Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 26/3 (augustus 2010) pag. 4-13


De Bussumse Waterleiding Maatschappij 

Chris Leenders

Illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
Klik hier voor de pdf van dit artikel.

Op 14 mei 2010 bestonden de Bussumse waterleiding en watertoren 112 jaar. In dit artikel wordt verteld hoe ze zijn ontstaan en wat er in grote lijnen met de waterleiding is gebeurd.

   
 Watertoren Bussum, 1898
 
 
Watertoren Bussum, 1900
 

Tot 1853 moest elk gezin zijn watervoorziening zelf verzorgen. Ten behoeve van lichamelijke verzorging, huishoudelijk werk, spijstoebereiding en drinkwater werd regenwater van eigen dak, uit regenbak of eigen gegraven put gebruikt. Voor schrobwerk aan stoep en pui werd gebruik gemaakt van water uit grachten en vaarten.

De drinkwaterleiding van Amsterdam werd in 1851-1853 als eerste centrale drinkwatervoorziening in Nederland aangelegd. Na de cholera-epidemie van 1866 benoemt Koning Willem III een commissie om een onderzoek in te stellen naar: “het drinkwater in de div. gemeentes en naar de middelen ter voorziening in de behoefte aan zuiver drinkwater”.

Een eerste burgerinitiatief

In 1888 komt het eerste burgerinitiatief om in Bussum een waterleiding aan te leggen. De initiatiefnemers zijn de heren H.J. Schimmel, J.G. van Ingen, J.H. van der Meulen LCzn, A.G. Heineken Dzn., de toenmalige commandant van de Bussumse vrijwillige brandweer, de dichter dr. J.M. Clinge Doorenbos en J.H. Kruijt. Op 12 november 1888 richten zij zich tot de inwoners met een circulaire, waarin zij voorop stellen “dat er in Bussum weliswaar vele goede wellen zijn, maar het aantal minder goede en slechte is nog veel groter” en “naar mate de gemeente meer bevolkt wordt, wordt ook het gevaar van verontreiniging van de bodem, en daardoor het bederf van het drinkwater steeds groter”. De aanleiding voor deze circulaire is het feit dat onder Hilversum ten behoeve van de gemeente Nieuwer-Amstel een bronwaterleiding tot stand is gekomen. Op een zeer eenvoudige wijze zou een aftakking van het buizenstelsel naar Bussum gebracht kunnen worden tegen zeer billijke tarieven.

   
 
 Watertoren Bussum, 1902

De commissie richt zich ook tot de gemeenteraad om medewerking maar pas in 1889 komt het verzoek in behandeling. Een der raadsleden, de heer J.Th. Platte, wijst erop dat het welwater in Bussum niet slecht is en dat de burgers en boeren en de blekers helemaal geen behoefte hebben aan een waterleiding. De heer Platte ontkent de noodzaak van een waterleiding maar hij erkent wel de wenselijkheid ervan, vooral omdat een waterleiding voor besproeiing een groot gemak is. Al met al mag een waterleiding geen grote financiële offers van de gemeente vergen. Hij spreekt de hoop uit dat de “waterleiding nooit den belastingschuldige het water uit de ogen moge persen”. De gemeenteraad besluit ten slotte het verzoek tot aansluiting op de bronwaterleiding van Nieuwer-Amstel af te wijzen.

De zuiverste kwaliteit

Een aanvraag van de heren H.L. Seveke en A.J. Mouw in mei 1891 voor de aanleg en exploitatie van een bronwaterleiding wordt ook afgewezen. Maar de aanhouder wint. Th. van den Broek en G.W. van Barneveld Kooij, kooplui uit Amsterdam, hadden al eerder in verschillende plaatsen in Nederland concessies gekregen.

Zij richten zich tot de gemeente Bussum met een verzoek om proefboringen te mogen maken binnen de gemeentegrenzen. In de raadsvergadering van 17 oktober 1895 wordt hun een voorlopige concessie verleend. De gewone Bussumse burgerij is het daar niet mee eens. De pomp is wel zo goedkoop en het water is volgens hen goed. Waarom buizen leggen en kranen in woningen monteren? De Amsterdammers die in het Spiegel wonen, zouden dat kostelijke water maar gebruiken om in het bad te liggen, of om er hun tuinen mee te bespuiten. Die waren niet eens met groenten of aardappelen beplant maar nog erger met bloemen!

Hierna ondernemen beide heren stappen om de hand te leggen op een onontgonnen terrein, niet te ver van Bussum gelegen en geschikt om er een prise-d’eau (puttenveld) te maken met een watertoren en een pompgebouw. In verband met de aanvoer van steenkolen voor de stoommachines moest het wingebied bovendien nabij een spoorweg of een verharde weg liggen. Het lukt hen een dergelijk bij uitstek geschikt terrein in erfpacht te verkrijgen van ‘Stad en Lande van Gooiland’. Het is een perceel grond van ruim 3 hectare groot en gelegen ten zuiden van de bebouwde kom van Bussum tussen de toenmalige Grindweg en de spoorbaan Amsterdam-Hilversum-Amersfoort. Op dit terrein wordt in 1896 een proefboring gedaan van 29 meter diepte. Het water uit de proefboring is helder, kleurloos, reukloos en zuiver van smaak. Een door de heer N. van de Sleen verrichte chemische analyse toont aan: ‘water van den zuiverste kwaliteit’. 

 
 Het boren van waterputten, 1902
 

Start drinkwaterleidingbedrijf

Op 16 december 1897 verleent de gemeenteraad van Bussum de concessie definitief aan voornoemde heren Van den Broek en Van Barneveld Kooij. Zij brengen de concessie onder bij de nog in datzelfde jaar op te richten N.V. Industriëele Maatschappij. Deze maatschappij zal later de Bussumse Waterleiding Maatschappij (BWM) oprichten als dochtermaatschappij.

Met grote voortvarendheid gaat de maatschappij aan het werk onder leiding van de eerste directeur J.E.G. Noordendorp. Het technisch ontwerp van de Bussumse waterleiding wordt gegund aan ingenieur H.P.N. Halbertsma uit Den Haag. Hij wordt tevens aangesteld als technisch adviseur van de maatschappij. Op vrijdag 11 juni 1897 verricht de heer Halbertsma in het Zuid-Hollands Koffiehuis te Den Haag de aanbesteding van het machinegebouw, de watertoren en de dienstwoningen voor de machinisten. De laagste inschrijver voor het gehele werk is de aannemer Lieven Mouissie uit Bussum.

   
 
Ir. Hidde Halbertsma, 1910

Ondertussen hebben zich al een honderdtal gegadigden (allen uit de beter gesitueerde kringen) gemeld voor een aansluiting op de nieuwe waterleiding. Bovenaan de lijst staat de burgemeester van Bussum (Jonkheer R. van Suchtelen van den Haare). Verder komen op de lijst diverse prominente personen voor, zoals de psychiater en schrijver Frederik van Eeden, de dichter Clinge Doorenbos, de schrijver H.J. Schimmel en de heren J.H. Biegel en J.C. Loman, de projectontwikkelaars van ’t Spiegel.

Zoals gezegd waren Van den Broek en Van Barneveld Kooij al eerder succesvol met het verwerven van concessies. Hun Industriëele Maatschappij kon daarbij terugvallen op de Deli Maatschappij die goed geld verdiende in voormalig Nederlands-Indië.
Ook voor ingenieursbureau H.P.N. Halbertsma te Den Haag was het een bekende procedure. Hidde Halbertsma maakte een groot aantal ontwerpen voor watertorens, onder andere in Vlaardingen, Schiedam, Amsterdam (vernieuwing), Leeuwarden, Almelo, Meppel, Tilburg en Roermond.

 
Het waterleidingpompstation aan de Grindweg, 1898
 

Het ontwerp

De prise-d’eau (puttenveld) wordt ontworpen op een terrein van ongeveer 80 meter breed en 400 meter lang. Het eerste puttenveld is slechts 150 meter lang en telt vier pijpbronnen die twee aan twee met een tussenruimte van 50 meter aan weerszijden van het machinegebouw (pompstation) gesitueerd worden. Het puttenveld wordt later natuurlijk flink uitgebreid (uiteindelijk 26 putten). Verder komt er een pompstation (machine-en ketelgebouw met een schoorsteen) met twee stoompompwerktuigen, met stoomketels en toebehoren, een woning voor de machinist en een steenkolenbergplaats voor in totaal 30 ton kolen. En er komt een hoofdtoevoerleiding naar het hoofdverdeelpunt op de Brinklaan op de hoek van de Kerkstraat en de Herenstraat. Het gehele buizenstelsel bedraagt in het begin 14,5 km.

De watertoren wordt geprojecteerd op hetzelfde terrein als het puttenveld. Het plaatijzeren geklonken reservoir was geconstrueerd volgens het systeem van prof. Intze te Aken. Het reservoir bestaat hoofdzakelijk uit een cilindervormige wand van 4,95 m hoogte en 7 m diameter, en heeft een nuttige inhoud van 200 m3 en een hoogste waterspiegel van 35 m + A.P.

   
 
Kantoor van de waterleiding in de Nassaulaan, 1960

In november 1897 koopt de maatschappij het pand Nassaulaan 10 om er een kantoorruimte en showroom te vestigen. Als bouwbureau huurt men een pand aan de Brinklaan 16A en voor de opslag van buizenmateriaal en hulpstukken ten behoeve van de aanleg van het leidingnet een perceel grond aan de Zwarteweg.

De watertarieven worden als volgt vastgesteld. Tarief A: per geplaatste watermeter moet men per jaar voor een verbruik van 25 m3 drinkwater ƒ 10,– betalen. Tarief B: per geplaatst 3/8 tappunt moet men (bij een woninghuur tot ƒ 75,– per jaar) voor het drinkwater ƒ 5,20 per jaar betalen. Voor het houden van een rund, paard of ezel moet bovendien één gulden per jaar extra worden betaald.

Een geweldige waterstraal

Op 14 mei 1898 is het zover. ’s Middags wordt het bedrijf officieel in werking gesteld nadat vooraf de genodigden het machinegebouw en de watertoren in ogenschouw genomen hebben onder de bezielende leiding van ir. Halbertsma. De regen valt die dag met bakken uit de hemel zodat alle stalhouders met al hun rijtuigen worden opgeroepen om naar het stadhuis te komen en vandaar uit vertrekt men exact om 14.00 uur naar de watertoren. Daar aangekomen onthult burgemeester Jonkheer R. van Suchtelen van de Haare een marmeren gedenksteen boven aan de binnenzijde van de ingang (die er nog steeds zit), en verklaart de Bussumse Waterleiding Maatschappij voor geopend.

 
Nota waterleiding uit 1905
 

Terug in het gemeentehuis steekt men de gebruikelijke redevoeringen af. Dan komt het grote ogenblik: de burgemeester heeft nauwelijks als laatste zijn rede beëindigd of een geweldige waterstraal spuit uit een voor het gemeentehuis aangebrachte rots omhoog, zo krachtig en zo hoog dat tot grote verbazing van vele Bussumers en de samengestroomde dorpsjeugd de vlaggenstok van het zolderraam bijna geraakt wordt, waarna hij zich in een brede pluim neerstortend vermengt met het nog steeds neerkletterende hemelwater.

   
 
Tekst boven de voordeur aan de binnenzijde van de watertoren, 1898

In bedrijf

Het geringe aantal aansluitingen in het begin (circa 100) en het nominale waterverbruik geven al direct problemen. Elke dag moet de stoommachine worden gestopt en de vuren worden afgedekt, omdat het reservoir van de watertoren vol is. Ook de doorstroming in het leidingnet is zo gering, dat dagelijks enkele spui-en brandkranen worden opengezet om alsnog een goede doorstroming te krijgen. Alle bezitters van een tappunt wordt verzocht om, alvorens water te gebruiken, eerst enkele emmers water af te tappen anders kon het water vervuild zijn.
De Bussumse apotheker C.J. Koning controleert het drinkwater in die dagen regelmatig. Volgens zijn bevindingen is alles uitmuntend, dus het water is zeer zuiver.

 
Tekening buizennet Bussum, 1900
 

Het aantal aansluitingen blijft echter ver achter bij de verwachtingen en op 1 januari 1902 bedraagt het aantal aansluitingen slechts 258. Ook Frederik van Eeden ziet het ineens niet meer zitten om een leiding aan te leggen op het bekende landgoed Walden. Hij beschikt daar immers over voldoende goede welputten. Maar de mensen zien al snel de voordelen van een aansluiting op de waterleiding. De bevolking van Bussum neemt snel toe en dat resulteert in 1906 in 1481 aansluitingen waarvan 44 in de buitenwijken van Naarden. De vooruitzichten zijn gunstig. De gemeente Weesp is al jaren bezig om een drinkwaterbedrijf te stichten. Diverse proefboringen zijn al verricht zonder goed resultaat. Er worden proeven genomen met het ozoniseren van Vechtwater, maar ook dit loopt op niets uit. Uiteindelijk blijkt de enige praktische oplossing te zijn de Industriëele Waterleidingmaatschappij te verzoeken of deze bereid is drinkwater te leveren aan de gemeente Weesp. 

 
Watertoren Weesp
 

Uitbreiding

De zaak wordt spoedig beklonken, maar de exploitatie is voor de gemeente Weesp financieel niet haalbaar. De Industriëele Maatschappij biedt de gemeente aan de gehele installatie te bouwen. De bouwkosten zijn echter dusdanig hoog dat, indien de gemeente zelf de exploitatie ter hand neemt, het drinkwatertarief voor de bevolking van Weesp veel te hoog zou worden.

De oplossing komt uit het bedrijfsleven van Weesp, waaronder de Firma Van Houten (chocolade) die een flinke financiële bijdrage geeft van ƒ 200.000,–. In 1906 komt de bouw van de watertoren van Weesp gereed, zodat de distributie van drinkwater van Bussum (pijpleiding van ruim 18 km) naar Weesp, naar een gedeelte van Naarden (aan de Bussumse kant gelegen) en naar de buitenwijken van Huizen kan starten. In 1907 vindt de plechtige opening plaats en besloten wordt de exploitatie de eerste drie jaar in handen te geven van de BWM waarna met ingang van 1 januari 1910 het bedrijf in eigen beheer wordt genomen.

In 1915 vinden ook de eerste oriënterende gesprekken plaats over waterlevering vanuit Bussum naar de gemeenten Huizen, Laren, Blaricum, Kortenhoef en ’s-Graveland. De waterleidingbedrijven van Amsterdam en Utrecht zijn echter ook in de markt. Op voorhand neemt de BWM alvast contact op met ‘Stad en Lande van Gooiland’ ter verkrijging van nog eens zeven hectare grond in erfpacht voor een toekomstige uitbreiding van het puttenveld.

   
 
Volelektrisch pompstation met schakelkast Bussum-Weesp

Ondertussen zorgt de eerste wereldoorlog voor grote problemen. De prijs van steenkool is fors gestegen en de aanvoer is zeer beperkt. Ook de gietijzeren en loden buizen voor de aanleg van hoofd- en dienstleidingen zijn maar mondjesmaat verkrijgbaar. Door de schaarste aan kolen worden op het eigen terrein van de BWM dennen en berken gekapt om de stoomketels in bedrijf te houden. De takken afkomstig van het gekapte hout, verkoopt men onder andere per bos aan broodbakkerijen en particulieren. De heersende voedselnood brengt de directie van de BWM op het idee op de gepachte grond haver te gaan verbouwen. Met de verkoop van haver wordt een aardige winst gemaakt. Deze bijverdienste wordt in 1917 en 1918 voortgezet, maar een uitbreiding met de teelt van bruine bonen mislukt.

Voorlopig ontstaat er door de eerste wereldoorlog een stagnatie in de woningbouw, waardoor het aantal aansluitingen ver achterblijft bij de prognose. In 1917 gaat het beter als het Majella Ziekenhuis aangesloten wordt op het waterleidingnet. Bovendien doet de warme zomer van 1917 het pompstation aan de Grindweg met zijn drie stoommachines op volle toeren draaien. Gezien het hoge waterverbruik wordt uitbreiding van de installatie en het puttenveld een bittere noodzaak.

 
Volelektrisch pompstation met schakelkast Bussum-Weesp
 

Met de capaciteitsuitbreiding van het puttenveld doet de elektriciteit zijn intrede bij de BWM. In februari 1918 wordt de eerste elektrisch aangedreven centrifugaalpomp in bedrijf genomen. De pomp heeft een capaciteit van 225 m3 water/per uur. De twee kleine stoommachines worden door deze uitbreiding overbodig en worden opgeruimd. De grote stoommachine blijft en gaat dienst doen als aanvulling en tevens als noodvoorziening bij het uitvallen van de stroom, wat in die dagen nogal eens voorkwam.

Goede en slechte jaren

In 1915 wordt de stenen koepel boven op de watertoren vernieuwd. Na het vieren van het 25-jarig jubileum in 1923 volgen sombere jaren. Dat begint al in 1924 als de verwachte drinkwaterlevering vanuit Bussum aan Laren, Huizen en Blaricum niet doorgaat. Daarnaast gaat de gemeente Weesp, ten behoeve van de drinkwatervoorziening van Naarden, het drinkwater betrekken van het Provinciaal Waterleidingbedrijf van Noord-Holland. (Dit bedrijf was in 1920 opgericht door de provincie.) Het concessiegebied van Weesp, ten zuiden van Huizen, gaat (tot grote verontwaardiging van de BWM) ook over naar de PWN.

Na drie slechte zomers met een matig waterverbruik is 1929 een bijzonder jaar. De winter geeft de BWM en de afnemers veel problemen. Door de zeer strenge vorst bevriezen in totaal meer dan 400 dienstleidingen en zo’n 260 watermeters. Zelfs de hoofdleidingen blijken tegen dit koudegeweld niet bestand te zijn. Na die strenge winter volgt een zeer warme zomer. Met de toenmalige installatie kan men nauwelijks het extreem hoge waterverbruik bijhouden. Het gebeurt regelmatig dat het reservoir in de watertoren tegen de avond praktisch leeg is. 

   
 
Het pompgebouw, 1923

Verdere uitbreiding

Door de toename van de bevolking van Bussum en de gevolgen van die warme zomer is wederom uitbreiding van de installatie, het puttenveld en het hoofdleidingnet noodzakelijk.

Er zijn ook plannen voor de bouw van een nieuwe watertoren in een hoger gelegen gebied van Bussum om zo de ontstane drukklachten op te vangen. Maar gezien de hoge kosten en mede omdat in de oorspronkelijke concessievoorwaarden over de druk in het leidingnet niets was bepaald, wordt het plan voorlopig in de ijskast gezet. Wel gaat men over tot het vergroten en uitbreiden van het hoofdleidingnet. Het pompstation wordt uitgebreid met een elektrische centrifugaalpomp en de drie oudste winputten worden vervangen door drie putten met een gresbuis, die een grotere productiecapaciteit hebben. In het bos op het terrein wordt een tweede huis gebouwd.

De toevoer van drinkwater naar de watertoren van Weesp geeft nogal wat problemen, doordat de waterstandaanwijzing in die toren herhaaldelijk defect is. In de machinekamer in Bussum kan men dan niet meer aflezen hoeveel water zich in het torenreservoir bevindt. De samenwerking tussen Bussum en Weesp als afnemer is zeer gebrekkig.

In 1931 vervangt de N.V. Gooische Tramweg Mij. haar stoomvoertuigen door motorisch aangedreven wagens. Hierdoor gaat een van de grootste waterverbruikers voor de BWM met een afname van 3000 m3 water/per jaar verloren. Dit wordt later gecompenseerd door de komst van de N.V. Gooische Stoomwasserij; het bedrijf is goed voor een jaarlijkse afname van 39.000 m3 water/per jaar. In 1931 bedraagt de afname van deze wasserij 40% van de totale hoeveelheid geleverd water in Bussum.

In 1936 zijn er weer plannen om de watertoren op te hogen en het torenreservoir te vergroten. Door een knullige mislukte onderhandse aanbesteding en de hoge kosten sneuvelt dit plan voortijdig. De watertoevoer naar Weesp wordt langdurig onderbroken door een groot lek in de zinker die door de rivier de Vecht loopt. De watervoorziening voor Weesp wordt tijdelijk overgenomen door de PWN. Pas door het leggen van een noodzinker kan op 13 april de waterleverantie aan Weesp weer regelmatig plaatsvinden vanuit Bussum. 

 
De Stork dieselmotor uit 1938
 

Het begin van het dieseltijdperk

In 1938 treft men maatregelen om in tijden van nood of oorlog de drinkwatervoorziening veilig te stellen. De laatste stoommachine en de beide stoomketels worden afgebroken om plaats te maken voor een 80 pk Stork dieselmotor, systeem Ganz-Jendrassic, die een centrifugaalpomp aandrijft met een productiecapaciteit van 300 m3 water/per uur. Hiermee wordt het stoomtijdperk definitief afgesloten. Door de aanschaf van de dieselmotor dalen de kosten per m3 en was men niet langer meer afhankelijk van het elektriciteitsbedrijf. 

   
 
De houtgasmotor uit 1945

De oorlogsjaren

Gedurende de oorlogsjaren 1940-1945 krijgt het bedrijf heel wat moeilijkheden te verwerken wegens de grote schaarste aan onder andere brandstoffen en technische hulpmiddelen, en het langdurig wegvallen van de elektrische stroom en de spertijden. De drinkwatervoorziening moet in stand worden gehouden met op hout gestookte gasmotoren. Dit waren omgebouwde automotoren die werden gevoed met gassen die vrijkwamen uit het verbranden van hout. Dit hout werd gekapt in onder andere het wingebied en gedroogd bij de steenfabriek in Naarden. De afgewerkte gassen van de automotoren werden via leidingen en via de ramen van het pompgebouw naar buiten afgevoerd, dus uit de ramen staken allerlei leidingen! Op de bevolking van Bussum wordt een beroep gedaan om zuinig met het water om te gaan. Echter tevergeefs, zodat de BWM noodgedwongen moet overgaan op rantsoenering van het drinkwater. 

50-jarig bestaan

Op 14 mei 1948 bestaat de BWM een halve eeuw. In die 50 jaar ontwikkelde Bussum zich tot een gemeente met 33.000 inwoners. Het aantal aansluitingen op het leidingnet bedraagt dan ruim 7.700 en de waterbehoefte is gestegen naar 1.060.000 m3 water/per jaar. Voor het gehele voorzieningsgebied is dit ruim 1.800.000 m3 drinkwater (1948). De tarieven blijven al die jaren ongewijzigd, op de laagste tarieven na (gebruik minder dan 60 m3 water per jaar). Deze tarieven worden zelfs tweemaal verlaagd.

Na de viering van het 50-jarig bestaan komt er een domper voor de BWM. In december 1948 neemt de gemeente Naarden een raadsbesluit aan om de verleende concessies aan de gemeente Weesp en de BWM niet te verlengen. De levering van drinkwater wordt vanaf 1 januari 1949 overgenomen door de PWN. Dit betekent voor de BWM een flinke financiëleaderlating.Bovendien is door het wegvallen van de levering aan Naarden het Gemeentelijk Waterleidingbedrijf van Weesp ook niet meer rendabel. Daarom besluit de gemeente Weesp om de gemeente Naarden te volgen en de concessie aan Bussum niet te verlengen en de drinkwatervoorziening eveneens over te dragen aan de PWN.

In 1958 bedraagt het aantal aansluitingen 9.800 bij een aantal van 39.000 inwoners. Daarna beleeft de waterleiding rustigere tijden. De mogelijke fluoridering van het drinkwater in 1966 zorgt nog wel voor opschudding. 

   
 
De watertoren na de verbouwing in 1967

Het verval van de watertoren

Door oxidatie van het in de togen verwerkte ijzer raakt het bovenste deel van de watertoren in 1967 sterk in verval. Men besluit uiteindelijk om de kop van de toren te slopen en de rest van een metalen mantel te voorzien. Het werd op de grond te gevaarlijk wegens neerstortende stenen. De verbouwing en gedeeltelijke modernisatie in 1967 werd uitgevoerd door P. de Vletter. De vernieuwde toren wordt in dat jaar het mikpunt van de plaatselijke carnavalsvereniging, die met veel vertoon en muziek de toren en het pompstation tijdens het carnaval in ‘beslag’ neemt. Oorspronkelijk was de toren bijna 35 m hoog, na deze verbouwing was dit 30,1 m.

 
Het plankje met de tekst van de bouwers uit 1897
 

Bij de sloop in 1967 van het bovenste gedeelte van de watertoren wordt in de houten nok, keurig verstopt, een houten plankje gevonden dat was geschreven door de bouwers van de toren in 1897. De tekst luidt:

“Toen wij deze Tooren bouwden,
Bij zoomerhitte en winterkoude,
Dachte wij vaak vereend van Zinnen,
Wie zal eenmaal zijn sloop beginnen’’

B. van Harmelen
H. van Harmelen
J. Korver
Gebr. Montfoort
J. Nolles,

Woudsend, Friesland
30 October 1897
Koud weer.

Er volgen daarna enige warme zomers en de BWM raakt in de problemen. De grondwaterstand zakt naar een bedenkelijk laag peil. Het water in de bronputten is dermate gedaald dat enkele pompen het laten afweten. Er komt een sproeiverbod en de BWM staat voor de keuze: afstappen van het huidige vacuümsysteem en overgaan op onderwaterpompen, of elders een nieuw tussenstation bouwen. Voor dat laatste wordt gekozen en zo wordt het hulppompstation ‘Randweg’ in april 1972 een feit. Twee onderwaterpompen met elk een capaciteit van 125 m3 water/per uur geven het hoofdpompstation aan de Grindweg veel verlichting en de drukproblemen (in het Westerenggebied van Bussum) behoren dan tot het verleden.

In 1980 levert dit hulppompstation 1.000.000 m3 water en het pompstation aan de Grindweg nog eens 2.000.000 m3. Het aantal aansluitingen bedraagt dat jaar 13.263 op een inwoneraantal van 34.734. En het waterbuizennet is dan ruim 105 km in Bussum. Ook wordt aan waterleidingbedrijf Midden-Nederland water geleverd voor de Hilversumse Meent. 

   
 
Impressie van het pompstation na 1945

De overname

Nadat in de loop der jaren door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland diverse pogingen zijn ondernomen om de BWM in te lijven, bereikt men in 1980 met de N.V. Industriëele Maatschappij overeenstemming. Met de overname van de aandelen is een bedrag gemoeid van ƒ 6.7 miljoen. De gemeenteraad van Bussum is niet erg gelukkig met de overname en gaat in beroep bij de Raad van State. De raad van Bussum ziet liever een overname door het Waterleidingbedrijf Midden-Nederland, dat lagere watertarieven voor de afnemers hanteert. Het beroep mag uiteindelijk niet baten en op 11 maart 1982 gaat de raad akkoord met de door Provinciale Staten gestelde voorwaarden.

De PWN koopt uiteindelijk een sterk verouderd waterleidingbedrijf waarbij heel veel vernieuwd moet worden, onder andere het hoofdleidingnet in Bussum. De PWN klaagt veel in die tijd, maar men had dit alles vooruit kunnen weten. De PWN gaat voortvarend te werk: vele buizenstelsels worden vernieuwd, de asbestproblematiek (binnenkant van sommige buizen) komt in het nieuws, maar alles wordt uiteindelijk keurig opgelost. 

 
Een putpeiling op de Gooise heide
 

De verontreiniging van de bronnen

Op 12 augustus 1981 wordt het pompstation Randweg wegens een ernstige verontreiniging van het gewonnen water, afkomstig uit de beide winputten, gesloten. De productie en distributie van drinkwater wordt overgenomen door het pompstation Laaderhoogt te Laren van de PWN. Men probeert het nog een paar maal, maar de aard van de verontreiniging is dermate ernstig, dat de beide putten en het pompstation Randweg enkele jaren later worden gesloten en ontmanteld.

Op 15 januari 1987 constateert men opnieuw verontreiniging van de bronnen. In tien van de in totaal 23 bronputten van het pompstation aan de Grindweg treft men bij een routinecontrole de stof Bromacil aan. Bromacil is een onkruidverdelgingsmiddel dat onder meer gebruikt werd bij bermbespuitingen. Ook hier is de aard van de verontreiniging dermate ernstig, dat het pompstation tijdelijk wordt gesloten.

   
 
Ingang watertoren, afbeelding boven de deur

Nu anno 2010 kunnen we met de kennis die we nu hebben rustig zeggen dat de NS hieraan schuldig was (ook al werd dat toen heftig ontkend). Aan de andere kant van het spoor was destijds de stapelplaats Crailo en in die tijd vertrok de landelijke NS sproeitrein (tegen onkruid) vanaf Crailo en kwam er ook weer terug. Die lege trein met zijn tankwagons moest inwendig schoongemaakt worden en tijdens dat schoonmaken kwam het regelmatig voor dat het verontreinigde water uit die tankwagons gewoon in de grond verdween. Het stonk daar dan ook behoorlijk. Dat was vooral het gevolg van onwetendheid en het ontbreken van strenge milieuwetten. Uiteindelijk werden de productie en distributie van het drinkwater overgenomen door het pompstation Laarderhoogt en het waterleidingbedrijf Midden-Nederland.

Het met Bromacil verontreinigde water wordt uiteindelijk via een koolfilterinstallatie gezuiverd, waarna het gezuiverde water via kunstmatig aangelegde kanalen weer wordt geïnfiltreerd in de bodem van het wingebied. Het water afkomstig van de andere 13 bronputten wordt gedistribueerd naar het westelijk gedeelte van Bussum (Het Spiegel) en naar Ankeveen en Nederhorst den Berg. In 1987 wordt ook bekend dat door beperking van de grondwaterwinning ten gunste van flora en fauna het pompstation aan de Grindweg omstreeks 1990 definitief zal sluiten (het werd uiteindelijk 1994).

De BWM heeft al vanaf de oprichting een hechte club werknemers die zeer collegiaal zijn onder elkaar maar ook zeer loyaal zijn tegenover het bedrijf. Zo werken de machinisten bijvoorbeeld vooral in het pomphuis waar ze naast het technische werk van het pomphuis zelf ook nog de meteradministratie voeren, en de reparaties en het testen van de huiswatermeters verzorgen. Ook doet men veel aan regenwaarnemingen voor het K.N.M.I.

 
Bouwtekening van het terrein en het huisje
 

Daarnaast wordt het gehele terrein door hen onderhouden. Dat ziet er dan ook prachtig uit. De machinisten ontpoppen zich als fervente natuurliefhebbers, die met veel plezier zien hoe de natuur er zich ontwikkelt. Diverse vogels en klein wild voelen zich thuis op het terrein. Dat komt ook doordat er geen grote waterreservoirs aanwezig zijn, het opgepompte water gaat meteen via de watertoren naar de burgerij.

Toen de BWM begon in 1897 had men een concessie gekregen van de gemeente Bussum. Die was voor 50 jaar, met een paar ijkpunten erin (met name 1917, 1937 en 1947). De gemeente had in die jaren het recht om er een gemeentelijke waterleiding van te maken en de waterleiding dus over te nemen, maar men heeft nooit van dit recht gebruik gemaakt. Dat kwam omdat de concessievoorwaarden zeer ingewikkeld in elkaar zaten (wat de gemeente in 1897 willens en wetens zelf zo in elkaar gekunsteld had). In het kroonjaar 1947, toen het gemeentebestuur zich had moeten uitspreken over de uiteindelijke overname van de BWM, is men het domweg vergeten! En daarop haastte de BWM zich om van haar bevoegdheid gebruik te maken en de concessie nog gedurende 10 jaar voort te zetten. En dit is uiteindelijk stilzwijgend zo tot het eind doorgegaan. Uiteindelijk was het Rijksbeleid in de beginjaren tachtig dat er binnen enkele jaren nog maar zo’n 20 tot 25 waterleidingsbedrijven zouden mogen overblijven (in 1980 waren er nog zo’n 119 waterleidingbedrijven). De dagen van de BWM waren toen dus al geteld en het werd dus uiteindelijk de PWN die de BWM in 1982 overnam en die dus nu nog steeds het water in het Bussumse levert. 

   
 
Watertoren Bussum 1898

Het einde van het terrein

In 1994 waren de laatste activiteiten op het terrein gestopt en de vraag was nu: wat doen we met het terrein en de gebouwen? Het stuk grond met de watertoren was van de PWN, maar het stuk grond waar bijvoorbeeld het pompstation op stond, was vroeger van Stad en Lande van Gooiland en nu eigendom van het Goois Natuurreservaat (GNR).

Om met de toren te beginnen. De gemeente wilde de toren toch liever behouden voor educatieve doeleinden dan hem zo maar slopen, dus men ging de boer op om te kijken of er verenigingen waren die er belangstelling voor hadden.

De Historische Kring Bussum had belangstelling evenals de Radioamateurs, die het dak op wilden, en de Gooise vereniging voor Weer en Sterrenkunde maar uiteindelijk leidde dit alles tot niets. In 1996 besloot de PWN vijf watertorens waaronder die van Bussum te verkopen via een openbare inschrijving. Voor die van Bussum was grote belangstelling, er kwamen honderden mensen op af die wilde inschrijven vanaf ƒ 1,– tot ƒ 100.000,–. Helemaal toen het gemeentebestuur er ook nog eventueel woonbestemming van maakte!
Uiteindelijk werd de watertoren gegund en verkocht aan het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE) van Michiel Haas uit Naarden. Zie het artikel elders in dit blad.

Wat betreft het terrein van de waterleiding ging het GNR de boer op om te kijken of er verenigingen te vinden waren die zich in het oude pompgebouw wilde vestigen. In augustus 1997 droeg de PWN het pompgebouw over aan het GNR. Deze gaf het gebouw meteen door aan een aantal natuurverenigingen: de Vogelwerkgroep het Gooi en Omstreken, het IVN (de vereniging voor natuur- en milieueducatie), de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) en de Stichting Omgevingseducatie (SOE). Deze verenigingen zouden een stichting oprichten die zorg zou dragen voor de inrichting en exploitatie van het voormalige pompgebouw. Er zou nog een verbouwing plaats moeten vinden, kosten circa ƒ 400.000,–. En de PWN zou ook ƒ 200.000,– schenken. Er zijn vele (verbouw)plannen gemaakt maar het is uiteindelijk op niets uitgelopen.

Het pompgebouw is in de herfst van 2003 gesloopt. De twee huisjes respectievelijk in 1981 en 1984, en het kantoor aan de Nassaulaan werd eind jaren ‘80 afgestoten.

De auteur wil graag de heer A.G.M. van Zon (oudmedewerker van de BWM en de PWN) dank zeggen voor zijn hulp en opbouwende kritiek bij het schrijven van dit artikel.

Bronnen

  • A.G.M. van Zon, 90 Jaar Bussums Bronwater, 1988]]
  • T. van der Steen, Roermond, 100 jaar drinkwater uit Herten, 2001
  • Streekarchief Naarden
  • Archief Historische Kring Bussum
  • Eigen archief van de auteur
  • De Gooi-en Eemlander, diverse jaargangen
  • De Bussumsche Courant, diverse jaargangen
  • A.J.N. Fabius, Geschiedenis van Bussum, Bussum 1973
  • Archieven BWM en PWN
  • Archief A.G.M. van Zon
  • Foto’s: coll. HKB

Chris Leenders (1953) is geboren en getogen (Lothariuslaan) Bussumer. Sedert 2000 woont hij te Almere vanwaaruit hij op afstand het wel en wee van Bussum bestudeert. Hij heeft rechten en geschiedenis gestudeerd (type eeuwige student), is daarna uiteindelijk in het fiscale wereldje terecht gekomen. Heden ten dage doet hij veel historisch onderzoek en publiceert hij historische artikelen over met name Bussum. Tevens is hij vrijwilliger bij de Historische Kring Bussum.