Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 29/1 (februari 2013) pp. 36-39


Tastbare getuigen van de wederopbouw in Bussum - Survival of the fifties

Pauline K.M. van Roosmalen

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting

Op de vraag naar het favoriete type woning of wijk, luidt het antwoord tegenwoordig overwegend een woning of wijk uit de jaren dertig van de twintigste eeuw. Het beeld van een dergelijke wijk of woning is er doorgaans een van rustige straten, veel groen, bakstenen gevels, rode pannendaken, houten kozijnen in wit en/of groen en her en der een erker of dakkapel. Als ‛gezelligheid’ in architectuur of stedenbouw vertaald zou moeten worden, dan zijn wijken en woningen uit de jaren dertig een uitstekende kandidaat.

 

Bussumse voorbeelden

Hoe anders is het met woningen en wijken uit de wederopbouw, de periode vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog tot het begin van de jaren zestig. Een periode waarin in hoog tempo met beperkte middelen volledige stadscentra en wijken werden (wederop)gebouwd. Het oordeel over het resultaat van deze inspanning is doorgaans tamelijk negatief. Wederopbouwwijken en -architectuur worden over het algemeen omschreven als lelijk en ongezellig.

     
Gemeentehuis aan de Brinklaan, een ontwerp van
prof. Ir. C. Wegener Sleeswijk (coll. HKB)
 

In Bussum zijn meer en minder in het oog springende voorbeelden van wederopbouw-architectuur te vinden. Een zeer in het oog springende voorbeeld is het gemeentehuis aan de Brinklaan, een ontwerp van prof. Ir. C. Wegener Sleeswijk. Aanzienlijk minder monumentaal maar daarom niet minder karakteristiek zijn de zogenaamde Airey-woningen aan de Jan Bottemastraat naar ontwerp van prof. ir H.T. Zwiers. De naam van deze woningen refereert van het bouwsysteem van de woningen: een oorspronkelijk in Engeland ontwikkeld gestandaardiseerd montagebouw-systeem waarbij in de fabriek gemaakte (geprefabriceerde) betonnen en stalen elementen op de bouwplaats in elkaar werden gezet waardoor snel en goedkoop kon worden gewerkt.

 

     
 
Airey-woningen aan de Jan Bottemastraat naar ontwerp
van prof. ir H.T. Zwiers. (Foto: Frank de Groot)

Minder snel uit te voeren maar even karakteristiek zijn diverse villa’s en appartementencomplexen die in Bussum verrezen. Van die laatste werden er in het centrum op schootsafstand van elkaar drie gebouwd: aan het Oranjepark, op de hoek Vlietlaan-Julianaplein en op de driehoek Vlietlaan-Eslaan-Nieuwe Englaan. De eerste twee zijn ontwerpen van W.M. Dudok. De laatste is een ontwerp van K. van den Berg.

     
Oranjepark, op de hoek Vlietlaan-Julianaplein en op de
driehoek Vlietlaan-Eslaan-Nieuwe Englaan
 

 

Ook enkele kerken kunnen niet onvermeld blijven. Aan de Meulenwiekelaan (bij de kruising met het Prinses Beatrixplantsoen) staat de kerk met verenigings gebouw en bovenwoning voor het Apostolisch Genootschap naar ontwerp ir. C.M. Bakker. Aan de Ceintuurbaan, de grens tussen het bestaande dorp en de naoorlogse uitbreidings wijken Ooster- en Westereng, staan de St. Jozefkerk met aangrenzend de pastorie naar ontwerp van H. van Putten en Th. van de Wardt, en de Verlosserkerk naar ontwerp Architectenbureau Nielsen en Spruit.

 

Wat steden en dorpen interessant maakt is de combinatie van (lokale) geschiedenis en de mix van architectuur stijlen die daarvan het gevolg is. Bussum is in dat opzicht geen uitzondering. Genoemde en niet genoemde wederopbouwgebouwen en -wijken leveren een belangrijke bijdrage aan Bussums historische en architectonische gelaagdheid. Ze zijn onderdeel van een staalkaart aan architectuurstijlen die op hun beurt een weerslag zijn van politieke, sociale, economische en culturele ontwikkelingen.

     
 
Kerk met verenigingsgebouw en bovenwoning voor het Apostolisch
Genootschap naar ontwerp ir. C.M. Bakker (coll. HKB)

In Bussum zijn enkele voorbeelden van een zorgvuldige omgang met wederopbouw-architectuur te vinden. Bij de verbouwing van bijvoorbeeld de Airey-woningen aan de Jan Bottemastraat, van een villa aan de Koningslaan en van het verenigingsgebouw met bovenwoning van het Apostolisch Genootschap, zijn de eigenaren uitgegaan van het oorspronkelijke ontwerp en hebben hun plan daarop afgestemd. Een werkwijze die ertoe leidde dat de oorspronkelijke karakteristiek van de gebouwen grotendeels bewaard is gebleven en dat de gebouwen voldoen aan de gebruikseisen die de huidige eigenaren en bewoners daaraan stellen.

Helaas moet echter ook worden geconstateerd dat niet alle Bussumers alle schakeringen van de architectonische staalkaart waarderen. Getuige de verbouwplannen van bijvoorbeeld het winkelcomplex aan de Koekoeklaan en diverse ver(nieuw)bouwingen van woonhuizen, blijkt ook in Bussum met name wederopbouw architectuur het zwarte schaap van de architectuurfamilie te zijn. Schijnbaar niet gehinderd door kennis van of waardering voor het oorspronkelijk ontwerp zijn opdrachtgevers en architecten er bij genoemde projecten in geslaagd om doelmatig alle sporen van het oorspronkelijk ontwerp uit te vlakken, als hadden de jaren vijftig nooit bestaan. Een resultaat dat doorgaans wordt bereikt door het interieur (plattegrond) en het exterieur (gevels, dak) te vervangen door aan het oorspronkelijke ontwerp vreemde elementen, vormen, materialen en kleuren (voetnoot 1).

 

Historisch belang

Hoewel het verwijderen of onherkenbaar transformeren van een gebouw of wijk het verleden uiteraard niet uitwissen, wissen ze wel de zichtbare en tastbare getuigen van dat verleden uit. Getuigen die door hun aanwezigheid dat verleden bijna als vanzelf levend houden. Niet de vraag of een gebouw of wijk ‘mooi’ of ‘lelijk’, ‘gezellig’ of ‘ongezellig’ is maar overwegingen over het belang van tastbare getuigen van het verleden zou de doorslag moeten geven bij afwegingen over het voortbestaan van een gebouw of wijk. Met het verdwijnen van wederopbouwarchitectuur en -stedenbouw verdwijnt een tastbare herinnering van een heel bijzondere periode in de Nederlandse geschiedenis. De periode waarin, na vijf jaar oorlog, gedurende ruim vijftien jaar met groot optimisme en veel toewijding zorgvuldig werd gewerkt en gebouwd aan en voor de toekomst.

Veel wederopbouwgebouwen en -wijken ademen die optimistische sfeer. Door het gebruik van nieuwe constructiemethoden en nieuwe materialen werden nieuwe vormen mogelijk. Het zorgvuldig gekozen kleurpallet was doorgaans sober en terughoudend met prachtige varianten blauw, grijs, geel en groen. En veel aandacht voor licht, ruimte en groen - opvallend veel licht, ruimte en groen in zowel gebouwen als wijken. Dit is ook zeker het geval in de Bussumse Ooster- en Westereng. Het gevoel van groen en ruimte wordt gecreëerd door een ruimtelijke opzet met openbare plantsoentjes en perkjes, en vooral door het park De Groene Long en de nabijheid van de Bussumer Heide.

Als Bussum de interessante architectonische staalkaart wil blijven die het nu is, dan is het van belang dat wederopbouw onderdeel van die kaart blijft en dat radicale transformaties een halt wordt toegeroepen. Dat eigentijdse architectuur, net als eigentijdse muziek en kunst, niet altijd door tijdgenoten wordt begrepen en gewaardeerd is iets van alle tijden. Internationale architectuurstijlen als Art Nouveau/Jugendstil, Art Deco, het Nieuwe Bouwen/Neue Sachlichkeit en Nederlandse stromingen als de Amsterdamse en de Delftse School hadden, evenals bijvoorbeeld de schilderijen van Vincent van Gogh en de composities van Maurice Ravel, een lange weg te gaan voordat ze de waardering kregen die ze tegenwoordig ten deel valt. Wat geldt voor Art Nouveau, Nieuwe Bouwen en Amsterdamse School geldt ook voor wederopbouwarchitectuur: het vergt tijd - soms decennia - en afstand om enigszins objectief te kunnen vaststellen wat de betekenis is van deze architectuurstroming.

 

Herwaardering

Dat wederopbouwarchitectuur en -stedenbouw binnen afzienbare tijd zeer gewaardeerd zal worden, leidt mijns inziens geen twijfel. Het eerste argument voor die overtuiging is pragmatisch: de leeftijd van de objecten. Aangezien die leeftijd voor alle wederopbouwobjecten inmiddels vijftig jaar of meer is, komen ze, wanneer sprake is van bijzondere architectonische, stedenbouwkundige, historische of culturele waarde, in aanmerking voor aanwijzing tot monument (voetnoot 2). Het tweede, ietwat intuïtieve argument is de recent opgeleefde belangstelling voor de jaren vijftig. Een fraai voorbeeld daarvan is de Amerikaanse tv-serie Mad Men, een zedenschets over de reclamewereld in New York aan het eind van de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig. Tot in het kleinste detail uitgewerkt schetst de serie niet alleen een fascinerend beeld van de interieurs, auto’s, kleding, kapsels, omgangsvormen en het gedrag in die periode, maar heeft ze al gezorgd voor een herwaardering van kleding, meubels en ook kleurstellingen uit de jaren vijftig en zestig.

Vanwege de juridische noodzaak wederopbouwobjecten op hun monumentwaardigheid te beoordelen en afgaand op de heersende waardering voor mode en interieur architectuur uit de jaren vijftig, is de herwaardering van wederopbouw architectuur en -stedenbouw slechts een kwestie van tijd (voetnoot 3). Het feit dat we op de drempel van die nieuwe fase staan, maakt het des te urgenter dat we juist nu weloverwogen afwegingen maken over de betekenis en de kwaliteit van wederopbouw-architectuur en -wijken. Alleen zo kan immers voorkomen worden dat we op het laatste moment nog objecten afbreken die we over vijf of tien jaar, als het negatieve tij definitief gekeerd is, bij nader inzien toch de moeite van het behouden waard bleken. Waarmee overigens niet gezegd wil zijn dat alle wederopbouwarchitectuur, in Bussum of elders, zonder meer of zonder enige aanpassing bewaard moet blijven. Een respectvolle omgang met het (gebouwde) verleden dient nimmer te resulteren in een bevriezing of terugkeer naar het verleden. Waar ik nadrukkelijk wel voor pleit is dat bewoners en bestuurders zich rekenschap geven van de kwaliteit en het belang van wederopbouwarchitectuur en zich realiseren dat de waan van de dag doorgaans – en bij herhaling gebleken – een slechte raadgever is (voetnoot 4).

 

Over de auteur:
Pauline van Roosmalen is kunst- en architectuurhistorica. Zij is lid van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) van Bussum uit interesse om haar theoretische kennis te toetsen aan de dagelijkse ontwerp-praktijk. Dit artikel was opgenomen in het jaarverslag 2010 van de CRK

Noten:
1. Door afsluiten en dichtzetten van het pleintje is een wezenlijk element van het oorspronkelijke karakter van het winkelcomplex aan de Koekoeklaan volledig verloren gegaan. De nieuwe winkel biedt een consument weliswaar vrijwel alles onder een airconditioned dak maar is architectonisch volslagen generiek. Het zou overal kunnen staan. Dat het in Bussum in een wederopbouwwijk staat, blijkt nergens uit. De vergelijkbare non-descripte aanblik die veel winkelstraten en -centra in Nederland in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw boden, wordt inmiddels in veel plaatsen met succes ongedaan gemaakt. In Bussum zijn de Nassaulaan, de Nassaustraat en de Kapelstraat voorbeelden van die laatste ontwikkeling.
2. De noodzaak van distantie en reflectie is de reden dat voor het aanwijzen van monumenten een termijn van vijftig jaar wordt gehanteerd.
3. Dat deze ontwikkeling staat te gebeuren blijkt ook uit een lijst die in 2007 aan de minister van Cultuur werd aangeboden. De lijst bevat 100 gebouwen die tussen 1945 en 1958 werden gerealiseerd en volgens de opstellers van de lijst in aanmerking komen voor de status van rijksmonument. Zie: http://www.cultureelerfgoed.nl/node/378.
4. Ik breng in dat verband de jaren zeventig van de vorige eeuw in herinnering. Toen sloopte menig huiseigenaar eigenhandig en minutieus alle jaren dertig details uit zijn woning. Details die nu hooglijk gewaardeerd worden en door menig huiseigenaar liefdevol en zo nauwkeurig mogelijk worden teruggebracht.