Bussums Historisch Tijdschrift 26/2 (mei 2010) pag. 34-35
In en om herberg De Orangeboom anno 1783 (deel 4)
Nel Krijnen-Van Gog
Illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
Klik hier voor de pdf van dit artikel.
Door een inbraak, gepleegd in 1783, en het proces verbaal dat naar aanleiding daarvan door twee dienaren van justitie en een timmerman is opgemaakt, komen we heel wat te weten over herberg De Orangeboom en het leven in die tijd.
Zicht op de Brink vanuit herberg De Orangeboom, door S. Goblé, 1784.
|
De inbraak in De Orangeboom vond plaats in de nacht van maandag 4 augustus. Zowel de gedupeerden als getuigen legden uitvoerige verklaringen af. De bewoners van de herberg Uitgehangen de Orangeboom waren Matje Willems, weduwe van Jan Post, haar dochter Elisabeth en haar schoonzoon Teunis Ebben. Op dinsdag 5 augustus, aan het einde van de middag, kwamen Rijk Hogenbirk en Jannes Snelling, beide dienaar van justitie, met de timmerman Bruijn Barneveld uit ‘s-Graveland, vanwege de inbraak op inspectie.
Hun bevindingen waren: “dat in de zuid-oosthoek van de herberg, langs de weg, vijf voeten van de grond een klein glazen raam was. Gesloten van buiten met een groen geverfd houten luik”. Ze konden duidelijk zien dat er met een plat ijzer of beitel tussen het wit geverfde kozijn en het luik was gestoken. Ook constateerden ze dat het luik van binnenuit maar met één haak aan de bovenzijde gesloten was geweest; de onderste haak moet al eerder zijn afgebroken.
De glazen in het raam waren in lood gezet, het onderste deel van de tweede ruit was gebroken en met papier beplakt. De inbreker hoefde na het openbreken van het luik alleen maar zijn hand door het papier te steken waarna hij de wrevel waarmee het raam gesloten was, kon omdraaien. Zo kwam de dief in een vertrek naast het voorhuis. Het vertrek had wit gepleisterde muren. In het voorhuis was een bedstee; hierin sliep Matje Willems. Elisabeth en haar man sliepen in een bovenkamer.
Herberg De Rozenboom, door Jan van Ravenswaay, 1859. Coll. Stads-en streekarchief Naarden |
In de getuigenverklaringen lezen we dat Elizabeth de avond van de 4e augustus tussen half negen en negen uur de ramen had gesloten, de deur van het vertrek naar het voorhuis had opengelaten en haar moeder in de bedstee had geholpen. Zelf is zij naar de bovenkamer gegaan. Haar man was pas om elf uur thuisgekomen en naar bed gegaan. Toen zij de volgende ochtend om zes uur was opgestaan en beneden kwam, zag ze dat “de voordeur was aangeschoven en het glazen raam en venster wijd open stonden”. In het vertrek bezijden het voorhuis, waar de familie gewoonlijk de dag doorbracht, was de Friese bonte boezelaar waar ze haar naaimand mee had afgedekt weggenomen.
Eveneens miste ze:
-een nieuw genaaid vrouwenhemd, een al gesneden maar nog niet aaneen genaaid linnen vrouwenhemd;
-een gaaze merklap waarop het gehele alfabet, een boerin met melkemmers en andere figuren in verschillende kleuren garen en de letters F.R.;
-zes linnen trekmutsen waarvan de anquètten waren afgetornd;
-twee witte zakdoeken met rode gestreepte rand met een letter L in het midden;
-drie rode mans-stropjes en een rood bont stropje dat Jacob Raven had gegeven om na te maken.
Verder nog drie naaldenkokers, enig garen en saijet. Van een klein tafeltje dat in de hoek van de kamer tussen de twee ramen stond, miste ze een Rooms gebedenboekje genaamd de Sonnetlom met een koper krapje. Van het tegenover het schuifraam in de hoek van het vertrek staande kastje stonden de deurtjes open. Hieruit miste ze een paar koperen boekweitschalen. Deze behoorden aan Roel de Lange, wiens koren daags daarvoor in De Orangeboom was geveild. Ook miste ze een paar vierkante zilveren vrouwengespen met zilveren tong en beugel en een kerkboekje met een zwart chigrijne band met zilveren krapjes gemerkt met MW, het ander met L.P. met op het eerste blad geschreven Lijsbeth Post. Ook was er uit dit vertrek een roodkoperen theeketel verdwenen.
Toen zij naging wat ze zoal miste, kwam er een zekere jood, Salomon Hartog de stal ingereden. Hij kwam met zijn kar uit Hilversum. De man woonde in Maarssen en handelde in loterijbriefjes. Hij hielp haar buitenshuis zoeken en vond onder het openstaande hoekvenster in het zand haar schaar en een koperen priem met een rond oog. Ook vond hij de afgebroken spijker.
De Bussumer Cors Voorthuijzen verklaarde dat hij de avond van 4 augustus barrevoets knollen gezaaid had. De akker, gehuurd van Jan van der Meer, lag ten westen van de herberg. De volgende morgen ontdekte Cors daar afdrukken van mannenschoenen. Het spoor liep van de westkant van de herberg tot in de eiken houtwal. Lammertje Jacobs Heerschop, die ook in Bussum woonde, verklaarde dat zij ‘s morgens om vier uur ging melken en aan het voetpad een blauwe saijette draad zag. Ze had hem om haar hand gewikkeld en vervolgde “dat dezelve schuin aan op de herberg de Oranjeboom aanliep en toen vervolgens voortgaande nabij het spoor welk van ’s Graveland koomende voorbij het voorn huijs de grote weg kruist”.
Teunis Ebben bevestigde de verklaring van zijn vrouw. Teunis verklaarde zelf die avond na negen uur naar Jan van den Berg en Jan Everts te zijn gegaan om een voer stroo te kopen, die hij de andere dag naar Ankeveen moest brengen. Hij zei dat hij om elf uur het huis binnenkwam door de voordeur en deze daarna vergrendeld had. Ook de twee gebedenboekjes waren Teunis bekend, omdat zijn schoonmoeder die dagelijks gebruikte. Een gebedenboekje met een koper krapje had hij zelf die zomer in Kevelaar gekocht.
Door deze akten zijn we veel te weten gekomen over hoe De Orangeboom eruit zag en wat men in die tijd deed. Het moet een uithangbord hebben gehad en ruiten met glas in lood, met daarvoor groen geschilderde luiken. Verder bleek dat er al openbare veilingen werden gehouden. Het was niet ongewoon op bedevaart naar Kevelaar te gaan, waarschijnlijk met paard en wagen zijn. En ook toen al kon men een gokje wagen door bij Salomon Hartog een loterijbriefje te kopen. Zo heeft de inbraak toch nog iets positiefs opgeleverd.
Bron
-Stads- en streekarchief Naarden, ORAN Inv.3099, akte 41,42.
Eerdere en latere artikelen in dit blad over de Orangeboom en de Rozenboom van dezelfde auteur:
- deel 1: Herbergier in Bussum, Bussums Historisch Tijdschrift 22/3 (2006) 21-23
- deel 2: Van herberg tot hotel-café-restaurant, Bussums Historisch Tijdschrift 24/1 (2008) 16-21
- deel 3: Bussums Historisch Tijdschrift 25/1 (2009) 14-21
- deel 5: Herbestemming De Rozenboom, Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 27, nummer 2 (augustus 2011), pag. 31-35
Nel Krijnen-van Gog (Bussum, 1944) heeft altijd veel interesse gehad in de geschiedenis van Bussum en zijn bewoners. Vanaf 1979 is ze medewerkster bij de Nederlandse Genealogische Vereniging. In 1984 werd ze lid van de Historische Kring Bussum en is nu met veel plezier gastvrouw bij de HKB op de vrijdagmiddag.