Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 23, nummer 2 (september 2007) pag. 19-23
Het ontstaan van het Brediuskwartier
M.J.M. Heyne
Dit artikel is eerder verschenen als: M.J.M. Heyne, 'Het ontstaan van het Brediuskwartier', Contactblad Historische Kring Bussum 12 (1996), nr. 3.
Klik hier voor de pdf van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
Het Brediuskwartier, gelegen in het noordoosten van de gemeente Bussum, heeft in zijn ontwikkeling tot de huidige staat van villapark een aantal verschillende stadia doorlopen (zie voetnoot 1)
Brediuskwartier omstreeks 1900 |
Vóór dat het dorp zich na 1500 als Lage Bussum begon te ontwikkelen was het gebied als deel van de gemeenschappelijke gronden van de Erfgooiers woest en onbebouwd: heide waar schapen graasden en men plaggen mocht steken. Het zich ontwikkelende dorpje ging geleidelijk aan zijn enggronden uitbreiden waardoor het gebied werd omgezet in bouwland, waarop de boeren rogge, boekweit, aardappelen en andere gewassen verbouwden die het op de schrale zandgrond nog wel wilden doen. Het hele gebied viel toen onder de Naarder en Bussummer Eng, zoals op de kaart van Ottens uit 1739 te zien is.
Zandafgravingen
Die situatie duurde voort tot in de negentiende eeuw, toen de zandafgravingen rond de vesting Naarden de 300 roedengrens had bereikt waarop de grens met Bussum in 1817 voor een deel was bepaald. Het afgraven van de hoge zandgronden werd ook in het jonge dorp voortgezet. Niet zozeer uit strategische overwegingen, maar meer omdat het aan een aantal inwoners een middel van bestaan bood; het zand bracht geld op en de afgegraven akkers werden omgezet in goede tuinbouw-en weidegronden.
Zoals de reeds vermelde kaart laat zien liepen er door deze eng twee evenwijdige wegen. De ene ter hoogte van de huidige Brediusweg, waarvan na het afgraven een deel als Kattensteeg tot in deze eeuw bekend bleef. De andere weg kwam vanuit Oud-Bussum tot aan de Kerkweg en hiervan vinden we nog een deel terug in de Oud Bussummerweg (voetnoot 2).
Op de kadastrale kaart uit 1832 is het huidige Brediuskwartier nog geheel als bouwland intact, maar aan de westkant wordt het Vondelkwartier al afgegraven. Intussen is ook de Huizerweg als zuidelijke grens op de kaart verschenen en heeft de Hooge Bussummerweg een aftakking door het oostelijk bosgebied naar het einde van de Huizerweg (bij De Gooische Boer). Dat oostelijke bosgebied lag globaal achter de lijn Rhijnvis Feithlaan-Burgemeester s’ Jacoblaan -Anton Mauvelaan en zou later bekend worden als de Bosjes van Verbeek.
De Rhijnvis Feithlaan in 1919 kijkende van de Turfweg naar de Brediusweg
|
Vanuit het noorden werden de afgravingen voortgezet. Als van een boer een aantal percelen was gekocht groef men er in zuidelijke richting een sloot doorheen. Het omringende land werd tot 47 cm boven Naardens zomerpeil afgegraven en per schuit via de sloten afgevoerd. Bij het afgraven hield men niet op bij het grondwater. Daardoor kreeg het land de gewenste vochtigheidsgraad voor tuinbouw en werd het het beste bruikbaar. Die waardevermeerdering verlokte geleidelijk al de boeren om hun grond voor zandwinning van de hand te doen. Waar de afzanders zich echter niet om bekommerden was of de afgegraven gronden aan strategische eisen voldeden. In de gemeente Naarden moest men om de vesting concentrische ringen van sloten vormen, die het de vijand moeilijk zouden maken om naar de stad op te rukken. Zeker als de sloten door inundatie niet meer te zien zouden zijn. In Bussum had men er slechts belang bij het zand zo snel mogelijk en zo makkelijk mogelijk af te kunnen voeren, De sloten lopen dan ook noord-zuid, want in die richting moest het per schip naar de Muider Trekvaart om Amsterdam te bereiken, waar er nieuwe woonwijken mee werden opgehoogd. De Oud Bussummerweg werd bereikt rond 1860 en op twee plaatsen doorgra-ven. In het Brediuskwartier werd de weg niet doorgraven maar van de Burg. s’ Jacoblaan verlegd naar de Isaac da Costalaan om de speelwei te kunnen afgraven (voetnoot 3).
De Isaac da Costalaan ligt daardoor nog op het oorspronkelijke niveau en steekt als een schiereiland boven de omgeving uit. Het oostelijk bosgebied bleef ook buiten de afgravingen. Naar het zuiden toe werd rond 1900 de Huizerweg bereikt. Hier kon men niet verder. De overkant was tot 1902 gemeente Hilversum en daar stond de leerfabriek. Intussen was de gemeente in het Prins Hendrikpark al weer gaan ophogen om te kunnen bouwen. In de gemeenteraad zag men het ongerijmde van de situatie in en men besloot het afgraven verder te laten stopzetten.
Bebouwing
Door de snel toenemende bevolking zat Bussum na de eerste wereldoorlog dringend om grond voor woningbouw verlegen. Weliswaar had het bij de grondruil van 1902 er de engen achter de Huizerweg bij gekregen, maar hier lag het ‘Offensief voor Naarden’, een reeks van forten waaromheen tot op een afstand van 300 meter rondom niets gebouwd mocht worden. Alle beschikbare grond bezuiden de Huizerweg was al volgebouwd en alleen het Brediuskwartier was nog ‘vrij’, afgezien van kwekerijen en blekerijen die hier gevestigd waren.
Architect K.P.C. de Bazel maakte een schetsontwerp van een villapark, dat na enige wijzigingen op 6 mei 1924 als uitbreidingsplan door de raad en op 15 juli 1925 ook door Gedeputeerde Staten van Noord Holland werd goedgekeurd.
Het besloeg het gebied tussen de Brediusweg en de Huizerweg vanaf de zanderijsloot welke vanaf de Huizerweg noordwaarts loopt tot Naarden, en de Amersfoortse Straatweg. In het ontwerp zat een plan verwerkt, dat hij reeds in 1904 voor de Exploitatie Mij. Oud Bussum had getekend. Hieraan zijn de Busken Huetlaan, de Vosmaerlaan en de Anton Mauvelaan ontleend. Het opmerkelijke van het uitbreidingsplan was de brede strook groen die aan de westzijde het geheel begrensde en waarvan De Bazel voorstelde die in de toekomst verder door te trekken in zuidelijke richting tot aan de hei. Voor die groenzone ging hij uit van de bestaande zanderijsloot, welke hij deels in een parkaanleg opnam, terwijl hij een ander deel als weiland wilde handhaven.
De Raad ging akkoord en in samenwerking met de Naardense tuin-en landschapsarchitect D.F. Tersteeg ontwierp hij het Bilderdijkplantsoen. Ze ontwierpen samen ook het dal met water door de Bosjes van Verbeek vanaf de zwaaikom achter de Isaac da Costalaan tot aan de Jacob Obrechtlaan, compleet met trappen en borders en een duiker onder de Burgemeester s’ Jacoblaan door. Net vóór het bouwen op grote schaal zou beginnen stierf De Bazel op 28 november 1923 terwijl hij in de trein op weg was naar de begrafenis van architect Michel de Klerk. Dat wordt als de belangrijkste reden gezien dat het park vanaf de Jacob Obrechtlaan niet verder is doorgetrokken tot de weilanden aan de overzijde van de Rijksweg. Voor het kruisen hiervan was nog geen goed plan gereed, zodat men om moeilijkheden te vermijden dat deel niet heeft uitgevoerd. Het doodlopende water is dan ook moeilijk schoon te houden en dreigt wel eens dicht te groeien. Voor het verversen van de overige sloten gebruikt men hemelwaterriolen die vanuit Bussum-Zuid uitmonden achter de Godelindestichting en in de zwaaikom op de hoek van de Frederik van Eedenweg met de Huizerweg. Bij veel regenval wordt het overtollige hemelwater hier geloosd en stroomt in de richting Naarden af door het Bilderdijkplantsoen. Alleen bij een extreem droog voorjaar of droge zomer, bijvoorbeeld in 1996, kan dit systeem niet functioneren.
Foto 1923: Cricketclub ‘De Vleermuizen’ op hun veld aan de
|
Het gebied was in de jaren vóór 1920 niet geheel onbebouwd. Aan de Kattensteeg achter de Brediusweg stonden drie blekerijen en ook langs de Brediusweg zelf, die in 1905 was aangelegd, stonden aan de noordkant al wat villa’s. Aan de Busken Huetlaan 1 had De Bazel in 1905 een villa ontworpen. Verhulstlaan 14 was ook van zijn hand en dateert uit 1911. Men begon reeds in 1920 met het bouwen in de Bosjes van Verbeek met de nrs. 1 t/m 15 van de Jozef Israëlslaan en aansluitend aan de Huizerweg. Het bouwen kwam echter pas echt op gang in 1924. Om het afgegraven terrein voor woningbouw geschikt te maken moest het eerst circa 1 meter opgehoogd worden. Het benodigde zand kon betrokken worden van Oud Bussum (voetnoot 4).
Foto augustus 1925: bouw van de huizen W. Bilderdijklaan 2, 4 en 6 |
Reeds in 1920 was men vooruitlopend op de goedkeuring van de plannen, begonnen met het aanvoeren van zand, dat afkomstig was van de zanderij Oud Bussum aan de overkant van de Rijksweg en achter het latere Blindeninstituut. Over de eeuwenoude weg tussen de Naardense kerkhoven door kwam een 60 cm smalspoorlijn te liggen, waarover een Amerikaanse motorloc die maximaal 40 lorries met zand kon trekken Bussum binnen kwam. Vervolgens volgde deze de nog onbebouwde Vosmaerlaan tot de Burg. s’ Jacoblaan waarna de rails naar behoeven verlegd werden om overal te kunnen komen. Het ophogen verliep van oost naar west tot de groenzone bereikt was. Vervolgens werden de wegen uitgezet en kon het bouwen een aanvang nemen. Aan de Jac. Bellamylaan verrezen al in 1921 een zestal woningen, de nrs. 4 t/m 14, maar die werden binnen enkele jaren omringd door volgende nieuwbouw van merendeels dubbele villa’s respectievelijk meervoudige villa-blokjes. In totaal waren 435 woningen geprojecteerd op redelijk ruime kavels met ruimte voor groen. Voor dit aantal ontwierp Joh. Negrijn er 116, dus ca. 27%. G. Dusschoten tekende voor 56 stuks (= 13%) en 10% was van de hand van A.H. van Wamelen.
Aantallen tussen 1920 en 1940 in het Brediuskwartier gebouwde woningen. |
Voor de overige 50% tekenden tezamen nog zo’n 60 andere architecten, velen met één enkel ontwerp voor ten hoogste één dubbele villa (voetnoot 5).
De grootste bouwactiviteit speelde zich af tussen 1925 en 1928. In die vier jaren kwamen 245 woningen tot stand, dat is ruim 56% van het totaal. De beurskrach van 1929 en de gevolgen daarvan hadden ook voor de bouwactiviteiten grote gevolgen. Jaarlijks kwamen er in het Brediuskwartier tot 1950 nog maar net zeven woningen bij.
De straten waar het laatst met bouwen is begonnen zijn de Jac. Obrechtlaan, de J.J.H. Verhulstlaan in 1927 en de Bosboom Toussaintlaan in 1928. In die straten is een groot deel van de bebouwing dan ook eerst in de jaren dertig gerealiseerd. Behalve van De Bazel zijn er tussen de vele vrijwel identieke woningen gelukkig ook wel opmerkelijke uitschieters te vinden. Als voorbeeld mag genoemd worden Isaac da Costalaan 22 van G.J. Vos uit 1929, Bosboom Toussaintlaan 6 van Wouter Hamdorff uit 1933 en nr.4 van W. de Gooyer. Uiteraard vallen hieronder ook de beide hoeken van de Potgieterlaan met de Burg. s’Jacoblaan van N. Doomberg uit 1928, die tevens de Julianaschool aan de Willem Kalfflaan ontwierp. Van de tekenplank van Kl. v.d. Berg komen in het Brediuskwartier onder andere W. Bilderdijklaan 26 uit 1926 en Isaac da Costalaan 1 en 3 uit 1925. De meeste van genoemde panden komen voor op de Bussumse Monumentenlijst.
Noten
- Dit artikel is eerder verschenen als: M.J.M. Heyne, ‘Het ontstaan van het Brediuskwartier’, Contactblad Historische Kring Bussum 12 (1996), nr 3
- M.J.M. Heyne, ‘Iets over het ontstaan van Bussum’, Bussum in Historisch Perspectief. Tussen Vecht en Eem l (1983) nr 2, p. 88-91.
- M.J.M. Heyne, ‘De Hooge Bussummerweg’, Contactblad Historische Kring Bussum, 1 (1985) nr 2, p. 18-21.
- J.W. Montenberg, ‘Amerikaanse smalspoorlocomotieven op de baan van Hofstede Oud Bussum’, Op de rails, 3 (1967) augustus, p. 147-149.
- Bouwarchief gemeente Bussum.