Bussums Historisch Tijdschrift 24/2 (augustus 2008) pag. 20-26
Bussum en de Olympische Spelen van 1928
Hans Jonker
Klik hier voor de pdf van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
Het is natuurlijk geen toeval. Rondom de wisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw ontwikkelt de sport zich tot een activiteit die een eigen plaats in de maatschappij inneemt. En in die periode wordt een Griekse traditie nieuw leven ingeblazen door de hervatting van de Olympische Spelen (1896).
Ook in het forensendorp Bussum is de snelle opkomst van de sportbeoefening te zien. In 1901 wordt de Gooische Hockey Club opgericht en krijgt het dorp een zwembad, in 1905 ontstaat de eerste gymnastiekvereniging. Snel volgen Bussumse verenigingen voor sporten als voetbal en korfbal.
In de twintiger jaren van de vorige eeuw verandert vervolgens de houding van de lokale overheid en wordt het particuliere initiatief voortaan ondersteund. Overal worden zogenaamde gemeentelijke sportparken ingericht. Bussum opent aan de Meerweg een voor die tijd uiterst modern sportcomplex.
Het is in deze periode dat Amsterdam de Olympische Spelen van het jaar 1928 krijgt toegewezen. De Spelen hebben in die jaren – naar de maatstaven van nu – een kleinschalig karakter, het amateurisme is onomstreden en de commerciële waarde van sport is nog maar net ontdekt. In die twintiger jaren is een evenement als dit van een ongekende omvang en bestaat er nog weinig ervaring met het organiseren en financieren van deze internationale sportontmoetingen. Met steun van velen lukt het de Olympische Spelen te doen slagen. Ook Bussum draagt daar een steentje aan bij.
De eerste contacten
“Algemeen wordt in Nederland de groote waarde der lichamelijke opvoeding meer en meer erkend; vele gemeentebesturen stellen daarvoor, behalve gymnastieklokalen, terreinen beschikbaar waar de openlucht-spelen kunnen worden beoefend; het paedagogische, physiologisch en psychologisch nut van gezonde ontspanning, van regelmatige en geregelde beweging, van opwekkend spel, van heilzame oefeningen wordt door alle deelnemers beaamd en voorgestaan.” Aldus de opening van een brief waarin het Nederlandsch Olympisch Comité in april 1923 de gemeente Bussum benadert. “Een onmisbaar deel dezer oefeningen, omdat zij den prikkel tot oefening niet alleen verhoogen, maar ook karaktervormend zijn, maken de wedstrijden uit. Om deze reden hebben de grootsche wedstrijden die geregeld om de 4 jaren worden gehouden – de Olympische Spelen genaamd – een groote beteekenis; zij brengen eene keurbende van “amateur”-athleten uit de geheele wereld te zamen.” (voetnoot 1).
Het NOC vraagt alle gemeentebesturen om financiële ondersteuning van de deelnemers aan de Olympische Spelen in Parijs (1924), en stelt de besturen voor een klein bedrag (tussen de 5 en 200 gulden) te doneren om deelname mogelijk te maken. Het is de eerste kennismaking van het Bussums college van burgemeester en wethouders met het internationale evenement. Hoe zij reageerden op het verzoek is niet meer te achterhalen.
Financiering
Nog in datzelfde jaar – dus nog voordat de Spelen in Parijs plaatsvinden – wordt de gemeente Bussum verzocht mee te werken aan de vorming van een lokaal Olympisch Comité. Het gemeentebestuur voelt hier weinig voor. Burgemeester De Bordes antwoordt het NOC “dat, naar mijne mening, het oprichten van de door U bedoelde plaatselijke commissie meer eigenaardig behoort uit te gaan van een vooraanstaand persoon uit de sportkringen dan van den Burgemeester”. (voetnoot 2)
Blijkbaar wordt deze suggestie ook door lokale sportliefhebbers gehoord en ter harte genomen, want De Bordes brengt een jaar later, in mei 1925, een aantal geïnteresseerde Bussumse particulieren met elkaar in contact om samen dat plaatselijke comité te vormen.
Via winkels en door huis-aan-huis-verkoop
|
Als de toewijzing van de Spelen aan Amsterdam een feit is, worden door het Nederlandsch Olympisch Comité twee trajecten uitgezet: voor de organisatie wordt een beroep gedaan op de landelijke sportbonden, en voor de financiering worden naast de overheid vooral veel particulieren benaderd. Als blijkt dat ‘Den Haag’ afziet van meebetaling en de gemeente Amsterdam haar bijdrage sterk beperkt, wordt deze particuliere geldstroom steeds belangrijker. Verschillende acties worden georganiseerd, waarbij met name door de massale intekening op een door de gemeente Amsterdam verstrekte ‘premielening’ ter grootte van vijf miljoen gulden de Olympische Spelen van 1928 mogelijk zijn geworden. De burgemeester van Bussum schat het welslagen van een geplande lokale Spelen van 1928 ter grootte van vijf miljoen gulden de Olympische Spelen van 1928 mogelijk zijn geworden.
De burgemeester van Bussum schat het welslagen van een geplande lokale inzamelingsactie laag in:
“Het streven, van particuliere zyde gelden byeen te brengen tot het doen slagen van de Olympische Spelen te Amsterdam in 1928, vind ik zeer sympathiek; ik acht den wensch om tot oprichting van een plaatselijk comité te geraken alleszins verdedigbaar. Wel behoort daarby te worden overwogen, dat thans door de in dagbladen en door vereenigingen geopende inschrijvingen ruime gelegenheid bestaat, bedragen voor het doel beschikbaar te stellen, en dat in eene gemeente van de grootte van Bussum, waarvan zoovele ingezetenen bereids in Amsterdam de gelden, die zy voor dit doel wenschen af te dragen, zullen hebben gestort, niet op belangryke inschryvingen kan worden gerekend.” (voetnoot 3)
Het resultaat van de inzamelingsactie
|
Het Bussumsche Olympisch Comité slaagt erin, onder meer door de verkoop van een groot aantal zegels ter waarde van tien cent, een totaalbedrag van bijna 500 gulden bijeen te brengen.
Sportieve gebaren
Al in 1924 is door de gemeente Bussum contact gezocht met het Nederlandsch Olympisch Comité. De notulen van de vergadering van burgemeester en wethouders op 19 augustus 1924 vermelden: [Besloten wordt]“in verband met de in 1928 in Nederland te houden Olympische Spelen, de aandacht van den voorzitter van het Nederlandsch Olympisch Comite te vestigen op de uitnemende gelegenheid voor het spelen van wedstrijden, welke de modern ingerichte terreinen van het gemeentelijk sportpark en de nieuwe lawntennis-banen, alsmede de zweminrichting bieden, en naar aanleiding daarvan mededeeling te verzoeken, of het Bussumsche sportpark voor het houden van wedstrijden in aanmerking zal komen”. (voetnoot 4)
Het gemeentebestuur is niet op de hoogte van het strikte uitgangspunt van het Internationaal Olympisch Comité om de Spelen zo veel als maar mogelijk geconcentreerd op één locatie te laten plaatsvinden. Het Nederlandse comité slaagt er ook daadwerkelijk in om op en rondom het terrein aan de zuidkant van Amsterdam dit principe te realiseren. Alleen organiseert het de zeilwedstrijden op de toenmalige Zuiderzee, het wegwielrennen op de Veluwe, en een deel van het ruitertoernooi in het Gooi.
Aan het begin van het Olympisch jaar 1928 doet het Bussumse college van b&w opnieuw een handreiking aan de sporters. In haar vergadering op 13 januari wordt besloten “de Bussumsche Voetbalvereeniging “Allen Weerbaar” op haar brief van 11 januari 1928 te antwoorden dat Burgemeester en Wethouders zeer zeker bereid zijn aan deelnemers aan voetbalwedstrijden, uitgaande van de Olympische Spelen 1928, gelegenheid te geven zich in het sportpark, alhier, te oefenen, en dat het hun voor eene definitieve regeling die aangelegenheid het beste voorkomt, dat genoemde vereeniging de Olympische subcommissie voor voetbal in overweging geeft zich terzake tot Burgemeester en Wethouders te wenden”.(voetnoot 5)
Van een vervolg op dit gebaar is in de gemeentelijke archieven niets te vinden. Ook in de lokale en regionale kranten, die toch zeker over de aanwezigheid van trainende buitenlandse voetballers zouden rapporteren, ontbreekt elk bericht.
Organisatie
Een belangrijk element van de Olympische Spelen vormt in die tijd het ruitersportgedeelte. Zoals nu de centrale plaats van de atletiek wordt gesymboliseerd door de marathon als slotwedstrijd te plannen, zo worden in 1928 de Spelen besloten met een hippisch evenement. Ongetwijfeld hangt deze accentuering samen met het milieu waarin de moderne Olympisch Spelen tot stand zijn gekomen. De leiding van de Spelen is jarenlang in handen van een besloten wereld, bestaande uit adelijken (waaronder enkele vorstenhuizen), steenrijke families en (daaruit voortkomende) militaire hogere rangen. Als het Nederlandsch Olympisch Comité voor de organisatie van de verschillende onderdelen een beroep doet op de nationale sportbonden, wordt voor de ruitersport uiteraard de Nederlandsche Hippische Sportbond te Den Haag ingeschakeld. De toegang tot het evenzeer gesloten milieu van de NHS is voorbehouden aan een beperkte groep geestverwanten. De directeur van het nieuwe Sportpark in Hilversum, L.C.van Lookeren Campagne, behoort tot deze groep. Deze overijverige en overenthousiaste (en Haagse!) bestuurder slaagt erin via informele contacten een gedeelte van de ruiterspelen in en rondom zijn Sportpark te laten plaatsvinden. In een artikel in het Hilversums Historisch Tijdschrift Eigen Perk wordt deze inspanning uitvoerig beschreven. (voetnoot 6)
Het officiële verzoek om medewerking aan b&w van Bussum van het (landelijke)
|
Van Lookeren Campagne doet veel moeite om het Hilversums gemeentebestuur voor zijn kar te spannen. Enige afbreuk op zijn persoonlijk succes is niet te verdragen, zo blijkt uit één van de vele brieven die de gemeente ontvangt: “Ik vestig er Uwe aandacht op, dat de Gemeente Bussum een Steeple-baan heeft, die met een bedrag van F.22000,-in orde te maken is. Dit bedrag zal echter evenwel ook kunnen worden aangewend door het N.O.C. om de baan in het Sportpark bruikbaar te maken. De Secretaris [van de Nederlandsche Hippische Sportbond] voornoemd, zal in deze richting onderhandelingen aanknopen met het N.O.C. Ik zou het al zeer onaangenaam vinden, indien ik het behaalde succes met Bussum moest deelen en heb ik mijne medewerking in deze direct ontzegd”. (voetnoot 7)
Binnen twee maanden moet de hyperactieve – inmiddels voormalige – Sportparkdirecteur (om medische redenen is hij in januari op non-actief gesteld) uit zijn vriendschappelijk contact met de NHS rapporteren: “Door dezen bericht ik U, dat in den boezem van het bestuur v/d Ned.Hipp.Sportbond besloten is, een voorstel te doen voor een gedeelte der Olympiade 1928 te Hilversum te houden. Men stelt zich dit als volgt voor: (…) c. de steeple zou in ’t Sportpark gereden worden, indien er een baan was, anders zal er gebruik gemaakt worden van de oude baan in Bussum”. (voetnoot 8)
En inderdaad, in maart 1926 wordt de gemeente Bussum officieel gevraagd te overwegen een van de Olympische wedstrijden op haar renbaan te laten plaatsvinden. Verwezen wordt naar het aanbod uit augustus 1924. “De aandacht van de [sport-technische] Afdeeling is daarbij gevallen op de renbaan in Uwe Gemeente, die nog in goeden toestand schijnt te zijn, doch waarvan de beschikbaarstelling zou worden tegengehouden door een eigenaar of pachter van een deel der gronden.” (voetnoot 9)
Kennelijk is het Nederlands Olympisch Comité geïnformeerd over de situatie, waarin de heidegronden in eigendom zijn van de Vereniging Stad en Lande, die het renbaanterrein in 1882 voor beperkte tijd in huur heeft gegeven. Een huurtermijn die weliswaar al lang verstreken is, maar nog niet – zoals overeengekomen – in het in oude staat brengen van de heide heeft geresulteerd. In de archieven van de gemeente Bussum en van de Vereniging Stad en Lande ontbreekt correspondentie over de manier waarop deze complicatie is opgelost. Feit is dat de Bussumse renbaan deel gaat uitmaken van het Olympisch parcours, dat er een aantal hindernissen wordt opgebouwd met hekken en aarden wallen, en dat de tribunes in orde worden gebracht. Wie zorg heeft gedragen voor deze opknapbeurt en wie de kosten heeft gedragen blijkt niet te achterhalen.
De Bussumsche Courant 19 juli 1928 |
Toerisme
Voorafgaand aan de augustusdagen 1928 wordt op een – naar huidige maatstaven – zeer bescheiden schaal een campagne opgezet om de bezoekers aan de Spelen te verlokken ook de toeristische attracties te bezoeken in de omgeving van het evenement.
De Bussumsche Courant 21 juli 1928 |
De gemeente Bussum wordt verschillende keren benaderd door commerciële ondernemingen om deel te nemen aan zulke promotieacties. Het gemeentebestuur wijst alle participatie in brochures en fotoboeken af en laat de ‘marketing’ geheel aan particulieren over. Ook de voor de deelnemers en voor de journalisten georganiseerde excursies gaan aan Bussum voorbij.
Voor zover dit is na te gaan is ook de Bussumse horeca niet actief in het interesseren van de bezoekers in een verblijf in de hotels of een bezoek aan een van de vele restaurants en cafés. Wel adverteert een enkele plaatselijke ondernemer met een Olympisch accent.
De vier dagen in augustus
Het Olympisch ruitertoernooi van 1928 kent drie onderdelen: de wedstrijd voor dressuurruiters, de wedstrijd voor hindernisruiters en de zogenoemde samengestelde ruiterwedstrijd. Dit laatste onderdeel bestaat uit een dressuurproef, een uithoudingsproef en een springproef. Alle wedstrijden worden gehouden in het stadion in Amsterdam, met uitzondering van het eerste en tweede gedeelte van de samengestelde wedstrijd.
De Gooi- en Eemlander 9 augustus 1928 |
Deze samengestelde wedstrijd is een bijzonder tijdrovende aangelegenheid. Niet alleen moeten alle paarden eerst gekeurd worden, de wedstrijd zelf wordt verreden door het beurtelings vertrekken van de tientallen deelnemers met een tussentijd van enkele minuten. Het afleggen van het parcours van de uithoudingsproef neemt dan enige uren in beslag. Het vervoer van de paarden vanuit hun stallen in de wijde omgeving van Hilversum en (per trein) tussen Hilversum en Amsterdam neemt ook veel tijd. Dit betekent dat er van de organisatie vier lange dagen van logistieke inventiviteit gevergd worden, en van de bezoekers het goed geïnformeerd zijn over wat wanneer op welke plaats te zien is.
Op donderdag 9 augustus vinden de dressuurproeven plaats in het Sportpark in Hilversum, op vrijdag 10 augustus de uithoudingsproeven in de omgeving richting Bussum en richting Lage Vuursche. Op zaterdag 11 augustus zijn er opnieuw dressuurproeven in het Sportpark, en op de slotdag zondag 12 augustus het springconcours in het Amsterdamse Olympisch stadion.
“In Bussum reeds viel het te merken, dat er in Hilversum iets gebeuren ging; stampvolle autobussen vertrokken van den Brink; tal van auto’s snorden over den Bussummergrintweg en een ontelbaar aantal fietsers volgde de route naar Hilversum.” meldt De Gooi-en Eemlander over de eerste wedstrijddag. (voetnoot 10)
Het parcours van de in het Gooi gereden onderdelen
|
Het op vrijdag gereden onderdeel wordt in de verschillende kranten gedetailleerd uitgelegd. De toeschouwers zien vanaf de vroege ochtend de ruiters met een tussenruimte van enkele minuten vanuit Hilversum naar de Bussumse renbaan komen, daar twee keer een parcours over een aantal ‘natuurlijke’ hindernissen afleggen en dan weer richting Hilversum en verder doorrijden.
Een ooggetuigenverslag in de Gooi- en Eemlander geeft een fraaie indruk van het verloop van deze dag:
”Encore deux minutes”, ”noch zwei Minuten” klinkt het van den starter. Une minute… de ruiter doet z’n paard tot vlak bij de vlag komen. “Allons!” en onder luid handgeklap van de menigte schiet het fraaie dier snel naar voren. De groote rit door het Gooi, waaraan een vijftigtal ruiters deelnamen, is begonnen!”(…)
”Langs het Nimrodpark en den buitenkant van het Spanderswoud loopt het eerste gedeelte van het wegparcours tot aan de oude renbaan onder Bussum. Een afstand van 7 K.M.. Bij den Bussummergrindweg zien wij eenige ruiters oversteken; ze rijden in matigen draf. Dan bereiken wij met de auto langs een mullen zandweg de plaats, waar de steeple-chase gereden zal worden. De wagen zwoegt moeizaam tegen een heuvel op en dan ineens ligt de uitgestrekte heide voor ons.” (…)
”Niettegenstaande het vroege uur is de belangstelling buitengewoon groot en steeds groeit de menigte aan.”(…) “Telkens zien wij in de verte een ruiter opdoemen en het lijkt alsof hij door het water komt aansnellen. Tweemaal moeten de dieren den afstand van 4 K.M. afleggen; de hindernissen bestaan uit aarden wallen en hekken. Tal van paarden nemen ze onberispeljk; er zijn er ook bij, die met voor-en achterpooten tegen de borden aanslaan. Valpartijen komen intusschen niet voor. Het is wel het puikje van de ruiters uit de verschillende landen”(…) “Het tweede gedeelte van het 15 K.M. lange wegparcours is begonnen. Ook wij moeten verder om de ruiters te zien passeren”. (voetnoot 11)
De Nieuwe Bussumsche Courant,
|
Koninklijk bezoek
De belangstelling van de koninklijke familie voor de Olympische Spelen is groot. Drie generaties (de oude koningin Emma leeft nog, de jonge prinses Juliana is net negentien geworden) ontvangen de deelnemers en leggen bezoeken af aan de wedstrijden en aan de vele recepties. Op vrijdagochtend 10 augustus wordt Bussum met een bliksembezoek vereerd.
Burgemeester De Bordes staat om zeven uur (!) klaar bij de Gooische Boer. “[Koningin Wilhelmina en prinses Juliana] werden na een korte begroeting in snelle vaart door Bussum langs Huizerweg, Kerkstraat en Brinklaan naar de overzijde van het viaduct gereden en via den overweg bij de watertoren werd de heide bereikt. Hier werden de auto’s verlaten en langs het fietspad wandelden koningin en prinses met gevolg naar het terrein der spelen. Niettegenstaande het vroege morgenuur was er zeer veel publiek aanwezig, waaronder veel buitenlanders.” (voetnoot 12)
Achteraf
Onder de kop “Het Olympische Gooi. De verwachting en de werkelijkheid” maakt de Nieuwe Bussumsche Courant in de laatste week van de Spelen alvast de balans op: “Eenige maanden geleden had men zich ook in het Gooi een grootsch beeld ontworpen van de emoties, welke het Gooi bij de Olympische Spelen zou beleven. Het aantal vreemdelingen dat Amsterdam zou bestormen, zou zoo groot worden dat de hoofdstad letterlijk zou overloopen en al wat geen plaats kon krijgen zou in het Gooi terecht komen. Bovendien zouden de ruiterwedstrijden te Hilversum zulk een geweldige stroom tot zich trekken, dat elk hotel en elk pensionnetje overkropt werd met gasten en dagelijks zouden zich lange files van auto’s en touringcars over de Gooische wegen spoeden.”
Maar de Spelen zijn nog niet afgelopen en je weet maar nooit. “Misschien dat ons dit nog allemaal wacht in het volgende etmaal. Anderzijds is de veronderstelling niet te stoutmoedig dat we tot de volgende Amsterdamsche Olympiade zullen moeten wachten. De cynici, de nuchteren hebben gelijk gekregen.” (voetnoot 13)
In de literatuur over de Olympische Spelen van 1928 bestaat een opvallend gebrek aan overeenstemming over de mate van welslagen van het evenement. Over de sportieve prestaties bestaat tevredenheid, evenals over de organisatie. Maar over de bereikte bezoekersaantallen en zeker over het uiteindelijk financiële resultaat verschillen de terugblikken.
Eenzelfde onbestemdheid blijft hangen rondom het evenement bij Bussum. Misschien is een nuchtere conclusie ook helemaal niet nodig. Op z’n minst kan gezegd worden: het is gewoon even leuk geweest.
Noten
- Brief NOC aan b&w Bussum d.d. april 1923, Archief gemeente Bussum 1919-1989, dossiernr. 7007
- Brief burgemeester De Bordes aan secretaris NOC d.d. 7 februari 1924, Archief gemeente Bussum 1919-1989, dossiernr. 7007
- Brief burgemeester De Bordes aan P.C.J. Kiës d.d. 14 mei 1925, Archief gemeente Bussum 1919-1989, dossiernr. 7007
- Notulen vergaderingen b&w 1924, Archief gemeente Bussum 1919-1989
- Notulen vergaderingen b&w 1928, Archief gemeente Bussum 1919-1989
- C.M. Abrahams & A. van der Schuyt, ‘Hilversum, het Olympisch dorp van 1928’, Eigen Perk, 1996-3
- Brief A.L. van Lookeren Campagne aan b&w Hilversum d.d. 23 december 1925, Archief gemeente Hilversum
- Brief A.L. van Lookeren Campagne aan b&w Hilversum d.d. 26 februari 1926, Archief gemeente Hilversum
- Brief NOC aan burgemeester d.d. 4 maart 1926, Archief gemeente Bussum 1919-1989, dossier 7007
- De Gooi-en Eemlander, 9 augustus 1928
- De Gooi-en Eemlander, 11 augustus 1928
- De Gooische Post, 11 augustus 1928
- De Nieuwe Bussumsche Courant, 9 augustus 1928
Baanrecords
Het baanrecord van de Lange Heul werd op 5 augustus 1882 gevestigd:
1.42.8 min. door het paard Biegoway met O. Stechow als pikeur.
Het baanrecord op Cruysbergen werd op 10 juli 1904 gevestigd:
1.37.1 min. door Troubadour met P.J. Doeleman als pikeur.
Na de baanverlenging in 1905 werd het nieuwe record op 9 juni 1907 gereden:
1.30.9 min. door Baladin met wederom P.J. Doeleman als pikeur.
Cruysbergen had ook de primeur van de deelname van de eerste Nederlandse vrouwelijke pikeur aan draverijen.
Op 28 mei 1908 reed mej. E.C. Kuijs met haar paard Locomotief in de Derby II.