Boeren aan de deur
In mijn jeugd kwamen verschillende handelaren en venters aan de deur. Veelal werden deze handelaren in naam voorzien van het achtervoegsel ‘boer’. Zo had je de groenteboer, de voddenboer, de schillenboer, de petroleumboer, de melkboer en de kolenboer. Voorts had je nog de bakker met zijn broodkar, voorzien van een dubbeltonige fietsbel, de scharensliep met zijn trapkar en de ijscoman.
Bepaalde handelaren herinnerde ik mij nog goed. De melkboer was één der eersten die zich ’s morgens vroeg al meldde. ‘Wim’, onze melkboer was gekleed in een kort wit of beige jasje en voorzien van een vetleren, zwarte geldtas waarin hij zijn wisselgeld bewaarde. Zijn melkkar werd getrokken door een pony die luisterde naar de naam ’Frida’. De melkkar was goed te volgen want de glazen melkflessen rammelden in de stalen rekken die op het karretje waren opgestapeld. ’s Winters had de melkboer handschoenen aan, waarvan een deel van de vingers ontbrak. Wél grip op fles en wisselgeld, maar geen koude handen.
Oliestellen waren nog algemeen in gebruik en om deze één of méérpitters van petroleum te voorzien had men de beschikking over een petroleumblik dat meestal onder in een keukenkastje stond. De petroleumboer in zijn bruine corduroy pak, leek zelf doordrenkt te zijn met de vloeistof. Op zijn bakfiets stond een grote drum met een kraan waarmee hij op straat de blikken kon bijvullen.
Ook voddenboeren passeerden regelmatig met een bakfiets onder het luid roepen van ‘vóóóden. ‘
Wat dat betreft hadden de ijsboeren het makkelijker. Een bekende verschijning in Bussum was de fraaie ijskar van ‘le Dolomiti’, die voorzien was van een belletje dat hij voortdurend, onder het rijden, liet horen. Dat de verkoper van Italiaanse origine was, liet hij ook wel horen met zijn typische italiaanse tongval, dat zijn product naar mijn idee nog authentieker maakte. De glimmende slagroomspuit op zijn kar was ook een wonder van techniek!
Groenteboeren kwamen ook langs en ik herinnerde de kar van ene Bijman. Een groot gevaarte met vele kisten met groenten en fruit. Achterop openingen voor aardappelen. De grote kar werd getrokken door een groot paard dat zijn sporen van bestaan, de paardenvijgen, wel achterliet op de weg.
Kolenboeren van de firma ‘de Jager’ vulden bij ons het kolenhok met enige mud zwarte kolen die ze aanvoerden op een platte vrachtwagen. Zelf leken de mannen gekleed in zwartleren vesten, kolenzakken op hun rug, van een andere planeet te komen. Hun oogwit lichtte nog op, maar verder waren ze door het kolengruis in zwarte mannen veranderd!
De schillenboer was een echte boer, die eens in de week, voor het vee, schillen ophaalde met paard en wagen. Als tegenprestatie werd onze tuin in het voorjaar bedekt met gier, aangevoerd in een houten kar. Gier bleek een stinkend goedje dat nog lang op het gras bleef liggen.’Eco’ was het wel !
Het zijn geluiden, geuren en kleuren uit een verleden tijd die ik nog uit mijn hoofd kan ophalen. Bussumse herinneringen die na meer dan zestig jaar zijn gebleven !