Contactblad van de Historische Kring Bussum, jaargang 3, nummer 3 (december1987) pag 19-22
Windmolens in Bussum
M.J.M. Heyne
Klik hier voor de PDf versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
De eerste industrialisatie
Nadat Bussum in 1817 zijn zelfstandigheid had verkregen, werden omstreeks 1820 wat kleine industrletjes gestart, die onder Naardens bestuur verboden waren geweest. De eerste die een redelijke tijd gefunktioneerd heeft en wat werkgelegenheid bood was een Bakkerij van Scheepsbeschuit. Dit bedrijf was gevestigd aan de Havenstraat tussen de haven en de Landstraat en moet ongeveer 30 jaar hebben bestaan, Een andere vorm van industrie waren de blekerijen. Deze vestigden zich hoofdzakelijk langs de Bussumer haven en in de Bleekershoek. Zij maakten gebruik van het heldere en schone water in de zanderijsloten die het noordelijk deel. van de gemeente doorsneden. Als toeleverancier van die blekerijen startte KI. Portman in 1839 aan de Huizerweg (langs de latere Poststraat) een fabriek van Inlandse Zachte Spaanse Zeep. De afzet van dit produkt ging echter niet naar wens en Portman verkocht de fabriek nog datzelfde jaar aan D, Aeyelst, die het een jaar later doorverkocht aan Gortmans Bastiaanse. Ook die is er niet rijk van geworden, want toen de fabriek in 1848 werd opgeheven, heette ze reeds Firma Wijnkamp en van Ingen. Het industrialiseren ging dus nog niet zo voorspoedig. Maar wat kun je ook verwachten in een overwegend agrarische gemeente met een inwonertal dat in de eerste 22 jaar van ziJn zelfstandigheid van ca. 400 tot ruim 700 was opgelopen?
afbeelding 1 |
De eerste molen
Binnen die agrarische gemeenschap was echter wel plaats voor een korenmolen. Ook die was door Naarden tot 1817 verboden geweest. In 1838 vroeg N. Lassov uit Ouderkerk a/d Amstel vergunning aan om in Bussum een korenmloen neer te zetten. Deze werd hem verleend .en burgemeester Hendrik Banis legde op 30 april 1839 de eerste steen. (Afb.1) De molen verrees ten noorden van het dorp aan de Kerkweg (Brinklaan) op 400 m. buiten het begin van de bebouwing. De bouw begon aan die kant rond de haven, dus langs de Havenstraat, Alleen aan de andere kant van de haven stonden ver tegenover de molen wat blekerijen in de Blekershoek. De grond tussen Bussum en Naarden was bouwland, op de engen, terwijl voorbij de molen langs de grens van de zanderijen een pad liep dat later de Generaal de la Reylaan zou gaan heten. De molen stond dus op een gunstig punt: aan de weg van Naarden naar Hilversum en rondom vrij van huizen of hoog geboomte. Alleen ter hoogte van de latere Eslaan was een smalle strook laag bos of hakhout,
afbeelding 2 |
De Volharding zoals de molen ging heten was ongeveer 25 meter hoog. Ze was gebouwd op een 7 meter hoge achtkanten stenen voet met daarop rustend de stelling. Verder was het molenlichaam met riet gedekt en van het bovenkruier type, (Afb. 2) Met haar vlakliggende stenen kon zij alleen graan malen, Dat was op de engen rondom Bussum in de vorm van rogge ruim voorhanden. Over de eerste dertig jaar van de molen is nog weinig bekend. Eigenlijk alleen dat in die tijd op een kwade dag zich één der knechts in de molen heeft verhangen, wat natuurlijk het nodige opzien baarde in het dorp.
Op 1 mei 1867 kwam Louis Gerritsen als eigenaar / koormolenaar op de molen. Hij was in 1836 in Langbroek geboren en zou in 1884 weer richting Utrecht vertrekken. Gerritsen verwierf geleidelijk ook het bezit over wat gronden rond de molen en langs de Nieuwe Englaan die links van de molen werd aangelegd.
In 1882 heeft hij bezit echter verkocht aan de Amsterdamse melkslijter J. Pendraat. Deze zette ene De Boer als molenaar op de Volharding. Dat was echter van korte duur. In 1885 verwisselde de molen weer van eigenaar. Eerst kwamen molen en erf in het bezit van Rijk van den Akker uit Loosdrecht, om nog in datzelfde jaar te worden verkocht aan Anthonie Bakker die zelf als molenaar ging werken, waarschiylw tot 1890.
De molen kreeg steeds minder te doen. De engen in het Spiege werden villawijk en ook rond de Brinklaan verrezen steeds meer villa's. Daarmee werd ook de windvang van de molen geleidelijk aan een probleem. Bakker kwam in geldzorgen en verkocht de molen aan de aannemer E. van Klaarwater voor f 6100,-. In 1890 kocht koornrnolenaar A.G. Baas de Volharding en nam het malen van Bakker over. Drie jaar daarna deed Baas.de molen van de hand. Nu was Aart Duyser voor f 6600,- de nieuwe eigenaar. Hij was het die de molen voorgoed stil zette, Intussen werd de oude haven grotendeels gedempt en een nieuwe gegraven tot de Verlengde Oud Bussumerweg (De Genestetlaan). De houten Wethoudersbrug ui.t 1884 werd vervangen door de gietijzeren Siman Hendrik Veerbrug. Dat heeft dus molen nog allemaal zien gebeuren. Maar haar einde was nabij. In 1907 werd zij afgebroken, Vele fotos en prentbriefkaarten herinneren nog aan deze stoere wiekendrager, die bijna 70 jaar het silhouet van Bussum mede bepaalde.
afbeelding 3 |
De tweede en derde molen
Anthonie Bakker die stamde uit een Zaans molenaarsgeslacht, ging echter door met het maalbedrijf. Wjjs geworden door zijn ervaring met de toch beperkte mogelfjkheden van een korenmolen, liet hij van het geld dat hij voor de Volharding had gebeurd een kleine molen uit de Zaanstreek komen. Als plaats voor de nieuwe molen koos hij een stuk grond langs de Havenstraat, voorbij de Visserstraat, aan een pad dat later de Molenlaan zou gaan heten. De kleine molen werd daar op een houten schuur geplaatst, waardoor het geheel ca, 18 meter hoog werd, De lage huisjes langs de Havenstraat:en Visserstraat vormde geen beletsel voor de windvang. Afbeelding 3 toont één der weinige foto's van deze molen gezien vanaf de Havenstraat hoek Visserstraat met in het midden de bakkerij Van Fliert, met bakkersgezin, Hij doopte de molen "Ebenhaëzer.
Deze molen had geen liggende stenen maar kantstenen: die makkelijk te wisselen waren. Daardoor kon Bakker behalve graan er ook specerijen mee malen. Voor kindermeel gebruikte hij een set speciale stenen, Jarenlang ging het hem goed, Zo zelfs dat hij het aandurfde om een wat kleinere molen er naast te plaatsen, waarmee blauwsel kon worden gemalen. De Hogeweg was toen nog een onbebouwd pad en langs de Driestweg stonden wat spaarzame lage boerderijtjes. Dit zou echter niet zo blijven. Telkens werd er wat om heen gebouwd. Door de bebouwing van de Hogeweg was het eerst met de blauwselmolen gedaan. Daarna raakte de molen zo Ingeklemd en bovendien ver vewijderd van de nog resterende enggronden, dat Bakker het raadzaam achtte daar op te breken. Hij verkocht rond 1917 Ebenhaézer aan Kouwenberg die de molen kort daarna liet slopen.
De vierde molen
Bakker besloot het voor de derde maal te gaan proberen. Van het geld van de verkoop liet hij eenzelfde molen (wederom) uit de Zaanstreek komen. Aangezien het om een houten bouwwerk ging kreeg hij vergunning om binnen de verboden kring van Werk IV aan de St. Janslaan op de hoek met de Hamerstraat zijn molen op te bouwen (afb. 4).
afbeelding 4 |
Op dat moment stonden er dus in Bussm twee dezelfde molens. Dat duurde echter maar kort, want Kouwenberg liet zijn molen aan de Molenlaan al spoedig slopen. Doordat beide molens zo sterk op elkaar leken is het hardnekkige misverstand ontstaan dat de molen aan de St. Janslaan van de Molenlaan afkomstig zou zijn.
Bakker dacht binnen de Verboden Kring veilig te zitten tegen woningbouw, De huizenrij aan Hamerstraat en Bijlstraat hielden toen imners goed halverwege op wegens het bereiken van de Verboden Kring waarbinnen rond de forten geen stenen huizen mochten worden gebouwd. Reeds in 1926 was het met zijn rust gedaan. Naarden werd als vesting opgeheven, wat inhield dat ook de forten rond Bussum hun strategische betekenis verloren en de Kringwet niet langer meer van toepassing was. Bussum was uit het corset van forten verlost, haalde opgelucht adem en begon naar hartelust te bouwen. De Hamerstraat en de Bijlstraat werden verder volgebouwd en aan de overkant van de St. Janslaan werd het Eendrachtspark uit de grond gestampt. Er zat voor Bakker niets anders op dan zijn molen af te breken en te verhuizen, want hij gaf het nog niet op en hlj zag nog mogelijkheden,
De vijfde molen
Ca. 500 m. verderop in de eng in zuid-oostelijke richting vlak bij de houten villa van Dankelmeijer en de eerste speeltuin van Van Rosmalen bouwde Bakker zifi molen weer op. Door de afbraak was er wat materiaal onbruikbaar geworden, zodat het model moest worden aangepast. Het werd dan ook een wat merkwaardig bouwsel. Op een in verhouding hoge vierkante schuur van hout kwam een penmolen, met het model van sen gesloten standaardmolen, maar dan met een stelling. Bakker schilderde er een tékst op uit Jesaja 40; 31 : Zij zullen lopen en niet moede worden, Zlij zullen wandelen en niet nat worden en noemde zijn molen "De Wandelaar":
Deze molen was een allesmaler. Behalve stenen voor koren en specerijen had zij ook stenen voor het malen van marmer. Dat marmer werd grof gemalen voor terazzowerk, waarbij het overblijvende poeder, het z.g. grijs, als schuurpoeder werd verkocht voor stenen vloeren zoals in het Majella-ziekenhuis en Mariënburg,
Hier had Bakker voorlopig rust. De crisis kwam en ook de tweede wereldoorlog. Al die tijd stond de uitbreiding van Bussum op een laag pitje. Maar na de oorlog werd de woningbouw energiek-ter hand genomen.. De reeds lang geprojekteerde Ceintuurbaan werd op enkele tientallen meters vóór de Wandelaar aangelegd. Het zou niet lang meer duren tot de te bouwen flatblokken tussen Huurmanlaan en Karel Doormanlaan de grond rond de Wandelaar zouden opslokken. Nu had het geen zin meer om de molen nogmaals te verplaatsen. In Bussum was geen veilige plek meer te vinden. Bovendien was de aanvoer van grondstoffen reeds tot een mlnpunt gedaald. Daarom verkocht de familie Bakker hun molen aan de gemeente. Deze dachten er nog wel even over om het karakteristieke bouwwerkje als monument van agrarisch verleden achter het Sportpark Zuid te plaatsen, Het houtwerk was helaas zo slecht geworden, dat dit niet meer haalbaar bleek. De molen werd tenslotte in december 1950 voor afbraak verkocht. Alleen een doorgang onder de flats naar de Jan Thijssenstraat en de Ambachtstraat markeert de plaats waar de laatste molen van Busum stond.