Bussums Historisch Tijdschrift 27/1 (februari 2011) pag. 3: Voorwoord
Wat vindt u in dit nummer?
Van de redactie
Onderstaande illustratie is aanklikbaar voor een vergroting.
Klik hier voor de pdf van dit Voorwoord.
In dit nummer geen speciaal thema. Af en toe zijn er bijzondere artikelen of artikelen naar aanleiding van bepaalde gelegenheden die we niet in een themanummer kunnen plaatsen. Die zijn dit keer bij elkaar gevoegd en hebben weer een interessant blad opgeleverd.
De actualiteit wordt aangeroerd in het artikel van Chris Leenders over het pand De Vonk. De tentoonstelling van de Historische Kring en de dreigende sloop waren aanleiding in het verleden van het pand te duiken. Dat begint bij familie De Vonk en loopt via kunstenaarscentrum De Vonk naar de sloopplannen van 2010. Een andere bijzondere aanleiding is het 100-jarig bestaan van de Gooische HBS/Goois Lyceum in 2011. Er komen nog allerlei activiteiten en een jubileumboek, maar Paul van Straelen geeft vast een overzicht van de geschiedenis van de school vanaf het metselen van de eerste hoeksteen in 1911.
Leden van sociëteit ‘Onder Ons’ bijeen in de tuin van de Rozenboom omstreeks 1900( foto coll. M. Heyne)
|
De Geschiedenis van Bussum blijft mooie verhalen opleveren. Martin Heyne publiceerde al eerder delen in dit blad. In dit achtste deel gaat hij in op het culturele leven in Bussum tussen in 1874 en 1914. Hij beschrijft de opkomst en ondergang van diverse zang-, muziek- en toneelverenigingen.
Alexander Overdiep kijkt op een andere manier naar Bussum. Na eerdere beschrijvingen van opschriften en naamborden, zijn nu de huisnummers aan de
beurt.
De straat van Nel Krijnen-van Gog heeft een lange historie. Ze laat zien hoe een stukje grond in de Achterbuurt al eeuwen lang door dezelfde familie bewoond wordt. Het wel en wee van de familieleden en hun erfenissen komen aan bod. Het laatste stuk in dit blad, tenslotte, wijkt af van de gebruikelijke geschiedenissen.
Rudolf Geel port ons op na te denken over de ‘historische sensatie’, en dan speciaal in Bussum. Hij eindigt met een oproep die bijzondere historische plaatsen in kaart te brengen.