Bussums Historisch Tijdschrift 24/2 (augustus 2008) pag. 14-19
De Gouden Zweep
Hendrien Landeweer & Wouter Slob
Onderstaand artikel komt uit het Magazine Draver en Volbloed nr. 5. - juni 1965, en is met toestemming van het Archief Nederlandse Draf-en Rensport overgenomen en bewerkt.
Klik hier voor de pdf van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
In 1881 bezocht koning Willem III (met bolhoed) de draverij op
|
De Gouden Zweep is een klassieker in de draf- en rensport, die in haar huidige status is gecreëerd in 1955, maar zijn wortels heeft in een veel oudere traditie. Twee eeuwen geleden al werden talloze draverijen verreden met als ereprijs een door het Oranjehuis uitgeloofde Gouden Zweep. Er zijn nog diverse exemplaren in omloop. De beroemdste is de originele, waarvan het spoor terugleidt naar een langebaandraverij op 28 juli 1882 in Bussum. Koning Willem III had destijds het exemplaar uitgeloofd. Verder zat aan de overwinning een premie vast van 750 gulden en een mand champagne.
Het evenement omvatte destijds twee dagen; door koning Willem III werd een gouden zweep uitgeloofd voor een draverij voor inlandse paarden over 1000 meter, gespannen voor een Hollandse sjees met rijders in nationaal kostuum. Die gouden zweep in 1882 (en dus niet in 1883 zoals op internet vaak verkeerd staat vermeld) werd zeer toepasselijk gewonnen door het paard Willem III van eigenaar C. Brommer uit Zijpe, en werd gereden door pikeur Piet Ellerbroek.
Van oorsprong waren draverijen het domein van de adel en de militaire officieren. De paardensport heeft zich vanaf het begin van de draverijen om de Gouden Zweep mogen verheugen in de belangstelling van het Koninklijk Huis. Van tijd tot tijd wordt de Gouden Zweep uitgereikt door een lid van het Koninklijk Huis, nog in 2004 door H.K.H. Prinses Margriet.
De Gouden Zweep is sinds 1955 een draverij voor Nederlandse paarden van 4 jaar en ouder. De dravers leggen een afstand van 2600 meter af. De laatste jaren vindt de wedstrijd om de Gouden Zweep plaats op de renbaan Duindigt.
Vele illustere winnaars staan op de erelijst van deze klassieker voor Nederlandse paarden zoals Henri Buitenzorg, Yellowa, Hinde Buitenzorg, Passing Renka en in 2007 Veni Vidi Vici Joe. Voor de eigenaren, fokkers, trainers en rijders geldt het winnen van de Gouden Zweep nog steeds als iets heel bijzonders.
De originele Gouden Zweep uit 1882 wordt nog steeds uitgereikt aan de winnaar. De Zweep blijft in beheer van de Koninklijke Nederlandsche Harddraverij-en Renvereeniging. Na een ereronde met de prijs ontvangt de winnende rijder een replica van de Zweep.
De Geschiedenis van de Gouden Zweep - Koninklijke belangstelling voor de drafsport
auteur: Wouter Slob (1903-2001)
De geschiedenis van de gouden en zilveren zwepen gaat wellicht al meer dan vier eeuwen terug. Hoe zij tot de verbeelding der mensen spraken en hoe begeerd zij waren blijkt uit een in het midden van de 18e eeuw gegeven beschrijving van een gouden zweep. Het ‘hegt’ moest twee handpalmen lang zijn, er moesten zilveren of gouden linten aan hangen, de zweep moest bekleed zijn met rood, groen of blauw fluweel en rijkelijk met goud of zilver geborduurd zijn.
Wanneer de ‘Vorstelijke’ zwepen op de korte banen als het felst begeerde bezit zijn verschenen is niet meer na te gaan. Waarschijnlijk is dit twee eeuwen geleden geweest op een ‘pragtige en staatelijke Harddraaverij’ te Soestdijk, waar een bij uitstek kostbare en ‘Vorstelijke’ zweep werd verreden. In tegenwoordigheid van Zijne Doorluchtige Hoogheid Stadhouder Willem V won het paard van de heer Lever uit Amsterdam. Uit die tijd dateert ook de “aller-pragtigste Gouden Zweep op eene aanzienlijke Harddraaverij behaald toen Zijne Doorlugtige Hoogheid in Vriesland (Leeuwarden, red.) was”. Op deze zweep waren de wapens ‘hunner Hoogheden’, met dat van de provincie Friesland gegraveerd.
Dan volgt er een leemte in de geschiedschrijving van de Nederlandse drafsport, echter slechts tot de daarop volgende Franse periode met aan het hoofd van het bewind de ontegenzeggelijk populaire koning Lodewijk Napoleon, onder andere grondlegger van de volbloedfokkerij in Borculo in 1808. Hij was het ook die de draad weer opvatte van de vorstelijke geschenken en waar kon hij dat beter doen dan in het hartje van draverminnend Nederland, Leeuwarden. Het werd die dag — 2 september 1808 — geen gouden zweep, maar een kostbare gouden doos met briljanten omzet en een paar gouden sporen, welke kostbaarheden door ‘s Konings stalmeester aan de Landdrost werden overhandigd. Een compagnie grenadiers deed tijdens de draverij dienst als erewacht voor de tent van de Landdrost en andere hoge autoriteiten. Een paard van Dirk Jeens uit Bergum won deze draverij.
Een der fraaiste gouden zwepen, welke ooit in ons land zijn verreden, is ongetwijfeld die uit 1811, verreden te Leeuwarden ter gelegenheid van het geboortefeest van Z.M. de Koning van Rome. Deze zweep, waarvoor de gemeente Leeuwarden ƒ 900,— betaalde, is een bijzonder stukje sierkunst. De zweep is te zien in het Friesche Museum.
In de annalen van de Gouden Zweep-historie wordt 31 mei 1823 te Leeuwarden als één der belangrijkste data genoemd. De draverij, waaraan twintig paarden deelnamen, werd bijgewoond door Koning Willem I en Prins Frederik. Het was de eerste gouden zweep die door Willem I voor een draverij in Leeuwarden werd uitgeloofd. Deze dag kreeg voor de Friezen helemaal een bijzonder tintje toen na afloop van de wedstrijd voorlezing werd gedaan van het volgende Koninklijk Besluit:
“Wij, Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden enz. enz. Willende ter gelegenheid van de, gedurende ons verblijf in onze residentie Leeuwarden plaats hebbende harddraverij, een blijk geven van belangstelling in de aankweking van paarden; Hebben besloten en besluiten:
Art. I. Jaarlijks zal binnen de eerste acht dagen van de maand Augustus, ten overstaan onzertwege van de gouverneur van de provincie Vriesland en onder deszelfs bestuur, geadsisteerd door eene commissie van den landbouw dezer provincie, telkens door den gouverneur te kiezen, eene Gouden Zweep worden verharddraafd.
Art. II. De betaalmeester van ons Huis wordt gemachtigd, om tot dat einde voor dit jaar eene somma van Vijf Honderd Guldens (f 500.—) ter beschikking van den gouverneur voornoemd, te stellen, ons voorbehoudende om eene gelijke som voor de volgende jaren te wijzen. Gegeven te Leeuwarden, den 31sten Mei des jaars 1823, het tiende onzer Regering” (gt.) WILLEM.
Harddraverij om de Gouden Zweep op het Zaailand te
|
Heel lang heeft de gedachte geleefd dat de Leeuwarder draverij alleen dit voorrecht van een Gouden Koningszweep zou hebben genoten. Het tegendeel is waar, want ook in andere plaatsen vereerde Willem I de draverijen met kostbare geschenken en zwepen, vaak vergezeld van gouden oorijzers en zilveren serviezen.
Ook Willem II en Willem III hebben zich op deze wijze beijverd de paardenfokkerij en de draverij in stand te houden, en tot grote bloei te brengen. Op tientallen plaatsen in het Noorden en Westen werden kortebaandraverijen georganiseerd. Gemeentebesturen, kerkenraden, verenigingen en kasteleins waren de organisatoren. Van langebaanwedstrijden was toen nog geen sprake.
Een verzameling Gouden Zwepen en hoofdstellen
|
Waarschijnlijk zijn de langebaanwedstrijden voor het eerst in september 1844 op de baan in Zandvoort gehouden. Behalve enige rennen waren er ook draverijen, waarvan één over 4500 Nederlandse el. De prijs was een door de Prins uitgeloofde gouden zweep en ƒ300,—. In 1846 volgden de koersen voor tweespannen voor een beugelsjees. Hoe groot de belangstelling van ons Koninklijk Huis voor de paardensport bleef, bleek uit het 2-daags bezoek van Willem III in april 1852 aan Friesland, waar de Koning aan Toede van der Werf uit Twijzel — de winnaar uit 31 deelnemers — een juwelen ring schonk en een dag later te Akkrum het huis bezocht, dat vroeger toebehoorde aan Jentje Klazes de Groot en Sake Meintes Visser en toen aan Rinse Wybe van der Vegt. In dit huis bezichtigde de Koning een verzameling van meer dan honderd gouden en zilveren zwepen en andere fraaie prijzen, “gedeeltelijk vereerd door Koningen en Vorsten”.
Deze prijzen waren gewonnen door de harddravers van genoemde eigenaren, die als rijder voor hun paarden de toen befaamde Wouter van der Meulen hadden. Een groot deel van deze unieke verzameling is afgestaan aan het Fries Museum.
Met de komst van de buitenlandse en snellere dravers wint de langebaansport steeds meer terrein en verdwijnen uit vele plaatsen de korte banen. Woestduin, Clingendael, Bussum, Breda worden de grote centra, waarop gedraafd en gerend wordt. Merkwaardig is daarbij dat het met de traditie van de Gouden Zweep dan ook naar het einde loopt. Aanvankelijk werd beweerd dat in 1887 de laatste Gouden Zweep werd verreden, omdat — zoals het verhaal wil — Koning Willem III aanstoot had genomen aan het feit, dat de Friese gemeente Schoterland de eerste sociaaldemocraat naar de Tweede Kamer had afgevaardigd. Dit strookt echter niet met de feiten, want in 1891 werd door het paard Marianne van S. Witteveen uit Rauwerd nog een zweep gewonnen en op 18 juni 1892 won Jonge Thabor II nog een Koninklijke prijs. Daarna verdwijnt de Gouden Zweep, die zo onverbrekelijk aan de Nederlandse drafsport is verbonden, uit het beeld van het steeds toenemende koerswezen. Nog slechts een enkele keer wordt op initiatief van een baanvereniging een zweep uitgeloofd, doch de glans en luister van weleer ontbreken hieraan.
Vooral na de terugkeer van de totalisator in 1949 is meermalen geprobeerd het instituut ‘Gouden Zweep’ te herstellen. Pas een in 1955 opnieuw genomen initiatief leidde tot het resultaat dat nog in hetzelfde jaar Prins Bernhard, op renbaan Mereveld bij Utrecht, de uit 1882 daterende originele Gouden Zweep aan de winnaar kon uitreiken. En sindsdien is de draverij om de Gouden Zweep één van de hoogtepunten in ieder drafseizoen. Een van de mooiste tradities uit een eeuwenoude sport werd door het Koninklijk Huis weer tot nieuw leven gebracht.
"Courses de Bussum". Het vertoont o.a. een paard dat zijn berijder was kwijtgeraakt, maar desondanks
|