Contactblad van de Historische Kring Bussum, jaargang 5, nummer 1, mei 1989) pag 25-30
De familie Kerp : "De een speelt viool, de ander met de schaar"
Marcus van der Heide
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
De Gooi-en Eemlander van 24 november 1988 berichtte ons het overlijden van de Dussumse knipkunstenares Irma Kerp -Schlesinger.
T.g.v. het 100jarig bestaan van Toonkunst Bussum in 1983 interviewde ik het echtpaar voor Toonband, het Orgaan van Toonkunst. De Heer Kerp was (en is nl. nog steeds) de oudste donateur van de ereniging en speelde vóór WO II al viool in het orkest van de Muziekschool van Toonkunst. In twee afleveringen (febr. en april 1983) werd toen aandacht aan heden en verleden besteed. Sindsdien ontstond een speciale band met dit bijzondere echtpaar, dat zo open stond voor de schone kunsten van muziek en knipkunst. Vele malen mocht ik hun grote belangstelling voor alles, hun moderne visie op zo hoge leeftijd meemaken, als ik met de nieuwe Toonband bij hen binnenviel. Wat had met name Mevrouw Kerp een open oog en oor voor de jeugd, mijn jongeren op school en het 'moeilijke' (d. i. moeilijk in de markt liggend) Klassieke Talen. Wat genoten beiden van de nieuwere letterkunde die ik aanbeval ter lezing: ze werd verslonden...
De keer dat de Hr. en Mevr. Kerp bij ons te gast waren, kwamen na de maaltijd ook de moeilijke tijden vóór, tijdens en na de oorlog ter sprake, die zozeer hun stempel gedrukt hebben op vele Joodse families (Daarbij kwam nog een extra moeilijkheid, dat men als Duitser na de oorlog moest bewijzen, dat men gedurende de bezetting actief de zijde van Nederland had gekozen!) Hoe genoten ze al deze jaren van mijn eigen opgroeiende kinderen. Op 23 oktober 1988 waren ze aanwezig in het Rosa Spierhuis, waar Petra in de Serie Jong Talent mocht optreden, haar eerste grote recital samen met fluitiste Mariken van Spronsen. Met de haar grote bescheidenheid vroeg Irma mij, of Petra misschien een knipsel leuk zou vinden. Ze gaf de laatste dubbele kaart die ze had, met een venster van knipwerk, als blijk van waardering. Een maand later valt de rouwkaart in de bus. Een hoogstaande vrouw, aan wier levenswijsheid wij zo goede herinneringen behouden, is heengegaan.
Voor het CONTACTBLAD werden de oorspronkelijke interviews omgewerkt en aangevuld met gegevens van de laatste jaren.
Naar Bussum (1929)
De Heer en Mevrouw Kerp traden in Spanje, waar hij werkzaam was voor het Frans-Duitse Kali Kartel, in 1925 in het huwelijk (Zie bijgaande advertentie, die wettelijk verplicht tweetalig moest verschijnen in de Spaanse krant, naast de Spaanse tekst hier dus de Duitse):
Om gezondheidsredenen verhuisden ze naar Amsterdam. De keuze Holland was een bewuste na de aangename kennismaking en goede herinneringen van de vader van de Heer Kerp (die nl.de 6 weken durende Internationale Opium Conferentie van 1911/12 Den Haag had meegemaakt). En zo werd de grote stap naar Amsterdam gedaan.
Hr. Kerp : Toen we in 1927 onze woning aan de toenmalige Noorder Amstellaan (thans Churchilllaan) betrokken, hadden wij vanaf het balkon aan de achterzijde een prachtig uitzicht over de polder aan de Amstel. 's Avonds maakten wij daar vaak wandelingen, een idylle van vrede en rust. Twee jaar later was dit mooie beeld verdwenen. We keken tegen de muren van de in bliksem tempo gebouwde huurkazernes van de Zuider Amstellaan (thans Rooseveltlaan) aan.
Uiteraard hadden we van het Gooi een en ander gezien en veel gehoord. Kortom, ons besluit stond vast en we namen de trein naar Bussum. Voor het station stonden twee aapjes (koetsen, geen taxi's). Dat deed ons al sympathiek aan: hier heerste nog de goede oude tijd! We stapten in en zo ging onze tocht met de zachte schommeling van het koetsje over de landwegen van Bussum en het Gooi. Het was een schitterende dag. Toen we tegen de avond het tolhuis aan de Naarder Straatweg naderden, stegen in Huizen vuurpijlen op. Blijkbaar werd daar feest gevierd.
Wat gebeurde er echter: het paard zag de vuurpijlen en stopte. Het was met geen stok meer te bewegen zijn weg voort te zetten. De koetsier vertelde, dat zijn paard een oud Duits artilleriepaard was, dat de verschrikkingen van WO I had overleefd. Geen wonder dus, dat het terugdeinsde.. We begrepen zijn angst, en keerden terug.
We hadden genoeg gezien, trouwens. Acht dagen later hadden we ons eerste huis in Bussum, Willem Bilderdijklaan 5, gehuurd.
Toonkunst Bussum
Het spreekt vanzelf dat na het bruisende muziekleven in Spanje met zijn enthousiaste BRAVO-geroep (waarmee Nederlanders erg zuinig omspringen op concerten; de heer Kerp houdt zich gaarne op de Toonkunst concerten nog aan dit bekende Bravo) ook in Bussum de muziek weldra in zicht komt, door een toevalligheid overigens, aldus Gustav Kerp: Enkele maanden na onze verhuizing las ik in de Vossische Zeitung, de oudste krant van Berlijn, een uitvoerig artikel van Bronislaw Huberman over de mogelijkheden van amateurs om met succes strijkkwartet te spelen. Hij beklemtoonde, dat hierbij een goed cellist van grote waarde is. En zo wendde ik me tot de Toonkunst Muziekschool en kwam in gesprek met de toenmalige lerares cello Mej. Bos Janszen. We vormden een kwartet en speelden of ten huize van haar vader of bij ons. De Heer Bos Janszen was een fervent muziekliefhebber en secretaris van Toonkunst. Zo belandde ik dus ook in het 'Toonkunstorkest', dat vaak met versterking de Toonkunstconcerten begeleidde. Ver voor de oorlog bestond er dus al een "eigen" orkest, dat pas na de corlog officieel is toegetreden tot de Maatschappij ter Bevordering der Toonkunst.
De Heer Bos Janszen spreekt jubilaris Dudok van Heel toe 11-06-32 |
Onvergetelijk is het feest t.g.v. het 25jarig voorzitterschap van Dudok van Heel in 1932. Op zijn Buiten, Huize Berghuis, had de uitvoering plaats van Mozart's Bastien en Bastienne door leden van koor en orkest o.l.v. dirigent Ernest Mulder. Het was een prachtige zomerdag. De grote haag van bloeiende rhododendrons op de achtergrond vormden een schitterend decor voor het spel. De fotos die ik nog heb bewijzen het.
Het jaar daarop volgde het 50 jarig Jubileum van Toonkunst, met de Algemene Vergadering van de Maatschappij in de Rozenboom. Weer stelde de voorzitter zijn buiten open voor het slotfeest, waarbij de Esmoreit werd opgevoerd onder regie van Saalborn met de scènemuziek door Mulder zelf gecomponeerd. Een mooie herinnering uit deze jaren is ook de uitvoering van de Schöpfung van Haydn in februari 1935 in het herrezen Concordia gebouw.
Naar de knipkunst
De vergelijking van de muziek - knipkunst placht Mevrouw Kerp op haar lezingen graag als volgt onder woorden te brengen: Mijn man speelt elke avond viool, een of twee uren lang. Hij heeft nooit gevraagd wat ervan terecht komt. Wanneer hij de viool opzij legt, is zijn muziek weg -ergens in de ruimte vervlogen- maar in hemzelf is iets veranderd, iets nieuws geboren. In dat uurtje musiceren heeft hij contact gevonden met een wereld, die hij in zijn dagelijks doen en laten niet heeft kucnen bereiken. En hetzelfde gebeurt onder het knippen. Het is zo onbelangrijk wat er uiteindelijk van terecht komt, maar dit contact met die wereld die onze dagelijkse beslommeringen niet kent, dit zich helemaal overgeven aan iets wat binnenin ons is opgesloten, dat is het waarom het gaat en waarom het knippen op zichzelf zo'n bron van vreugde is - absoluut onafhankelijk van wat ervan terecht komt.
Vooral het woord liefhebber benadrukt Irma speciaal. Ze attendeert op het boek van J.Grabner Über die vereinigten Niederlande Gotha 1792. Nadat de schrijver uitvoerig stil heeft gestaan bij de 'Lustbarkeiten' van toneel, dans en muziek, gaat hij over op de verschillende 'Nationalvergnügungen' en de zgn."Liefhebbereien" ('Liebhabereien). De betreffende passage citeer ik hier, pg.337
"Im weitlaüfigen Sinne bezeichnet dies letztere Wort alles, womit sich jemand ausser seinen Berufsgeschäften mit einem gewissen Enthusiasmus, jedoch zum Vergnügen, beschäftiget. In diesem Verstande nimmt es der Niederländer, wenn er, um einen empfindungslosen beschrankten Mensch zu karakterisiren, ihn 'Mensch zonder Liefhebberei' nennt."
..........................
Verderop in het boek wordt de lezer dan op de unieke plaats van het knippen als "National-Vergnügen" gewezen.
Terug naar 1952
Tijdens de interviews in december 1982 / januari '83 had Mevrouw Kerp net de geslaagde Knipten toonstelling in het Spant achter de rug (zie affiche), een mijlpaal na 30 jaar zich inzetten voor de knipkunst.
In 1952 werd met moeite voor een tentoonstelling in Franeker een zestal knippers gevonden. Vanaf deze tijd wordt Irma de grote stimulator van wat zij zelf wel "het volkslied van de beeldende kunst" noemde, de papierknipkunst dus. Op ontelbare manieren propageerde zij deze kunst, via lezingen, publicaties van tientallen artikelen en cursussen.
In 1970 verscheen haar boek LEER KNIPPENDE ZIEN (reeds 4 drukken verschenen, ook in gebonden en pocketeditie uitgekomen in het Duits 1979). Aan de tweede druk werd een hoofdstuk EIGENTIJDS KNIPWERK toegevoegd, dat besluit met de woorden: "Vandaag (1981) de dag zijn er hcnderden onder alle leeftddsgroepen, die met een velletje papier en een schaar uren van stille vreugde beleven..... Aan hen heb ik het te danken, dat wij deze herdruk konden uitbreiden met dit hoofdstuk."
Het boek getuigt verder van haar grote kennis en inzicht in de geschiedenis en ontwikkeling van de knipkunst (zoals de Duitse protest knipsels, de symbolen en homoniemen van het Chinese knipwerk en niet te vergeten de Joodse knipsels). Reeds in de zeventiger jaren vermaakte zij haar indrukwekkende collectie voor het grootste gedeelte aan het Volkenkundig Museum in Haifa.
KNIP-PERS
In maart 1983 kregen de honderden knippers eindelijk een eigen tijdschrift, KNIP-Pers, kwartaalblad voor de knipkunst, uitgave NICK A'dam (= Nederlands Informatie Centrum-Knipkunst), toendertijd onder eindredactie van Lies Markus. In het eerste nummer werd uitgebreid aandacht besteed aan "de oudste en meest bekende lerares in ons land", zoals Lies Markus schrijft in deze bijdrage onder de titel "De Grand Old Lady van de Knipkunst" .
I.G Kerp - Schlesinger afm. 15 x 9 cm |
Mevrouw Kerp vertelt in het eerste nummer van de tweede jaargang hoe het allemaal begon op de huishoudschool van Harderwijk :
Zo kwam ik op een ochtend met een koffer vol voorbeelden, papier en scharen in de school waar de directrice mij vriendelijk begroette en naar een klaslokaal bracht. Verbaasd keek ik naar de kleine ruimte, want ik had verwacht in een groot lokaal de hele school voor mij te zien. 'Het knippen is voor alle leeftijdgroepen geschikt' begon ik aarzelend. 'Ja, die krijgt u ook', zei de directrice, 'vanmorgen zijn de ouderen aan de beurt, vanmiddag de jongeren. De ene klas na de andere:, Ik stond met de mond vol tanden. 'Directrice', durfde ik eindelijk te zeggen, 'het honorarium dekt net de onkosten voor vervoer en materiaal, waarmee met ongeveer 3 uur het werk in de school is gepland.' Nu was de directrice aan de beurt om verbaasd te kijken. 'Honorarium? Betaling? Wij betalen nooit iets voor dergelijke demonstraties.' .... Thuis gekomen zag ik, dat ik vergeten was in mijn briefje het zinnetje over de onkosten te vermelden.
In 1984 had Mevrouw Kerp het voorrecht dat de Knipkunst kalender dat jaar van haar hand was. Ook zijn er in de loop van de jaren diverse knip-ansichten (met zelf gemaakte gedichten bij de knipsels) verschenen.
Lintje
In 1985 werd het echtpaar Kerp onder het mom van de 60 jarige bruiloft naar het Gemeentehuis gelokt, waar reeds een grote schare van wachtenden aanwezig was en wel van vrienden en kennissen uit de knipwereld. Geheel onverwacht maakte de burgervader aan het einde van zijn speech de wending naar de Eremedaille verbonden aan de ORDE VAN ORANJE-NASSAU in zilver voor haar grote verdiensten voor de knipkunst. Met de haar grote bescheidenheid excuseerde Irma zich niet alleen voor het grote aantal gasten, waarvoor ze gezorgd had, maar deed het lintje af met de woorden : "Ik heb het niet verdiend, ik heb het kind slechts gebaard", waaraan ze toevoegde, zoals te lezen is in KNIP-PERS juni 1985 : "Het geeft me de zekerheid ergens bij te horen, bij de knippers, bij de Nederlanders, mijn accent ten spijt. Alleen wie de rol van buitenbeentje heeft beleefd, zal begrijpen hoe dankbaar ik jullie ben."
In het eerste lustrumjaar van KNIP-PERS werd Irma Kerp als eerste tot erelid door het knippersgilde, toen al de zevennhonderd gepasseerd, benoemd. In het Lustrumnummer, bestaande uit ong.40 lustrum knipsels, knipte Nel Bouwmeester een reminiscentie aan het lintje van 1983. Het ingezonden knipsel van Irma, waarschijnlijk één van de laatste (en laatst gepubliceerde) staat hiernaast afgedrukt, een hartewens bestaande uit -een geliefd onderwerp van haar- twee zwanen in een hart met uiteraard het Lustrumjaartal 1988. Toen kon ze nog niet bevroeden, dat dit haar 'zwanezang' zou zijn. Voor het nieuwe nummer van 1989 had ze al toezeggingen gedaan. Het mocht niet meer zo zijn.
Elly Stroucken-de Jager
In september 1988 kwam het praktische handboek PAPIER KNIPPEN van deze leerlinge van Irma uit. Ook Elly spreekt op pg. 85/6 van hart tot hartewens over Mevrouw Kerp in het hoofdstuk 'Hoe kom je er toe?' :
Eveneens van grote invloed op de bloei van de knipkunst in Nederland is mevrouw I-Kerp-Schlesinger. Door een journalist werd ze eens "the grand old lady" van de knipkunst genoemd. Het woordje 'old' werd hem door de toen 82-jarige dame niet in dank afgenomen. Wie haar kent begrijpt dat. Er zijn slechts weinig mensen die zó aanwezig en zó alert reageren op actuele zaken als mevrouw Kerp.
Vervolgens vertelt Elly dan, hoe ze zelf naar een knipdemonstratie werd toegesleept en een andere deur dan die van de calligrafie (wat ze die winter in 1980 wilde gaan leren) zeer wijd voor haar openging, "voor een groot deel te danken aan de persoonlijkheid van mevrouw Kerp. Ze zag altijd meer in mijn knipwerk dan ik zelf en hield niet op me met humor en wijdheid aan te sporen."
Irma heeft het boek nog meegemaakt en haar grote waardering erover uitgesproken. Ze noemt het "een kroon op haar werk" en een dochter vertelde later, dat Mevrouw Kerp had gezegd, dat haar eigen boek nu overbodig was (aldus de Gooi/Eembode van 26-1-89 in een bespreking van PAPIER KNIPPEN), wederom een uitspraak van bescheidenheid die Irma zo eigen was.
Toch: haar LEER KNIPPENDE ZIEN blijft een 'Ktèma eis aei' (Grieks: een bezit, een verworvenheid voor immer) Alleen al de titel is een vondst : Irma zag in elke knipper/mens, jong en oud, iets !
En : het edele handwerk KNIPPEN gaat door, mede dankzij de grote inspanningen die Lucie Cladys Irma Schlesinger zich getroost heeft, veertig jaar lang, en haar vele opvolgers en leerlingen, zoals Elly Stroucken uit Naarden.
De heer en mevrouw Kerp-Schlesinger knipsel van Elly Stroucken-de Jaqer
|