervormde gemeente en zag de activiteiten van zijn zoons met lede ogen aan. Hij kreeg later ook nog eens te maken met gemeenteleden die verontwaardigd waren toen in het tv-programma Hoepla waaraan Wim meewerkte een blote vrouw voor de camera verscheen (1967).
TV
Als tv-maker was Wim dikwijls in Bussum voor filmmontage in de legendarische Ambachtsschool en voor opnamen in de Studio Irene en Eltheto (achter de Vredekerk). Vele jaren eerder, kort na de start van de Nederlandse tv in 1951 plaatsten Wim en mijn oudste broer Rien al een zogenaamde tv-antenne op het dak. Een houten ‘hark’ die precies leek op de eerste antennes die in Nederland te zien waren. De jongens zwollen van trots als voorbijgangers naar de antenne wezen. In de jaren daarna groeiden er ‘antennewouden’ op de Nederlandse aken, die later door de komst van de kabeltelevisie weer verdwenen.
Huize Schippers kreeg pas laat een televisietoestel. Dat gebeurde na het programma Hoepla met een blote Phil Bloom, dat onze ouders hadden bekeken bij vrienden van de kerk. De verontwaardiging van die vrienden was voor onze vader reden om maar zelf een tv-toestel aan te schaffen, want hij wilde Wim ondanks alles wel kunnen volgen.
In het latere werk van Wim kwam de Kerk op allerlei manieren terug. Zo introduceerde hij dominee Bongers van het Jeugdpastoraat in een VPRO-programma met een brakende Sjef van Oekel, waarbij de dronken dominee zich opmaakt voor een kerstnachtdienst. Mijn vader stoorde zich voornamelijk aan de vele vloeken in de shows met Fred Haché en Barend Servet. Zijn ‘waar is dat nu voor nodig’ werd omgevormd tot de titel van de show ‘Waar heb dat nou voor nodig’. Wim zei eens in een bozige reactie op die vaak herhaalde uitspraak van zijn vader: ‘Het hele leven is niet nodig!’
Torentje van Drienerloo op de campus van de Universiteit Twente |
Vader Schippers was administratief controleur van bijkantoren van cacao- en chocoladefabriek Van Houten in Weesp. Die achtergrond was voor Wim aanleiding tot het introduceren van allerlei chocoladepersoonsnamen in de tv-serie Het is weer zo laat! (1978). Waldo van Dungen (Sjef van Oekel) is eigenaar van de nachtclub Waldolala waar onder anderen psychiator Karlheinz Lindt, Boy Bensdorp en Ada Blooker in optraden, samen met Gé Braadslee. Een verwijzing naar de Kerk zien we ook in het kunstwerk op de campus van Universiteit Twente in Enschede, ‘het torentje van Drienerlo’ (1979). Wim liet een torenspits in een vijver plaatsen waardoor de suggestie wordt gewekt dat ter plaatse een kerk is verzonken.
In een aantal tv-series die Wim maakte, kwam het Willy Dobbeplantsoen voor. Dat was vernoemd naar leeftijdgenote en tvomroepster Willy Dobbe die Wim nog kende uit Bussum. Zij woonde in een van de nieuwbouwwoningen aan de Ceintuurbaan, vlakbij huize Schippers. In de gemeente Olst is in 1997 een echt Willy Dobbeplantsoen verschenen, een kopie van het studioplantsoen. Het werd onder grote mediabelangstelling geopend door Wim T en Willy Dobbe zelf.
School
Wim bezocht als kind de christelijke Julianaschool aan de Willem Kalfflaan in Bussum. De lessen van de zesde klas werden gegeven in de net geopende Beatrixschool aan de Ceintuurbaan. Daar was J. van Sprang het schoolhoofd. Wim gaf toen al blijk van een groot tekentalent. Thuis kon hij het nooit laten om op beslagen ramen ‘boeventronies’ te tekenen, met gemene gelaatstrekken en stoppelbaarden. Dit tot ergernis van zijn moeder: vette vingers! Hij werd rond zijn twaalfde onderscheiden met een eerste prijs voor zijn inzending van een tekening in het kader van een Italiaanse week van de Bussumse winkeliersvereniging. Hij verheugde zich erg op de prijs, maar bij de uitreiking bleek die niet meer dan een doos wascokrijtjes. Aan die armzalige winkeliersprijs refereerde Wim in 1994 toen hij de David Roëll-prijs ontving uit handen van prins Bernhard.
Na de lagere school ging Wim naar de hbs van het Willem de Zwijger College. Voor de schoolkrant maakte hij vaak karikaturen van mensen, in de stijl van de koppen op beslagen ramen. Veel waardering en adviezen kreeg hij van zijn tekenleraar. Voor de rest had hij het er niet erg naar zijn zin en hij maakte niet meer dan drie jaar vol. Daarna volgde de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam, de latere Rietveld Academie. Een van zijn schoolgenoten was Jan des Bouvrie uit Bussum, de zoon van een echtpaar dat een meubelwinkel aan de Brink bestierde. Met Jan werd hij goede maatjes en samen reisden zij elke dag per trein naar Amsterdam. Ook daar was Wim snel uitgeleerd; hij verkocht tot woede van de school al een eerste kunstwerk aan het Stedelijk Museum, dat toen werd bestuurd door Willem Sandberg. Die zag veel in Wim, kocht ook persoonlijk werk van hem en gaf hem een eerste tentoonstelling in museum Fodor. Wim ging na een periode van conflicten en ruzie met mijn ouders in Amsterdam wonen en betrok daar ook zijn eerste atelier. De grote tekentafel die hij al in Bussum gebruikte, verhuisde mee.
Kiosk bij de Gooische Boer met rechts de drinkbak |
Bussum
Toch bleef Bussum trekken. Hij ging vaak op bezoek bij onze ouders en mij in de Lothariuslaan. Hij werkte graag in de wilde tuin die daar was ontstaan, uit liefde voor allerhande soorten onkruid die in de omgeving werden gezocht en geplant. In het ouderlijk huis werd ook nog menig kunstwerk gemaakt, zoals de assemblage Luxuria (1964-1965), die zoals veel ander werk van zijn hand te vinden is in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Voor een culturele voorziening bij een aanloopcentrum in de nieuwe Bijlmermeer (1970) wist hij van de gemeente Bussum de paardendrinkbak te verkrijgen die op het pleintje bij de Gooische Boer had gestaan. Dat kunstwerk met de opgeknapte drinkbak als een soort doopvont staat er nu niet meer en niemand weet waar die drinkbak is gebleven.
Amusant is ook de betrokkenheid van Wim bij de Bussumsche Courant die indertijd werd geleid door Willem S.B. Klooster, ofwel de dichter, schrijver en literatuurcriticus Willem Brandt. Die had al eens een denigrerend stukje geschreven over de tentoonstelling van Wim in museum Fodor. Brandt schreef de krant bijna helemaal zelf vol, o.a. als literatuurcriticus, en hield er ook een rubriek van ingezonden brieven op na onder de titel ‘Mijnheer de hoofdredacteur’. Wim en ik fabriceerden een verontruste brief onder de titel ‘Bussum ten prooi aan verregaande vervuiling – lustoord van ratten en ander ongedierte’. De brief bevatte een hilarische en eindeloze opsomming van allerhande aangetroffen rommel, ondertekend door ene drs. J. Bakker, die zou wonen in de Waltherlaan. De brief werd in extenso gepubliceerd en het weekblad Vrij Nederland plaatste het geheel op de toen veelgelezen achterpagina in de rubriek ‘Geknipt voor U’. De VN-redactie benaderde voor commentaar de gemeente Bussum, die door de verzonnen zaak compleet was overdonderd.
Bijna 80
Wim woont nog steeds in Amsterdam en is nu bijna tachtig. Hij heeft zich ontpopt als verwarring stichtend beeldend kunstenaar, radio- en tv-maker, toneelschrijver, regisseur, dichter, acteur, zanger en componist.